ECLI:NL:RBNHO:2013:13255
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- P.G. Vroom
- Rechtspraak.nl
Vordering op grond van kredietovereenkomst en rechtsverwerking in een civiele procedure
In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Direktbank N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op basis van een kredietovereenkomst die op 18 augustus 1993 werd gesloten. De vordering betreft een bedrag van € 54.392,68, inclusief rente en kosten, als gevolg van wanbetaling door de gedaagden. De eisende partij, Direktbank, heeft herhaaldelijk aanmaningen gestuurd, maar de gedaagden hebben niet voldaan aan hun betalingsverplichtingen. De kantonrechter heeft op 4 april 2013 een comparitie gelast, waaruit bleek dat [gedaagde sub 2] niet was verschenen, waardoor verstek werd verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat beide gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verplichtingen uit de kredietovereenkomst.
In de beoordeling van de vordering heeft de kantonrechter geconstateerd dat [gedaagde sub 1] een beroep deed op rechtsverwerking, stellende dat Direktbank haar recht had verwerkt door jarenlang geen actie te ondernemen. De kantonrechter oordeelde dat de lange periode van stilzitten en het verzenden van standaard aanmaningen niet voldoende was om het vorderingsrecht te handhaven. Hierdoor werd de vordering van Direktbank tegen [gedaagde sub 1] afgewezen.
Tegen [gedaagde sub 2] werd de vordering toegewezen, omdat deze niet was verschenen en de vordering niet onrechtmatig of ongegrond leek. De kantonrechter heeft [gedaagde sub 2] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. In reconventie heeft de kantonrechter de vordering van [gedaagde sub 1] tot verklaring voor recht dat de vordering was verjaard, afgewezen, maar heeft wel geoordeeld dat Direktbank haar recht had verwerkt. De proceskosten werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.