ECLI:NL:RBNHO:2013:11887

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
2157197 - CV EXPL 13-7574
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonbetaling tijdens ziekte en de noodzaak van deskundigenverklaring

In deze zaak vorderde eiser, werkzaam bij Alverna, betaling van loon tijdens ziekte. Eiser was sinds 1 mei 1999 in dienst en meldde zich op 29 augustus 2011 ziek. Alverna stopte de salarisbetaling wegens ongeoorloofde afwezigheid en stelde dat eiser niet meewerkte aan re-integratie. De arbeidsovereenkomst werd opgezegd met toestemming van het UWV per 1 maart 2013. Eiser vorderde een bedrag van € 17.464,44, vermeerderd met rente, en stelde dat hem nooit passende werkzaamheden waren opgedragen. Alverna betwistte de vordering en voerde aan dat eiser verzuimd had een deskundigenoordeel over te leggen, zoals vereist volgens artikel 7:629a BW.

De kantonrechter oordeelde dat het primaire verweer van Alverna doel trof. Eiser had verzuimd de vereiste verklaring van de deskundige over te leggen, en er waren geen uitzonderingen van toepassing. De rechter concludeerde dat eiser niet kon onderbouwen dat hem nooit passende werkzaamheden waren opgedragen. Gelet op de omstandigheden en de ingebrachte arbeidsdeskundige oordelen, was het redelijk om van eiser te verlangen dat hij de deskundigenverklaring overlegde. De vordering werd afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten van Alverna, vastgesteld op € 800,00.

De uitspraak benadrukt het belang van het overleggen van een deskundigenverklaring bij vorderingen tot loonbetaling tijdens ziekte, en dat het niet meewerken aan re-integratie gevolgen kan hebben voor de loonbetaling. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 2157197 \ CV EXPL 13-7574
datum uitspraak: 19 december 2013 bij vervroeging

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

[eiser]

te [adres]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. U.J. van der Veldt
tegen

De Nederlandse Provincie van de Congregatie van de Zusters Franciscanessen

te Aerdenhout
gedaagde partij
hierna te noemen Alverna
gemachtigde mr. R.J. Wiebosch

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 juni 2013, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het door de kantonrechter tussen partijen gewezen en op 10 oktober 2013 uitgesproken tussenvonnis,
- de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 4 december 2013 gehouden comparitie van partijen.

De feiten

[eiser] is vanaf 1 mei 1999 in dienstbetrekking werkzaam geweest bij Alverna.
[eiser] verrichtte zijn werkzaamheden gedurende 35 uur per week in de functie van medewerker afwaskeuken tegen een salaris van € 1.663,28 bruto per maand.
Op 29 augustus 2011 heeft [eiser] zich vanaf zijn vakantieadres in Marokko bij Alverna ziek gemeld.
[naam], Algemeen Manager bij Alverna, (hierna: [naam]) heeft op
30 augustus 2011 bij aangetekende brief -onder meer- het volgende aan [eiser] bericht:
“Omdat dit al de derde keer is dat u zich vanuit uw vakantieadres ziek meldt, zullen wij bij terugkomst op de werkplek een gesprek arrangeren. De strekking van het gesprek zal zijn wat een goed werknemer betaamt te doen en bij het ontbreken ervan dit consequenties zou kunnen hebben op de continuering van uw dienstverband.”
Op 14 september 2011 hebben partijen met elkaar gespreken. In het daarvan opgemaakte gespreksverslag is het volgende opgenomen met betrekking tot te ondernemen acties:
“De heer [eiser] zal dmv een brief worden geïnformeerd dat er over de periode van 29 augustus tot en met 9 september geen salaris betaling zal plaatsvinden wegens ongeoorloofde afwezigheid.
Onderhavige verslag zal aan de bedrijfsarts worden voorgelegd, met het verzoek deze bij het spreekuur onderzoek te willen betrekken.”
Op 22 september 2011 heeft [naam] het volgende aan [eiser] geschreven:
“Wij kunnen u passende werkzaamheden aanbieden waarbij rekening wordt gehouden met uw belastbaarheid. Wij hadden met u afgesproken dat u op maandag 19 september naar de werkplek zal komen om samen met uw direct leidinggevende dhr.[naam], de mogelijkheden door te spreken. (…) U heeft in eerste instantie aangegeven niet te kunnen komen omdat u de nacht voor maandag 19 september slecht geslapen heeft. Vervolgens zijn er afspraken met u gemaakt o.a. dat u contact met voornoemde zal opnemen. Tot op heden is dit uitgebleven.
Het verbaast ons in hoge mate dat aan gemaakte afspraken geen gevolg geeft.
(…)Wij stellen u in de gelegenheid om in een persoonlijk gesprek op maandag 26 september om 09.00u van uw kant de toedracht van uw handelwijze te onderbouwen.
(…)”
Op 26 september 2011 heeft [eiser] gesproken met de in de brief van 22 september 2011 genoemde leidinggevende [naam] en met [naam], als personeelsadviseur/re-integratiedeskundige verbonden aan adviesbureau Enroute B.V. (hierna: Enroute).
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is tegen 1 maart 2013, na verkregen toestemming van het UWV, door Alverna opgezegd.
Aan de door het UWV verleende toestemming is een arbeidsdeskundig onderzoek van 16 oktober 212 voorafgegaan, gevolgd door een arbeidsdeskundig advies van
13 november 2012.
Het onder d bedoelde arbeidsdeskundig advies vermeldt onder meer dat:
- er sprake is van een weigering door [eiser] om mee te werken aan re-integratie;
- [eiser] niet heeft meegewerkt aan de door Alverna of de deskundige gegeven re-integratie voorschriften of getroffen maatregelen;
- de gegeven voorschriften/getroffen maatregelen redelijk zijn;
- [eiser] niet heeft meegewerkte aan het verrichten van passende arbeid;
- de aangeboden arbeid passend is;
- [eiser] geen deugdelijke grond(en) heeft om niet mee te werken.
[naam], als personeelsadviseur/re-integratiedeskundige verbonden aan Enroute B.V. (hierna: Enroute) heeft op 25 januari 2012 een vertrouwelijk rapport uitgebracht waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“(…)
Doel:
Afspraken te maken over een werkhervatting in eigen werkzaamheden. Op basis van een hieraan voorafgaand werkplekonderzoek.
(…)
Werkplekonderzoek:
Belanghebbende heeft op zijn werkplek een rondleiding met toelichting gegeven op zijn werkzaamheden (…). Geconcludeerd moet worden dat hij de meest voorkomende werkzaamheden kan verrichten. En de enige belemmering is; het uitnemen en neerzetten van de dienbladen met servies uit de servieskast op de afwas machine band. Geconstateerd wordt dat dit alleen belastend is bij de onderste vijf dienbladen, daarboven is het geen enkel probleem.
Dit is eenvoudig op te lossen met een eenvoudige aanpassing; het blokkeren van de onderste vijf regels in de servieskast. En met een instructie naar medewerkers restauratieve dienst en de bewoners toe om deze niet meer te gebruiken. De heer [eiser] wordt in staat geacht met genoemde kleine aanpassing zijn eigen werkzaamheden weer gedeeltelijk te verrichten. Hierbij in overweging genomen dat belanghebbende niet continue de afwasmachine bedient en er tussentijds ook andere lichte werkzaamheden zijn.
Afspraak:
In overleg (…) stopt de heer [eiser] met de huidige aangepaste werkzaamheden en gaat per as maandag 30 januari van 8 tot 12.00 uur hervatten in zijn eigen werkzaamheden. Er een aanpassing wordt gedaan door de onderste vijf regels van de mobile servieskast te blokkeren. Bewoners en directe collega’s zullen geïnformeerd worden alleen de bovenste 6 regels te gaan gebruiken.
(…)”

De vordering

[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Alverna zal veroordelen om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 17.464,44 vermeerderd met de vertragingsrente ten belope van 50% van € 17.464,44 = € 8.732,22 en voorts vermeerderd met de wettelijke rente over het totaalbedrag van € 26.196,66 vanaf 1 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Alverna in de proceskosten.
[eiser] heeft het volgende aan de vordering ten grondslag gelegd:
De voor [eiser] passende werkzaamheden zijn hem nooit opgedragen. Hem is daarentegen opgedragen weer de spoelwerkzaamheden in de keuken te verrichten. Deze werkzaamheden waren voor hem te zwaar.
De Alverna heeft met ingang van1 februari 2012 en vervolgens vanaf mei 2012 de salarisbetaling aan [eiser] stopgezet.
De arbeidsovereenkomst is met toestemming van het UWV dor de Alverna opgezegd per
1 maart 2013.
[eiser] heeft mitsdien gedurende 10,5 maand geen loon ontvangen, zodat hij over die periode te vorderen heeft: 10,5 x € 1.663,28 = € 17.464,44.

Het verweer

De Alverna betwist de vordering en voert daartoe -verkort weergegeven- het volgende aan:
Primair:
[eiser] heeft verzuimd conform artikel 7:629a BW bij de dagvaarding een deskundigenoordeel over te leggen. Daarom dient zijn vordering te worden afgewezen.
Subsidiair:
Alverna beroept zich op de uitzondering zoals genoemd in artikel 7:629 BW lid 3 sub c.
De tekortkoming om mee te werken aan de re-integratie rechtvaardigt een algehele loonstop.

De beoordeling

1.
Het primaire verweer van Alverna treft doel. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende.
2.
Het gaat in deze zaak om betaling van loon tijdens ziekte, zoals bedoeld in artikel
7:629 BW.
3.
Op grond van het bepaalde bij artikel 7:629a BW dient [eiser] daarom een verklaring van de in dat artikel genoemde deskundige over te leggen.
4.
[eiser] heeft verzuimd de in artikel 7:629a BW bedoelde verklaring over te leggen. Niet gesteld of gebleken is dat één van de uitzonderingen genoemd in het 2e lid van dat artikel hier van toepassing is.
5.
Ter zitting nader gevraagd kon [eiser] bovendien zijn stelling dat hem nooit passende werkzaamheden waren opgedragen niet met enig stuk onderbouwen.
6.
Mede gelet op die onder 5 bedoelde verklaring van [eiser] kan de kantonrechter, in het licht van de wel in het geding gebrachte arbeidsdeskundige oordelen, niet anders concluderen dan dat het overleggen van de meergenoemde verklaring van de deskundige in redelijkheid van hem kan worden verlangd.
7.
Op grond van het vorenstaande zal de vordering reeds moeten worden afgewezen.
8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

Beslissing

De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Alverna tot op heden vastgesteld op de € 800,00 wegens salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde uitspraakdatum.