ECLI:NL:RBNHO:2013:12502

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
15/706229-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag door aanrijding met auto op fietsers

Op 16 augustus 2013 heeft de verdachte, terwijl hij met een snelheid van ongeveer 24 à 28 kilometer per uur reed, opzettelijk twee fietsers aangereden in Purmerend. De slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], fietsten op een brug waar zij geen uitwijkmogelijkheden hadden. De verdachte heeft geprobeerd hen van het leven te beroven, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachte raad. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaar. De rechtbank achtte het aannemelijk dat de verdachte in een gemoedsopwelling handelde, wat leidde tot de vrijspraak van moord. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor de materiële schade van [slachtoffer 2]. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en nam in haar overwegingen de eerdere veroordelingen van de verdachte mee.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer : 15/706229-13 (P)
Uitspraakdatum : 17 december 2013
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 december 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring te Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. van Bree en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. IJdis, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlaste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
hij op of omstreeks 16 augustus 2013 in de gemeente Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
met voorbedachten rade[slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en
na kalm beraad en rustig overleg, met een door hem, verdachte, bestuurde auto
rijdende op de rijbaan van de Gangeslaan en naderende een op het fietspad/de
fietsstrook van de Gangeslaan in dezelfde richting als verdachte rijdende
fiets, op welke fiets genoemde [slachtoffer 1] als passagier op de bagagedrager zat,
zijn snelheid heeft vermeerderd en/of (vervolgens) dat fietspad/die
fietsstrook en/of het daarnaast gelegen voetpad is opgereden en tegen de
achterzijde van die fiets en/of die op de bagagedrager van die fiets zittende
[slachtoffer 1] is aangereden, waardoor de bestuurder van die fiets en/of die [slachtoffer 1] ten
val zijn/is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 16 augustus 2013 in de gemeente Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk[slachtoffer 1]
van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte,
bestuurde auto rijdende op de rijbaan van de Gangeslaan en naderende een op
het fietspad/de fietsstrook van de Gangeslaan in dezelfde richting als
verdachte rijdende fiets, op welke fiets genoemde [slachtoffer 1] als passagier op de
bagagedrager zat, zijn snelheid heeft vermeerderd en/of (vervolgens) dat
fietspad/die fietsstrook en/of het daarnaast gelegen voetpad is opgereden en
tegen de achterzijde van die fiets en/of die op de bagagedrager van die fiets
zittende [slachtoffer 1] is aangereden, waardoor de bestuurder van die fiets en/of die
[slachtoffer 1] ten val zijn/is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 16 augustus 2013 in de gemeente Purmerend aan een persoon
(te weten[slachtoffer 1]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans
opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (hersenschudding en/of schedelbreuk
en/of gebroken rechterenkel en/of scheur in rechter scheenbeen), heeft
toegebracht, door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk met een door hem, verdachte, bestuurde auto rijdende op de
rijbaan van de Gangeslaan en [slachtoffer 1] een op het fietspad/de fietsstrook van
de Gangeslaan in dezelfde richting als verdachte rijdende fiets, op welke
fiets genoemde [slachtoffer 1] als passagier op de bagagedrager zat, zijn snelheid heeft
vermeerderd en/of (vervolgens) dat fietspad/die fietsstrook en/of het
daarnaast gelegen voetpad is opgereden en tegen (de achterzijde van) die fiets
en/of die op de bagagedrager van die fiets zittende [slachtoffer 1] is aangereden,
waardoor de bestuurder van die fiets en/of die [slachtoffer 1] ten val zijn/is gekomen;
Feit 2:
Primair
hij op of omstreeks 16 augustus 2013 in de gemeente Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na
kalm beraad en rustig overleg, met een door hem, verdachte, bestuurde auto
rijdende op de rijbaan van de Gangeslaan en naderende een op het fietspad/de
fietsstrook van de Gangeslaan in dezelfde richting als verdachte rijdende
fiets, op welke fiets genoemde [slachtoffer 2] als bestuurder zat en[slachtoffer 1] als
passagier op de bagagedrager zat, zijn snelheid heeft vermeerderd en/of
(vervolgens) dat fietspad/die fietsstrook en/of het daarnaast gelegen voetpad
is opgereden en tegen de achterzijde van die fiets en/of die op de
bagagedrager van die fiets zittende [slachtoffer 1] is aangereden, waardoor de
bestuurder van die fiets en/of die [slachtoffer 1] ten val zijn/is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 16 augustus 2013 in de gemeente Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto rijdende op de rijbaan van de Gangeslaan en naderende een op
het fietspad/de fietsstrook van de Gangeslaan in dezelfde richting als
verdachte rijdende fiets, op welke fiets genoemde [slachtoffer 2] als bestuurder zat en[slachtoffer 1]
als passagier op de bagagedrager zat, zijn snelheid heeft
vermeerderd en/of (vervolgens) dat fietspad/die fietsstrook en/of het
daarnaast gelegen voetpad is opgereden en tegen de achterzijde van die fiets
en/of die op de bagagedrager van die fiets zittende [slachtoffer 1] is aangereden,
waardoor de bestuurder van die fiets en/of die [slachtoffer 1] ten val zijn/is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 16 augustus 2013 in de gemeente Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
(te weten [slachtoffer 2]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans
opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk, na kalm
beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een door hem, verdachte,
bestuurde auto rijdende op de rijbaan van de Gangeslaan en naderende een op
het fietspad/de fietsstrook van de Gangeslaan in dezelfde richting als
verdachte rijdende fiets, op welke fiets genoemde [slachtoffer 2] als bestuurder zat en[slachtoffer 1]
als passagier op de bagagedrager zat, zijn snelheid heeft
vermeerderd en/of (vervolgens) dat fietspad/die fietsstrook en/of het
daarnaast gelegen voetpad is opgereden en tegen de achterzijde van die fiets
en/of die op de bagagedrager van die fiets zittende [slachtoffer 1] is aangereden,
waardoor de bestuurder van die fiets en/of die [slachtoffer 1] ten val zijn/is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1 en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten namelijk de poging tot moord en de poging tot doodslag. De officier van justitie heeft voorts gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 meer subsidiair ten laste gelegde feiten, namelijk de zware mishandeling van[slachtoffer 1] en de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2], met dien verstande dat verdachte bij beide feiten dient te worden vrijgesproken van de voorbedachte raad.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair gepleit voor gehele vrijspraak van de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten, daar verdachte niet de bestuurder van de auto is geweest.
Subsidiair heeft de raadsman van verdachte gepleit voor vrijspraak van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde poging tot moord, nu geen sprake is geweest van voorbedachte raad. Voorts heeft de raadsman van verdachte gepleit voor vrijspraak van de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag , wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op de dood van de slachtoffers. Op grond van de stukken van het dossier kan niet worden vastgesteld dat met zodanig hoge snelheid is gereden, dat er een aanmerkelijke kans is geweest dat één van de slachtoffers zou komen te overlijden. Ten aanzien van de onder 1 en 2 meer subsidiair ten laste gelegde feiten heeft de raadsman gepleit voor vrijspraak ten aanzien van de voorbedachte raad, alsmede voor het overige dat ten laste is gelegd, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten namelijk de poging tot doodslag op[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op grond van het volgende.
Op 16 augustus 2013 zat[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) in Purmerend achterop de fiets bij [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]). [2] [slachtoffer 2] hoort [slachtoffer 1] op enig moment zeggen: “Ik zie[verdachte] rijden”. [3] [slachtoffer 2] reed vervolgens de Gangeslaan in. Daar zag [slachtoffer 2] inderdaad verdachte rijden. [4]
[slachtoffer 2] zag dat de persoon in de auto verdachte was. Hij herkende hem van foto’s die [slachtoffer 2] eerder op Facebook had gezien. [5] Verdachte reed in een zilverkleurige Alfa Romeo. [6]
Toen [slachtoffer 1] op enig moment omkeek zag zij dat verdachte achter hen aanreed. Zij zag dat verdachte half op de rijbaan en half op de fietsstrook reed. [slachtoffer 1] hoorde de auto van verdachte achter haar ‘grommen’. [7] Zij hoorde dat er veel gas werd gegeven. [8] [slachtoffer 2] hoorde achter zich de auto accelereren. [9] Toen [slachtoffer 2] de brug opreed keek hij op enig moment achterom, omdat hij [slachtoffer 1] hoorde zeggen: “Schiet op, doorrijden, hij komt achter ons aan rijden, hij rijdt ons dood”. [10] Toen [slachtoffer 2] achterom keek, zag hij verdachte in de auto zitten. Hij zag duidelijk zijn gezicht en [slachtoffer 2] zag dat het verdachte was. [11] [slachtoffer 2] zag dat de auto erg dicht achter hun reed. [12] Op dat moment fietsten zij op het fietspad van de brug in de Gangeslaan. [13] Omdat zij op die brug reden konden zij geen kant meer op. Door de brugleuning konden zij niet uitwijken. [14] [slachtoffer 2] was zich ervan bewust dat zij de auto niet meer konden ontwijken. [15] [slachtoffer 2] hoorde en herkende het geluid van de auto als van een auto waarmee veel gas werd gegeven om in korte tijd snelheid te bereiken. Hij hoorde dat de auto hoge toeren maakte en hij hoorde het geluid niet minderen. Gezien dit geluid dacht [slachtoffer 2] ook niet dat verdachte geremd heeft. [16] Om de klap niet vol op te vangen heeft [slachtoffer 2] zijn stuur naar rechts gedraaid. [17] Dit deed hij zodat zij de klap met de zijkant op konden vangen. [18] Direct hierna voelde [slachtoffer 2] een klap. Hij voelde dat de auto de fiets raakte. [slachtoffer 2] voelde dat hij door de lucht vloog en op het wegdek terecht kwam.
Toen [slachtoffer 2] op het wegdek terecht kwam, zag hij dat [slachtoffer 1] door de lucht vloog en ook op het wegdek terecht kwam. Zijn fiets lag na de aanrijding zo’n 10 meter verder. Na de aanrijding is deze doorgegleden. Hij zag dat [slachtoffer 1] zo’n vier meter van zijn fiets lag. Zij lag op haar rechterzij en er kwam bloed uit haar oor. [19] Verdachte is vol over de stoep aankomen rijden toen hij het tweetal aanreed. Het fietspad ligt maar een paar centimeter hoger dan de rijweg. [20]
[slachtoffer 1] had nadat zij een grote klap voelde, gevoeld dat zij door de lucht vloog. Zij zag dat
[slachtoffer 2] van zijn fiets af sprong. Daarna kan zij zich niets meer herinneren. Het volgende dat zij zich kon herinneren was dat zij door een ambulancebroeder een nekkraag om kreeg. [21]
Bij slachtoffer [slachtoffer 1] was onder meer sprake van een schedelbasisfractuur en een schedeltrauma fractuur rechts parietaal. [22]
[getuige]hoorde op 16 augustus 2013 omstreeks 18:45 uur een klap als van een aanrijding. Het geluid kwam van de Gangeslaan. Getuige rende er naar toe en zag een zilvergrijze Alfa Romeo wegrijden. [23]
De auto waarin verdachte reed staat op naam van [slachtoffer 1]. Alleen verdachte rijdt in deze auto. [24] Op 17 augustus 2013 zag een agent een grijze personenauto rijden. De agent keek naar de bestuurder en zag dat het een man betrof van ongeveer begin 20 jaar oud, hij had kort zwart haar een licht getinte huidskleur. Het kenteken van het voertuig was [kenteken]. [25]
De achterzijde van de fiets was zwaar beschadigd. [26] Bij het schouwen van de grijze Alfa Romeo, type 156 en voorzien van het kenteken [kenteken] – de auto die op naam staat van [slachtoffer 1] maar waar verdachte gebruik van maakte [27] -, werd gezien dat aan de voorzijde van het voertuig meerdere deuken in de motorkap en diverse krassen en veegsporen op de voorbumper zaten. [28] Deze schade werd in verband gebracht met het voorval. [29] Na onderzoek is gebleken dat de voorzijde van voornoemde personenauto in botsing is geweest met de achterzijde van de fiets. [30]
Inclusief bestuurder en verdere (persoonlijke) inhoud zal het gewicht van de Alfa Romeo ongeveer 1350 a 1400 kilogram zijn geweest. Wat betreft de algemene ervaringsregels waaruit de kans kan worden afgeleid dat een fietser die wordt aangereden door een personenauto van dit gewicht komt te overlijden, wordt door [verbalisant], brigadier van politie, dienstdoende bij de Politie Noord-Holland, Team Verkeer, VOA, te Alkmaar, opgemerkt dat er veel variabelen zijn die daarbij een rol spelen, waaronder de hoek van aanrijden, de snelheid waarmee de aanrijding plaatsvindt, en het wel of niet dragen van een helm. Ook is van belang hoe en waar het slachtoffer op het wegdek terechtkomt (stoeprand, paaltje) en welke delen van de auto door het slachtoffer worden geraakt. [31]
Vastgesteld kan worden dat de plek waar de auto de fiets heeft geraakt, zich nagenoeg in het midden van de motorkap bevindt. [32]
Voornoemde brigadier komt – wat betreft de snelheid waarmee de auto heeft gereden - uit op een aanvangssnelheid van ongeveer 24 á 28 kilometer per uur. De Alfa Romeo zal tijdens de botsing ongeveer dezelfde snelheid hebben gehad. Deze snelheid komt ook overeen met het schadebeeld aan de fiets en de Alfa Romeo. [33] Als een aanrijding daadwerkelijk met 30 kilometer per uur plaatsvindt, kan er wel degelijk (ernstig) letsel ontstaan. [34] De brugleuning ter plaatse is een gevaar verhogende factor. Als één van de slachtoffers daar tegenaan gekomen was, had hij of zij mogelijk (veel) meer letsel opgelopen. Tevens betrof het een ouder voertuig waarbij tijdens de constructie minder rekening werd gehouden met botsvriendelijkheid ten opzichte van voetgangers en fietsers. [35] Tenslotte is van belang dat géén van beide slachtoffers een helm of andersoortige beschermende kleding droeg ten tijde van de aanrijding.
3.4.
Bewijsoverweging
De bestuurder
Verdachte heeft verklaard dat hij niet de bestuurder is geweest van de auto op het moment dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daarmee zijn aangereden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de auto van [slachtoffer 1] was maar dat diverse mensen gebruik konden maken van de auto, te weten: hijzelf, zijn broertje, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en enkele vrienden van [slachtoffer 2]. De sleutel van de auto werd gemakshalve altijd op de autoband gelegd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard wel de dag vóór de aanrijding en de dag ná de aanrijding in deze auto te hebben gereden. Als mogelijke gebruikers van de auto tijdens de aanrijding wijst verdachte in de richting van vrienden van [slachtoffer 2]. Zij zouden de aanrijding veroorzaakt hebben om verdachte “erin te luizen”.
Uit voorgaande redengevende feiten en omstandigheden is op te maken dat de rechtbank – anders dan door de raadsman en verdachte is bepleit – er vanuit gaat dat verdachte
de bestuurder is geweest van de auto op het moment dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daarmee zijn aangereden.
De rechtbank overweegt in dit verband nog het volgende.
Indien de rechtbank enige waarde zou hechten aan de verklaring die verdachte over het gebruik van de auto heeft afgelegd, zou dit betekenen dat de rechtbank mee zou moeten gaan met de complottheorie van verdachte. Niet nader genoemde vrienden van het slachtoffer [slachtoffer 2] zouden in dat geval zowel [slachtoffer 1] als hun eigen vriend [slachtoffer 2] hebben aangereden, uitsluitend teneinde verdachte ‘er in te luizen.’
Dit door verdachte ter terechtzitting geopperde alternatieve scenario acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig.
Hiertegenover staan de diverse verklaringen afgelegd door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Beide geven aan dat zij verdachte hebben herkend als bestuurder van de auto.
De rechtbank ziet geen enkele reden om aan de verklaringen van beide aangevers te twijfelen en acht hun verklaringen – in tegenstelling tot de verklaring van verdachte - betrouwbaar en geloofwaardig.
Opzet
Anders dan de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen bewezen dat het opzet van verdachte gericht is geweest op de dood van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2]. Uit het proces-verbaal VOA en het aanvullende proces-verbaal opgemaakt door [verbalisant], leidt de rechtbank af dat verdachte in ieder geval met een snelheid van ongeveer 24 á 28 kilometer per uur op de slachtoffers is ingereden, terwijl zij op een brug fietsten waar zij geen enkele uitwijkmogelijkheid hadden. Met eenzelfde snelheid zou verdachte ook op de fiets zijn gebotst, waarbij de auto met de middenkant van de motorkap de achterkant van de fiets heeft geraakt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door zich op voornoemde wijze te gedragen, het zuivere opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De adequate reactie van [slachtoffer 2] door zijn stuur naar rechts te draaien en hoogstwaarschijnlijk een dosis geluk, hebben ervoor gezorgd dat met name [slachtoffer 2] het er zonder verdere (en ernstigere) kleerscheuren van af heeft gebracht. Het letsel van [slachtoffer 1], een schedelbasisfractuur en een schedeltrauma fractuur, laat zien dat een fatale afloop evenzeer mogelijk was geweest.
Nu de rechtbank van oordeel is dat bij verdachte sprake is geweest van zuiver opzet, behoeft het standpunt van zowel de verdediging als het standpunt van de officier van justitie omtrent voorwaardelijk opzet, geen nadere bespreking.
3.5.
Vrijspraak pogingen tot moordMet de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting valt af te leiden dat verdachte het vooropgezette plan had om beide slachtoffers van het leven te beroven. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit om beide slachtoffers dood te rijden en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Verdachte moet minst genomen de gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap hebben gegeven.
Een dergelijk kalm beraad is niet komen vast te staan. De rechtbank acht het veeleer aannemelijk dat verdachte heeft gehandeld in een gemoedsopwelling. Verdachte heeft op enig moment zijn (ex-)vriendin achterop de fiets bij een andere jongen waargenomen, hetgeen hem op dat moment boos maakte. Het lijkt erop dat verdachte zijn (ex-)vriendin hierover wilde aanspreken door de auto stil te zetten in de buurt van waar zij fietsten, maar zij hebben hem vervolgens genegeerd door voorbij zijn auto te fietsen. Het lijkt erop dat verdachte zich op dat moment genegeerd en gekwetst voelde en dat dit zijn gemoedstoestand heeft beïnvloed. In een opwelling is verdachte vervolgens achter de twee aangegaan en heeft hen aangereden.
Deze gang van zaken is onvoldoende om te kunnen spreken van een vooropgezet plan, ook al omdat de tijdspanne tussen het moment waarop verdachte de twee zag fietsen en het moment dat hij hen heeft aangereden, zeer kort was.
De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat bij verdachte sprake is geweest van voorbedachte raad. Mitsdien kan hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd niet worden bewezen.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
subsidiair
hij op 16 augustus 2013 in de gemeente Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk[slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto rijdende op de rijbaan van de Gangeslaan en naderende een op het fietspad van de Gangeslaan in dezelfde richting als verdachte rijdende fiets, op welke fiets genoemde [slachtoffer 1] als passagier op de bagagedrager zat, zijn snelheid heeft vermeerderd en vervolgens dat fietspad en/of het daarnaast gelegen voetpad is opgereden en tegen de achterzijde van die fiets en die op de bagagedrager van die fiets
zittende [slachtoffer 1] is aangereden, waardoor de bestuurder van die fiets en die [slachtoffer 1] ten val zijn gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
subsidiair
hij op 16 augustus 2013 in de gemeente Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto rijdende op de rijbaan van de Gangeslaan en naderende een op het fietspad van de Gangeslaan in dezelfde richting als verdachte rijdende fiets, op welke fiets genoemde [slachtoffer 2] als bestuurder zat en[slachtoffer 1] als passagier op de bagagedrager zat, zijn snelheid heeft vermeerderd en vervolgens dat fietspad en/of het
daarnaast gelegen voetpad is opgereden en tegen de achterzijde van die fiets en die op de bagagedrager van die fiets zittende [slachtoffer 1] is aangereden, waardoor de bestuurder van die fiets en die [slachtoffer 1] ten val zijn gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen wordt ontzegd voor de duur van vijf jaren.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit om bij de eventueel op te leggen straf rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat hij nooit eerder op verdenking van dergelijke ernstige feiten met justitie in aanraking is gekomen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit de Justitiële Documentatie van 23 augustus 2013 en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag op een tweetal personen, te weten zijn (ex-)vriendin[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Verdachte heeft getracht voornoemde slachtoffers van het leven te beroven, door – terwijl slachtoffer [slachtoffer 1] bij slachtoffer [slachtoffer 2] achterop de fiets zat – met zijn auto met een snelheid van ongeveer 24 á 28 kilometer per uur tegen hun fiets te rijden waardoor zij zwaar ten val zijn gekomen. Op het moment dat verdachte hen aan ging rijden, konden zij geen kant op aangezien zij zich op een brug bevonden.
Vooral [slachtoffer 1] – notabene de moeder van het kind van verdachte - is door het voorval ernstig gewond geraakt, maar de gevolgen hadden voor beiden vele malen ernstiger kunnen zijn. Dat de uiteindelijke fysieke gevolgen (met name voor [slachtoffer 2]) zijn meegevallen, is een gelukkige omstandigheid, die echter niet de verdienste van verdachte is.
Verdachte heeft door zijn handelen beide slachtoffers angst aangejaagd en hun lichamelijke integriteit ernstig aangetast. Hij heeft de auto waarin hij reed gebruikt als potentieel dodelijk wapen. Het heeft er alle schijn van dat verdachte dit puur vanuit jaloezie en gekrenktheid heeft gedaan. De rechtbank neemt dit alles verdachte bijzonder kwalijk. Naast de gevolgen voor de slachtoffers, draagt een dergelijke gedraging bij aan gevoelens van onveiligheid en geschoktheid onder burgers.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten. Voorts heeft de rechtbank ten nadele van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte door zijn houding ervan blijk gegeven heeft het laakbare van zijn handelen niet in te (willen) zien.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank ziet overigens – nu er geen sprake is van enige behandeling die plaats moet gaan vinden - geen meerwaarde in een proeftijd van drie jaren.
6.4.
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor na te noemen duur.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 687,90 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit een fietsreparatie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering geheel voor toewijzing vatbaar is. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat daarbij de in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bedoelde schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De raadsman heeft aangevoerd de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 300,00 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat - zonder enige factuur waaruit de aanschafdatum en prijs van de fiets blijken - de nota in verhouding tot de vermoedelijke waarde van de fiets, hoog is. Vergoeding van de materiele schade tot een bedrag van € 300 komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal hetgeen meer of anders is gevorderd, afwijzen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 179a van de Wegenverkeerswet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
dertig (30) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
tien (10) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte ter zake van beide feiten tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
vijf (5) jaren.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 300,00, voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 300,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
zes (6) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A.M. van Dijk, voorzitter,
mr. A.C. Haverkate en mr. A.S. van Leeuwen , rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.E. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 december 2013.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer 1] van 7 september 2013, pagina 26 en proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 16 augustus 2013, pagina 33
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 16 augustus 2013, pagina 33
4.Verklaring van getuige [slachtoffer 2] van 20 november 2013 afgelegd bij de rechter-commissaris (los ingevoegd)
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 16 augustus 2013, pagina 33
6.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster[slachtoffer 1] van 17 augustus 2013, pagina 22
7.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster[slachtoffer 1], van 28 oktober 2013 (los bijgevoegd)
8.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster[slachtoffer 1], van 28 oktober 2013 (los bijgevoegd) en proces-verbaal van verhoor van aangeefster[slachtoffer 1] van 17 augustus 2013, pagina 22
9.Proces-verbaal van getuige [slachtoffer 2] van 30 oktober 2013 (los bijgevoegd)
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 16 augustus 2013, pagina 33
11.Verklaring van getuige [slachtoffer 2] van 20 november 2013 afgelegd bij de rechter-commissaris (los ingevoegd)
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 16 augustus 2013, pagina 33
13.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] van 16 augustus 2013, pagina 30 en proces-verbaal van verhoor van aangeefster[slachtoffer 1], van 28 oktober 2013 (los bijgevoegd)
14.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster[slachtoffer 1], van 28 oktober 2013 (los bijgevoegd)
15.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 16 augustus 2013, pagina 33
16.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 16 augustus 2013, pagina 34
17.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 16 augustus 2013, pagina 34 en proces-verbaal van verhoor van aangeefster[slachtoffer 1] van 17 augustus 2013, pagina 22
18.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] van 16 augustus 2013, pagina 30
19.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 16 augustus 2013, pagina 34
20.Verklaring van getuige [slachtoffer 2] van 20 november 2013 afgelegd bij de rechter-commissaris (los ingevoegd) en foto nummer 7, pagina 67 (horende bij proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van 11 september 2013)
21.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster[slachtoffer 1] van 17 augustus 2013, pagina 22
22.Medische brief J. Schnieders, revalidatiearts, van 15 oktober 2013 (los bijgevoegd)
23.Proces-verbaal van [getuige] van 16 augustus 2013, pagina 56
24.Verklaring van getuige[slachtoffer 1] van 20 november 2013 afgelegd bij de rechter-commissaris (los bijgevoegd)
25.Proces-verbaal van overtreding van 18 augustus 2013, door [verbalisant 2], pagina 48
26.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van 11 september 2013, pagina 78
27.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2013
28.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van 11 september 2013, foto 14, pagina 78
29.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van 11 september 2013, pagina 71
30.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van 11 september 2013, pagina 81
31.Aanvullend proces-verbaal, opgemaakt door [verbalisant], brigadier van politie, dienstdoende bij de Politie Noord-Holland, Team Verkeer, VOA, te Alkmaar (los bijgevoegd, pagina 3)
32.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van 11 september 2013, foto 17, pagina 72 en de eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 3 december 2013 van voornoemde foto
33.Aanvullend proces-verbaal, opgemaakt door [verbalisant], brigadier van politie, dienstdoende bij de Politie Noord-Holland, Team Verkeer, VOA, te Alkmaar (los bijgevoegd, pagina 4)
34.Aanvullend proces-verbaal, opgemaakt door [verbalisant], brigadier van politie, dienstdoende bij de Politie Noord-Holland, Team Verkeer, VOA, te Alkmaar (los bijgevoegd, pagina 3)
35.Aanvullend proces-verbaal, opgemaakt door [verbalisant], brigadier van politie, dienstdoende bij de Politie Noord-Holland, Team Verkeer, VOA, te Alkmaar (los bijgevoegd, pagina 4)