Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor door de afdeling sociale zaken en werkgelegenheid, bureau fraudebestrijding d.d. 12 december 2012, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte (dossierpagina 839-843);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor door de afdeling sociale zaken en werkgelegenheid, bureau fraudebestrijding d.d. 12 december 2012, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte (dossierpagina 844-857);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor door de afdeling sociale zaken en werkgelegenheid, bureau fraudebestrijding d.d. 19 december 2012, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte (dossierpagina 858-863);
- Schriftelijke bescheiden, te weten Heronderzoeksformulieren Bijstand, Rechtsmatigheidsonderzoekformulieren bijstand, Inkomstenverklaringen Wet werk en Bijstand en Mutatieformulieren Wet werk en bijstand (dossierpagina 50-189).
- Een schriftelijk bescheid, te weten een Rapport Uitkeringsfraude (Awb-WWB) d.d. 18 januari 2012 (dossierpagina 30-39).
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sancties
€210.572,51. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat verdachte nu legaal als kapster werkt, daarmee in haar eigen onderhoud voorziet en hierdoor tevens in staat is een maandelijks bedrag van de hiervoor genoemde schuld af te lossen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank de kans aanmerkelijk dat zij, indien haar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, na het uitzitten daarvan niet meer in staat zal zijn om in haar eigen onderhoud de voorzien of haar schuld op deze wijze af te lossen.
7.Toepasselijke wettelijke voorschriften
8.Beslissing
ZES (6) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
TWEEHONDERDVEERTIG (240) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.