ECLI:NL:RBNHO:2013:11493

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
14/700186-10
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering in hennepzaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze ontnemingszaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De zaak betreft de veroordeelde, die in 2011 was veroordeeld tot een werkstraf voor het bewerken van hennepplanten in een kwekerij in Heerhugowaard. De officier van justitie had op 3 december 2012 een vordering ingediend, waarin werd gesteld dat de veroordeelde een bedrag van € 2.330,00 aan wederrechtelijk verkregen voordeel had ontvangen voor haar werkzaamheden. Tijdens de zittingen op 18 januari, 15 april en 7 oktober 2013 werd de zaak behandeld, waarbij de veroordeelde en haar raadsman, mr. J.C. de Goeij, aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat niet is komen vast te staan dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ontvangen. De veroordeelde heeft verklaard nooit geld te hebben ontvangen voor haar knipwerkzaamheden, omdat uitbetaling pas zou plaatsvinden na de verkoop van de oogst. Dit werd ondersteund door verklaringen van medeveroordeelden, die ook aangaven dat zij pas betaald zouden worden na de verkoop. De rechtbank concludeert dat er te veel contra-indicaties zijn voor de aanwezigheid van wederrechtelijk verkregen voordeel, waardoor de vordering van de officier van justitie werd afgewezen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, wat betekent dat de veroordeelde niet verplicht wordt om het gevorderde bedrag aan de Staat te betalen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en vond plaats op 18 november 2013.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 14/700186-10 (ontneming)
Uitspraakdatum : 18 november 2013
Promisvonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie van
3 december 2012ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].

1.De vordering

De officier heeft bij vordering van 3 december 2012 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, lid 4 (de rechtbank leest verbeterd: lid 5) van het Wetboek van Strafrecht zal vaststellen op € 2.330,00 en dat aan veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van veroordeelde om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op
18 januari 2013. Dit betrof een zogeheten regiezitting.
Ter terechtzitting van 18 januari 2013 zijn gehoord de veroordeelde, haar raadsman mr. J.C. de Goeij, advocaat te Alkmaar, en de officier van justitie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot een tweede regiezitting op 15 april 2013 en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, teneinde nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Tevens zijn termijnen afgesproken in verband met de schriftelijke voorbereiding van de ontnemingszaak.
Ter terechtzitting van 15 april 2013 zijn gehoord de raadsman van veroordeelde, mr. J.C. de Goeij, advocaat te Alkmaar, en de officier van justitie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 7 oktober 2013 en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voornoemd teneinde nadere onderzoekshandelingen te verrichten. Tevens zijn definitieve termijnen afgesproken in verband met de schriftelijke voorbereiding van de ontnemingszaak.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder het met deze vordering samenhangende ontnemingsdossier, aangevuld met enkele afschriften uit het strafdossier en de in het kader van de schriftelijke voorbereiding uitsluitend door de officier van justitie gewisselde conclusie.
De officier van justitie heeft bij deze conclusie de vordering naar beneden bijgesteld tot een bedrag van
€ 1.165,00.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2013. Daarbij zijn gehoord de veroordeelde, haar raadsman mr. J.C. de Goeij, advocaat te Alkmaar, en de officier van justitie.
Vervolgens is het onderzoek gesloten en is de uitspraak bepaald op 21 november 2013 te 13.00 uur, welke datum nadien is gewijzigd in 18 november 2013 te 13.00 uur.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de gewijzigde vordering.
De officier van justitie heeft zich op de volgende berekening gebaseerd:
5 dagen knippen x 233 hennepplanten per dag x € 1,00 per plant = € 1.165,00.

4.Het standpunt van de raadsman

De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen, omdat veroordeelde nooit geld heeft ontvangen voor haar knipwerkzaamheden.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht het door de officier van justitie gevorderde bedrag te halveren, omdat het lijstje waarop de door veroordeelde geknipte hennepplanten werden geturfd betrekking had op twee dagen knippen. De door de officier van justitie gehanteerde berekening van 5 dagen knippen x 233 planten x € 1,00 per plant = € 1.165,00 moet volgens de raadsman zijn: 2,5 dagen knippen x 233 planten x € 1,00 per plant = € 582,50.

5.De beoordeling van de rechtbank

5.1
Veroordeling
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 27 april 2011 is veroordeelde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, waarbij onder meer is bewezen verklaard dat:
1. zij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 24 maart 2009, in de gemeente Heerhugowaard, in een bedrijfspand gelegen aan de [adres], meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
5.2
De beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voornoemd bewezen verklaarde strafbare feit heeft verkregen.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Veroordeelde maakte met vier andere vrouwen, te weten [medeveroordeelde], [medeveroordeelde], [medeveroordeelde] en [medeveroordeelde], deel uit van de zogenoemde ‘nieuwe’ knipploeg die in de hennepkwekerij in Heerhugowaard hennepplanten knipten.
Veroordeelde heeft steeds verklaard dat zij nooit geld heeft ontvangen voor haar knipwerkzaamheden, omdat uitbetaling pas zou plaatsvinden als de oogst verkocht was.
Ook [medeveroordeelde] en [medeveroordeelde] hebben verklaard dat zij nooit geld hebben ontvangen en dat zij pas geld betaald zouden krijgen voor hun knipwerkzaamheden als de oogst verkocht was. [medeveroordeelde] heeft eveneens verklaard dat zij nog moest worden uitbetaald.
In zoverre ondersteunen deze verklaringen de verklaring van veroordeelde.
[medeveroordeelde] heeft verklaard dat zij in januari 2009 twee keer in de kwekerij in Heerhugowaard is geweest en
toen175,00 euro heeft verdiend voor twee dagen plukken.
Anders dan de officier van justitie leest de rechtbank hierin niet dat [medeveroordeelde] heeft verklaard dat zij
telkensop de tweede dag het verdiende geld heeft ontvangen. Voorts kan uit deze verklaring niet geconcludeerd worden dat andere aanwezige knipsters, onder wie veroordeelde,
toenook geld hebben ontvangen.
[medeveroordeelde], die deel uit maakte van de ‘oude’ knipploeg, heeft verklaard dat zij voornoemde ‘nieuwe’ knipploeg uitleg heeft gegeven over het knippen van de hennepplanten. Ook heeft zij verklaard: “In Heerhugowaard kreeg je achteraf betaald.” Voorts heeft [medeveroordeelde] verklaard dat zij (de ‘oude’ knipploeg) soms weken op hun geld moesten wachten.
Anders dan de officier van justitie leest de rechtbank in de verklaringen van [medeveroordeelde] een ondersteuning voor de verklaring van veroordeelde.
Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat er teveel contra-indicaties bestaan voor de aanwezigheid van wederrechtelijk verkregen voordeel bij veroordeelde en dat er om die reden geen grond is voor het opleggen van de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

6.Beslissing

De rechtbank:
Wijst afde vordering van de officier van justitie.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. E.M. Devis en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van J.K. Krijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
18 november 2013.