ECLI:NL:RBNHO:2013:13256

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 augustus 2013
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
412768
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • P.G. Vroom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de aankoop van een paard en de gevolgen van buitengerechtelijke ontbinding

In deze zaak gaat het om de aankoop van een paard genaamd 'Boy' door eisers van gedaagden op 30 december 2010 voor een bedrag van € 5.500,00. Eisers hebben het paard gekocht met de verwachting dat het aan bepaalde voorwaarden zou voldoen, maar na de levering op 3 mei 2011 constateerden zij gebreken. De eisers hebben de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en gedaagden aansprakelijk gesteld voor schadevergoeding wegens non-conformiteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de levering van het paard heeft plaatsgevonden op 31 december 2010 en dat er binnen zes maanden na aflevering een gebrek is geconstateerd. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat eisers niet voldoende hebben aangetoond dat het paard bij aflevering al gebrekkig was. De conclusie was dat het gebrek niet te wijten was aan gedaagden en dat eisers geen recht hadden op schadevergoeding. De vordering van eisers werd afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Den Helder
Zaaknr/rolnr.: 412768 \ CV EXPL 12-2048 WG
Uitspraakdatum: 22 augustus 2013
Vonnis in de zaak van:
[naam eiser 1] en [naam eiser 2], beiden wonende te[plaats 1]
eisers
gemachtigde: mr. E.C. Joosen, werkzaam ten kantore van D.A.S. Rechtsbijstand te Roermond
tegen
1. [naam gedaagde 1]h.o.d.n. [naam], wonende en zaakdoende te [plaats 2], gemeente [Z]
2. [naam gedaagde 2]wonende te [plaats 2], gemeente [Z]
gedaagden
gemachtigde: mr. J.F.M. Verheij, advocaat te Amsterdam.

1.Het procesverloop

Eisers hebben een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 31 juli 2012.
Gedaagden hebben bij antwoord verweer gevoerd.
Na beraad heeft de kantonrechter bij vonnis d.d. 20 september 2012 een comparitie gelast, welke comparitie niet is gehouden.
Vervolgens is gediend van re- en dupliek.
Vervolgens is bij tussenvonnis d.d. 7 maart 2013 een comparitie gelast welke is gehouden.
Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel voldoende gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de overgelegde producties wordt in dit geding van de volgende feiten uitgegaan.
2.1.
Op 30 december 2010 hebben eisers van gedaagden het paard genaamd “Boy” gekocht voor een koopsom van € 5.500,00. Het betreft een jonge ruin, geboren op 21 maart 2008.
Partijen zijn daarbij tevens overeengekomen dat het paard Boy tot 1 mei 2011 bij gedaagden op [Z] zou blijven voor de opfok en dat Boy binnen 2 weken na de aankoop klinisch gekeurd wordt.
Op 10 januari 2011 is Boy klinisch gekeurd door dierenarts [dierenarts 1], met als conclusie: “Ruin is in goede conditie”.
Op 3 mei 2011 is Boy na een transport dat 18 uur duurde afgeleverd bij eisers in[plaats 1].
2.2.
Op 3 mei 2011 hebben eisers gedaagden als volgt gemaild:
Ik was vanmorgen om half tien op stal bij Boy en alles leek goed en rustig, daarna heb ik [C] ook nog even gebeld om te vertellen dat hij goed aan was gekomen alleen erg laat om 1 uur in de nacht!! Hij heeft wel 18 uur op de wagen moeten staan en dat heeft hem toch geen goed gedaan!!
Ik ben vanmiddag om 1 uur weer terug gegaan om hem te gaan poetsen en toen ik hem uit de stal haalde zag ik dat het niet goed met hem was, hij kon het ene been bijna niet voor het andere krijgen. Ik heb direct [A](eigenaresse en dierenarts) erbij gehaald en haar Boy laten kijken, ze zag ook direct dat er iets mis was en dacht aan de spieren/pezen en/of aan eventueel een kreupelheid door de lange reis.
We hebben hem in de roundpinn gezet zodat hij wat kon bewegen, dat deed hij wel, maar erg stijf. Hij heeft een prikje gehad voor de spieren en een msn poeder door het eten. Ik ben om 6 uur weer naar hem toe gegaan en hij had toch nog erge moeite met zijn voorbenen. Morgen kijken we weer hoe het met hem gaat en dan laat ik jullie ook weer wat weten. Ik vindt het heel erg voor Boy en hoop echt dat alles heel snel goed komt.
2.3.
Op 5 mei 2011 hebben eisers gedaagden als volgt gemaild:
Met Boy gaat het alweer wat beter, hij heeft nog wel last en ook vocht in zijn achterbenen maar het gaat al beter. Hij krijgt wel nog de medicijnen voor de spieren en de pijn.
Vandaag is hij al op de weide geweest en morgen proberen ze hem met twee andere ruinen op de wei te zetten, deze hebben ook nog geen scherpe ijzers.
Hij was zich rot geschrokken van een dikke boom haha …toen van 2 honden de cilo vondt tie ook maar raar. De nieuwe trainer is vandaag begonnen ([X]) ik denk dat hij over een dikke week met Boy begint met het grondwerk, alles op zijn tijd.
Boy is heel aanhankelijk maar wel nog erg gespannen, ik geloof dat Boy de grootste van ze allemaal is
haha,[Y] (zoon van de baas) vindt hem erg mooi gebouwd.
Ik laat jullie weer wat weten.
2.4.
Op 6 mei 2011 hebben eisers gedaagden als volgt gemaild:
Met Boy gaat het een stuk beter, er zijn heel veel weides alleen het gras is nog heel vers dus kijken ze daar een beetje mee uit, vandaag gaat hij met 2 andere ruinen de wei op voor een paar uurtjes.
Ze laten hem eerst even aklimatiseren en wennen aan de andere paarden, hij krijgt zijn medicijnen nog gewoon een tijdje en ik denk dat [X] snel met hem gaat oefenen met het grondwerk. Die jongen is zo rustig en goed met de paarden.
Hij is daar gelukkig in goede handen omdat [A]tevens ook dierenarts is en ze heeft veel verstand van deze paardjes er zijn daar ook geen andere paarden.
1k zal je op de hoogte houden over Boy en als ze met hem gaan beginnen stuur ik je foto’s. Boy heeft een zeer ruime stal, daar hebben we voor gekozen.
2.5.
Op 8 mei 2011 hebben eisers gedaagden als volgt gemaild:
Hallo [B],
Proficiat, 18 jaar, tja dat moet gevierd worden haha....
Boy is al veel meer op zijn gemak nu, lekker op de wei, zelfs de boom vindt hij niet meer eng haha.
Vandaag heb ik hem lekker weer gepoetst, en dat vindt hij best lekker, hij is super braaf. Een appel vindt hij maar niets, wortels en paardensnoepjes heerlijk.
Dinsdag gaat [X1] al met hem beginnen, eerst het grondwerk en dan pas de rest. Er waren gisteren mensen daar geweest en die hadden gevraagd van wie dat paard is, en dat ik hem nooit zou kunnen berijden dat konden ze zien aan het een of ander!!!????? Maar ze wilden hem wel graag kopen!! Wat zijn er toch rare mensen op de planeet....
[A]gaat mij verder opleiden met cow horse en reining, het gaat eigenlijk best goed.
Ik zal je snel wat foto’s sturen en je verder op de hoogte houden.
2.6.
Op 20 mei 2011 is Boy door een verzekeraar geïnspecteerd. In verband met gevoeligheid van de voorbenen is Boy door de verzekeraar niet geaccepteerd in de uitgebreide dekking.
2.7.
Op 22 mei 2011 zijn van de voorbenen van Boy röntgenfoto’s gemaakt door [dierenarts 2] te [Plaats 3].
Deze dierenarts heeft desverzocht door eisers op 21 juni 2011 geschreven dat uit de röntgenfoto’s bleek, dat zowel rechts als links voor een fragmentatie was van beide straalbenen en dat deze zeer slechte straalbenen worden ingedeeld in de categorie 3.4., hetgeen betekent ongeschikt en afgekeurd voor aankoop.
2.8.
Op 23 mei 2011 heeft [dierenarts 2] de volgende mail verstuurd naar gedaagden:
De fotos vh paard Boy beide podos zijn fragmenteus niet goed paard is ook kreupel…
2.9.
Op 24 mei 2011 hebben gedaagden de volgende mail aan eisers gestuurd:
Hallo [naam x]
De foto’s die je dierenarts heeft toegezonden zijn te slecht
Om voor een second opinion mee naar een onafhankelijk dierenarts te gaan...
Ook hebben we geen officiële diagnose en/of prognose van haar gekregen.
Er zijn diverse medicijnen aan Boy gegeven en we willen weten welke medicijnen
er waarvoor zijn gegeven, ook van de teek die op hem is gevonden.
In je laatste mails was er reeds met grondwerk/training begonnen en toen
Heb je niets gezegd over kreupel lopen, juist dat het iedere dag beter met hem ging,
graag opheldering hierover.
Groeten vanaf [Z]
2.10.
Een patiëntenverslag van [dierenarts 3] van[praktijk] van 27 mei 2011 luidt, voor zover van belang, als volgt:
Vanaf het moment van leveren is het paard ernstig pijnlijk in beide voorbenen. Thuis
gezien door enkele dierenartsen. Aanvankelijk is gedacht aan een zg spierbevangenheid
als gevolg van het transport. Aangezien de kreupelheid niet is verbeterd is verder
gekeken. Er is een röntgenonderzoek uitgevoerd, en tot een andere conclusie gekomen.
Beoordeling röntgenfoto’s dd 22 mei 2011. Het betreft conventionele röntgenopnames
van beide ondervoeten en kogels. De foto’s vermelden de naam ‘Boy’. Technisch zijn de
foto’s van matige kwaliteit. Dit maakt een genuanceerde beoordeling moeilijk. Echter
een aantal dingen zijn toch opmerkelijk.
Ondervoet: beide straalbeenderen vertonen de suggestie van een breuk. Voorts in beide
straalbeenderen meerdere ondiep tot matig diepe voedingskanalen, waarvan enkele
kolfvormig verwijd lijken. Op de zijdelingse opname vertoont het straalbeen geen
schors/merg overgang, hetgeen een sclerose van het straalbeen suggereert.
Kogels: beide kogels vertonen geen opvallende röntgenologisch bemerkingen.
Conclusie
Zoals gezegd een genuanceerde beoordeling is lastig. Toch ben ik van mening dat er
serieuze veranderingen in de straalbeenderen aanwezig zijn. Deze leiden tot een (matig)
slechte kwaliteit van het straalbeen, waarschijnlijk klasse 3 of 4. Deze veranderingen zijn
meest waarschijnlijk ouder dan 2 mei.
Advies
Op basis van de röntgenfoto’s is het aannemelijk dat de veranderingen in het straalbeen
aanwezig waren alvorens het paard werd afgeleverd. Het paard heb ik niet gezien. Toch
denk ik dat er een verband kan bestaan tussen de klinische verschijnselen en de
röntgenologische veranderingen.
Wellicht dat deze informatie voldoende is om met de verkoper tot een
overeenstemming te komen. Indien dit niet lukt kan het helpen in een nader onderzoek
klinische en röntgenologische bevindingen aan elkaar te koppelen middels diagnostische
anesthesieën. Om geen misverstanden te laten bestaan vervolgens de röntgenopnames
van de ondervoeten overmaken.
2.11.
Bij brief van 15 augustus 2011 aan gedaagden hebben eisers de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst ingeroepen wegens toerekenbare tekortkomingen c.q. vernietiging wegens dwaling en gedaagden aansprakelijk gesteld voor de geleden schade.
2.12.
Eisers hebben een rapport van 24 september 2012 overgelegd van dierenarts Van der Pant te Zonhoven , België.
Daarin staat, voor zover van belang,:
Gevraagd Rx opnames van beide voorvoeten.
Conclusie: Het onderzochte paard heeft straalbenen categorie 4, d.w.z. dat dit paard onbruikbaar is voor elk doeleinde.
Gezien de mate van remodellering in beide straalbeentjes is dit een proces van zeer lange duur, mogelijk genetisch.
2.13.
Eisers hebben recent al eerder bij gedaagden een paard in stalling gehad.

3.Het geschil

3.1.
Eisers stellen dat sprake is van een gebrek aan het paard Boy en beroepen zich daartoe op
genoemde rapporten van dierenartsen betreffende de gebrekkige straalbeenderen van Boy.
3.2.
Gedaagden betwisten een en ander gemotiveerd. Zo nodig wordt op hun verweer hierna
ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat het in dit geding kort gesteld primair om de vragen of het paard Boy al dan niet
beantwoordt aan hetgeen eisers op grond van de koopovereenkomst mochten verwachten, of
zij de overeenkomst terecht buitenrechtelijk hebben ontbonden en recht hebben op
schadevergoeding wegens non-conformiteit.
Subsidiair gaat het om de vraag naar de vernietigbaarheid van de overeenkomst wegens dwaling.
4.2.
Voorop gesteld kan worden dat beide partijen ervan uitgaan dat sprake is van
consumentenkoop. Niet in debat is dat gedaagden uit beroep en bedrijf hebben gehandeld en
eisers als paardenliefhebbers, zodat in dit geding sprake is van consumentenkoop.
4.3.
Anders dan eisers stellen wordt er met gedaagden van uitgegaan dat de levering van het
paard Boy heeft plaatsgevonden op 31 december 2010, toen Boy in stalling werd genomen
door gedaagden.
Daartoe is (mondeling) een aparte overeenkomst gesloten tussen partijen.
De enkele stelling van eisers dat er geen stallingsovereenkomst is omdat een schriftelijke
versie daarvan niet naar eisers is gestuurd mist doel, zeker gelet op het feit dat eisers
eerder een stallingsovereenkomst met gedaagden zijn aangegaan voor een ander paard. Op
grond van die stallingsovereenkomst zijn gedaagden ten behoeve van eisers het paard Boy
gaan houden.
Vanaf dat moment droegen eisers het risico ten aanzien van Boy (art.7:10 BW), onverlet de
plichten van gedaagden als houder van het paard Boy.
4.4.
Op grond van genoemde feiten staat tevens vast dat binnen een termijn van 6 maanden,
namelijk op of omstreeks 20 mei 2011, een gebrek is geconstateerd aan het paard Boy en dat
eisers gedaagden daarvan tijdig op de hoogte hebben gesteld.
4.5.
Uit de stellingen van partijen en hetgeen hiervoor onder de feiten is vermeld kan niet
worden geconcludeerd dat het door eisers geconstateerde gebrek is veroorzaakt door het
transport van Boy zoals dat door gedaagden is geregeld. Eisers hebben die mogelijke oorzaak
aanvankelijk wel genoemd maar dat standpunt is verder niet nader geconcretiseerd of
onderbouwd.
Evenmin is gesteld of anderszins gebleken dat het gebrek van het paard Boy is veroorzaakt
door nalatigheid van gedaagden als houders van het paard Boy tijdens de stallingsperiode.
4.6.
Eisers hebben eerst bij repliek gesteld dat de koop betrekking had op een paard dat zou gaan deelnemen aan wedstrijdsport. Die stelling is door gedaagden betwist en eisers hebben,
hoewel dat uiteraard op hun weg lag, die stelling niet nader gespecificeerd of feitelijk
onderbouwd door bijvoorbeeld aan te geven dat het om dressuursport dan wel springsport of
drafsport zou gaan.
Ook de enkele stelling (bij repliek nr 46) dat het paard Boy niet op steen kan draven maar
kennelijk wel op een zachte ondergrond maakt dat niet anders.
Een specifiek bewijsaanbod ter zake van die sportdoeleinden ontbreekt evenzeer.
Wat het door eisers gestelde gebrek dan ook precies mocht inhouden, waarover hierna meer,
van non conformiteit voor wat wedstrijdsport kan in dit geding geen sprake zijn.
Bij gebrek aan die nadere specificatie wordt er verder (wellicht dus ten overvloede) van uit
gegaan dat het paard Boy is gekocht voor normaal gebruik als rijpaard.
4.7.
Nu het gestelde gebrek zich heeft geopenbaard binnen zes maanden na aflevering (31 december 2010), namelijk op of omstreeks 23 mei 2011, doemt de vraag op of bij de
verdere beoordeling van het geschil uitgegaan moet worden van het wettelijke vermoeden dat het paard Boy bij de aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordde.
In dat verband staat vast dat het paard Boy op 10 januari 2011 door dierenarts [naam dierenarts 1] is
onderzocht met als conclusie “Ruin is in goede conditie”.
Uit de overige rapporten kan niet worden afgeleid dat die conclusie onjuist was.
Dat voornoemd onderzoek niet deugdelijk is voor wat betreft specifiek onderzoek van de
voorbenen, zoals door eisers nog gesteld is niet nader gemotiveerd bijvoorbeeld door te
stellen dat daartoe op dat moment wel aanleiding bestond.
Voorts blijkt uit voornoemde rapporten niet wat de toekomst van het paard Boy inhoudt en of
hij op een zachte ondergrond, zoals te doen gebruikelijk is bij dressuur wel kan functioneren (zie hiervoor sub 4.6.).
Ook gedurende de gehele stallingsperiode van 5 maanden is van het gestelde gebrek niet
gebleken en dat geldt ook nog gelet op voornoemde e-mailwisseling tot op of omstreeks 23
mei 2011 (zie hiervoor onder 2).
Daarmee is het vermoeden als genoemd in artikel 7:18 lid 2 in voldoende mate ontzenuwd,
zelfs wanneer wordt uitgegaan van een afleveringsdatum op of omstreeks 3 mei 2011.
Geconcludeerd wordt dan dat uit geen der hiervoor onder 2 genoemde rapporten mede bezien
in het licht van voornoemde e-mailwisseling blijkt dat het paard Boy bij aflevering het
gestelde gebrek had, waardoor het gebruik van Boy als rijpaard niet mogelijk is.
Anders dan eisers bij repliek hebben gesteld rust op gedaagden derhalve geen bewijslast dat
het paard Boy bij aflevering aan de overeenkomst voldeed.
4.8.
Van belang is overigens evenzeer nog dat het gestelde gebrek wordt beschouwd in relatie tot de aard van de zaak, te weten een paard. Het gaat hier om de “tenzij formule” bij
consumentenkoop van dieren.
Anders dan de koop van industrieel vervaardigde zaken ligt het bij een levend dier minder
voor de hand dat een binnen zes maanden na aflevering optredend gebrek reeds bij de
aflevering aanwezig was.
Het paard Boy was bij de aflevering een jonge ruin. Alsdan staat niet vast hoe dat dier zich
fysiek en qua temperament verder zal ontwikkelen.
Hier geldt dat ook consumenten risico’s dragen dat een gekochte zaak wegens een later
blijkend gebrek niet aan de overeenkomst beantwoord. (Hof Amsterdam 14-03-2012 LJN
BVB 8924.)
Eisers hebben om hen moverende redenen geen aankoopkeuring verricht, waardoor zij
voornoemd risico konden afdekken.
4.9.
Aangezien onvoldoende feiten zijn gesteld waaruit kan blijken dat gedaagden schuld treffen voor het gestelde gebrek, dan wel dat het gestelde gebrek krachtens in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komt van gedaagden, is er ook afgezien van al het
vorenoverwogene geen plaats voor schadevergoeding, nu van toerekenbaarheid geen
sprake is.
Dwaling.
4.10.
Ook het beroep op dwaling faalt, alleen al omdat niet is gebleken dat eisers zoals zij stellen het paard Boy hadden gekocht in de veronderstelling dat hij geschikt zou zijn voor (een of andere) wedstrijdsport.
Daarnaast hebben eisers, zoals reeds overwogen, op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt
dat gedaagden ten tijde van de koop wisten of behoorden te weten dat het paard Boy aan het
gestelde gebrek leed en dat zij dien ten gevolge hebben gedwaald bij het sluiten van de
overeenkomst.
Tot slot wordt er op gewezen dat het gestelde gebrek een toekomstige omstandigheid betreft (art 6:228 lid 2).
Al met al zal de vordering worden afgewezen en zullen eisers worden veroordeeld in de
gedingkosten.
Daarbij worden eisers ook veroordeeld tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door gedaagden worden gemaakt.
De beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt eisers in de proceskosten, die tot heden voor gedaagden worden vastgesteld op een bedrag van € 900,00 voor salaris van de gemachtigde van gedaagden, waarover eisers geen BTW verschuldigd zijn en veroordeelt eisers tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door gedaagden worden gemaakt;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G. Vroom, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 22 augustus 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter