ECLI:NL:RBNHO:2013:12401
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.P. Veenhof
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkneemster tijdens de opzegtermijn zonder toekenning van een vergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 december 2013 uitspraak gedaan over het verzoek van [verzoekster] tot ontbinding van haar arbeidsovereenkomst met [verweerder]. [verzoekster], werkzaam als tandartsassistente, was sinds 8 augustus 2011 arbeidsongeschikt en ontving een WGA/WIA-uitkering. [verweerder] had toestemming van het UWV verkregen om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, met een opzegdatum van 1 februari 2014. [verzoekster] verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in omstandigheden en eiste een schadevergoeding van € 16.862,14 bruto.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 november 2013 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [verzoekster] stelde dat [verweerder] als goed werkgever tekort was geschoten in de re-integratie en dat dit had geleid tot een verstoring van de arbeidsrelatie. [verweerder] voerde aan dat er geen veranderingen in omstandigheden waren die een eerdere ontbinding rechtvaardigden en dat de verzoeken van [verzoekster] niet onderbouwd waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende gewichtige redenen waren om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, maar oordeelde dat [verzoekster] geen recht had op een vergoeding. De rechter overwoog dat de verzoeken van [verzoekster] meer leken te vallen onder de bepalingen van artikel 7:681 BW, en dat het toekennen van een vergoeding in deze procedure niet juist zou zijn. De kantonrechter heeft [verzoekster] de gelegenheid gegeven om haar verzoek in te trekken, met de mogelijkheid dat de arbeidsovereenkomst per 15 december 2013 zou worden ontbonden zonder vergoeding. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.