Omdat de aanbouw echter in strijd is met het bestemmingsplan is daarvoor wel een omgevingsvergunning nodig ex artikel 2.1, eerste lid, aanhef, en onder c, van de Wabo (het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan).
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de beantwoording van de vraag of omgevingsvergunning kan worden verleend ondanks het feit dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan een grote mate van beleidsvrijheid heeft. Hieruit vloeit voort dat de rechtbank terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid, bij afweging van de betrokken belangen, tot zijn besluit om vrijstelling te verlenen heeft kunnen komen. De rechtbank kan slechts ingrijpen indien de uitkomst kennelijk onredelijk is.
Gelet op het vorenstaande staat vast dat de aanbouw niet alleen past in artikel 4 van bijlage II van het Bor (de planologische kruimellijst) maar ook past in de ‘Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012’. Daaruit volgt dat de nadelige gevolgen van een aanbouw al in wetgeving en beleid in abstracto zijn afgewogen. In dit verband is ook van belang dat een erfafscheiding van 2 meter hoogte vergunningvrij mag worden opgericht.
Ontegenzeggelijk zal eiser na realisatie van de aanbouw enig nadeel ondervinden als gevolg van toegenomen schaduwwerking en verlies van uitzicht vanuit de achterzijde van zijn woning op de straat. Evenwel is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid aan dit verlies van zonlicht dan wel de toename van schaduwwerking die uit de bezonningsstudie naar voren komt op het perceel van eiser en verlies van uitzicht geen doorslaggevende betekenis heeft hoeven hechten. Van een evidente privaatrechtelijke beperking in de vorm van onrechtmatige hinder als gevolg van het bouwplan is geen sprake. Daarvoor is met name van belang dat de tuin van eiser is gelegen op het noordoosten, waardoor de negatieve effecten van de aanbouw in de vorm van schaduwwerking zeer beperkt zullen zijn, zoals dat uit de overgelegde bezonningsstudie kan worden afgeleid. Dit wordt nog eens versterkt door het feit dat er -zo heeft de rechtbank begrepen- thans op de plek waar de zijmuur van de aanbouw zal worden geplaatst een erfafscheiding van 2 m hoog staat.
Ingevolge bestendige jurisprudentie van de Afdeling heeft verweerder eerst en vooral te beslissen omtrent het bouwplan zoals dit bij hem is ingediend. Indien het bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van een alternatief (eiser heeft er voor gepleit om de zijgevel van de aanbouw op ongeveer 2 m afstand van de erfgrens op te trekken) een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan niet in redelijkheid worden volgehouden dat een dergelijk geval zich hier voordoet. Daaruit volgt dat het betoog van eiser dat er alternatieven zijn die voor hem niet of minder bezwarend zijn, niet kan leiden tot het daarmee beoogde doel.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.