In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Noord-Holland, afdeling Privaatrecht, sectie Kanton te Haarlem, is een eindvonnis uitgesproken na een tussenvonnis over de aansprakelijkheid van de Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het Gebied van de Gezondheids- en Welzijnszorg (CAV). De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. C. Teiwes, vorderde schadevergoeding voor de kosten van het herbegraven van een overleden persoon, waarbij de aansprakelijkheid van CAV ter discussie stond. De procedure volgde op een eerder vonnis van 13 maart 2013, waarin de eisende partij was toegelaten om de uiteindelijke kosten van het herbegraven te specificeren.
De eisende partij stelde dat de totale kosten € 10.699,30 bedroegen, welke kosten onder andere bestonden uit vergunningkosten, opgravingskosten, advocaatkosten en griffierecht. CAV betwistte deze kosten en voerde aan dat de advocaatkosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat de procedure niet noodzakelijk was. De kantonrechter oordeelde echter dat de kosten van het opgraven en herbegraven het gevolg waren van de tekortkoming van CAV, en dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking kwamen.
De kantonrechter wees een schadevergoeding toe van in totaal € 8.577,84, bestaande uit de kosten van de vergunning, de opgravingskosten en een deel van de advocaatkosten. Daarnaast werd CAV veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 december 2013.