ECLI:NL:RBNHO:2013:13573

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
7 februari 2014
Zaaknummer
C/15/203105 / FA RK 13-1632
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.A. Otter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand om een akte van erkenning op te maken voor een minderjarige in het geval van een gehuwde moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 november 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een man die de erkenning van zijn kind wilde aanvragen. De moeder van het kind, die als gehuwd wordt aangemerkt volgens Nederlands recht, heeft een Guinese echtgenoot. De rechtbank oordeelt dat, omdat de moeder gehuwd is, haar Guinese echtgenoot de juridische vader van het kind is en de verzoeker het kind onder deze omstandigheden niet kan erkennen. De rechtbank verwijst naar artikel 1:204 lid f BW, dat stelt dat erkenning nietig is indien het kind al twee ouders heeft.

De procedure begon met een verzoekschrift van de man, die stelde dat de moeder als ongehuwd moest worden aangemerkt omdat zij beweerde dat haar huwelijk tegen haar wil was gesloten. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de moeder op 29 mei 2010 in Guinee is gehuwd en dat zij bij haar aankomst in Nederland nog steeds gehuwd was. De rechtbank heeft ook overwogen dat de moeder niet in het bezit is van een geldig identiteitsbewijs, wat haar inschrijving in de registers van de burgerlijke stand bemoeilijkt. Hierdoor kon de ambtenaar van de burgerlijke stand niet vaststellen welke nationaliteit de moeder had op het moment van de aangifte van de geboorte van het kind.

De rechtbank concludeert dat de ambtenaar op juiste gronden heeft geweigerd om een akte van erkenning op te maken, omdat de moeder naar Nederlands recht als gehuwd wordt aangemerkt. De rechtbank wijst het verzoek van de man af, en benadrukt dat de juridische vader van het kind de Guinese echtgenoot van de moeder is. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Familie & Jeugd
beroep weigering medewerking ambtenaar burgerlijke stand (1:27 BW)
zaak-/rekestnr.: C/15/203105 / FA RK 13-1632
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 20 november 2013
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: verzoekster,
advocaat mr. C.T.W. van Dijk, kantoorhoudende te Utrecht,
--tegen--
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zaandam,
zetelende te Zaandam,
hierna te noemen: de ambtenaar.
In deze procedure wordt aangemerkt als belanghebbende: mevrouw [moeder], de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
[moeder] wordt hierna mede aangeduid als “de moeder”
[minderjarige] wordt hierna mede aangeduid als “de minderjarige.

1.Procedure

1.1
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank en de daarin vermelde stukken;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van verzoekster van 30 augustus 2013;
- de brief van de ambtenaar van 1 oktober 2013.

2.Beoordeling

2.1
Bij brief van 30 augustus 2013 heeft de advocaat van verzoekster overgelegd:
- het meest recente W-document ten name van [moeder];
- de beschikking van de IND van 7 februari 2011;
- de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, Vreemdelingenkamer, nevenzittingsplaats Arnhem van 25 februari 2011.
2.2
Bij brief van 1 oktober 2013 heeft de ambtenaar schriftelijk gereageerd op de door de advocaat van verzoeker overgelegde stukken ten aanzien van de moeder.
De ambtenaar stelt zich op het standpunt dat op grond van de door de advocaat van verzoeker overgelegde bescheiden kan worden afgeleid dat de moeder niet in het bezit is van een geldig identiteitsbewijs omdat het overgelegde W-document sinds 13 maart 2011 is verlopen, waardoor haar identiteit en haar nationaliteit niet kan worden vastgesteld.
Daarnaast is de ambtenaar van mening dat de moeder gehuwd is, nu zowel in de beschikking van de IND van 7 februari 2011 als in de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, Vreemdelingenkamer, nevenzittingsplaats Arnhem van 25 februari 2011 inzake haar verblijfsvergunning asiel, een of meerdere keren wordt verwezen naar “haar man”. De burgerlijke staat van de moeder wordt in alle bescheiden aangeduid als gehuwd.
2.3
Verzoeker stelt in zijn verzoekschrift dat de moeder als ongehuwd moet worden aangemerkt omdat sprake zou zijn van een zogenaamd “traditioneel” huwelijk dat op 29 juni 2010 tegen de wil van de moeder gesloten zou zijn en dat de ambtenaar ten onrechte heeft geweigerd de akte van erkenning van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] op te maken.
2.4
Op grond van alle door de advocaat van verzoeker overgelegde bescheiden, waaronder ook het “Rapport van eerste gehoor” opgemaakt te Zevenaar op 28 januari 2011, door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat verzoekster op 29 mei 2010 te Conakry, Guinee is gehuwd en dat zij bij haar aankomst in Nederland nog steeds was gehuwd en ook nog was gehuwd op 13 augustus 2012 toen zij samen met verzoeker de akte van erkenning wilde laten opmaken van het kind waarvan zij zwanger was.
Op grond van artikel 10:31 lid 1 BW wordt een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden als zodanig erkend. Nu verzoeker geen bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat een door de moeder ingediend verzoek tot nietigverklaring van haar Guinese huwelijk door een rechtbank in Nederland is toegewezen, kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat de moeder ten tijde van de geboorte van het kind was gehuwd met een man uit Guinee. De rechtbank volgt dan ook niet de enkele stelling van verzoeker dat reeds op grond van het feit dat de moeder stelt tegen haar zin gehuwd te zijn tot gevolg moeten hebben dat de moeder als ongehuwd wordt aangemerkt.
2.5
Ten aanzien van het ontbreken van het legitimatiebewijs van de moeder is de rechtbank van oordeel dat de moeder zich tot 13 mei 2011 had kunnen inschrijven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente waar zij woonachtig was. Nu zij dit niet heeft gedaan is haar identiteit niet in de gemeentelijke basisadministratie vastgelegd en is evenmin komen vast te staan welke nationaliteit zij op dat moment bezat.
Omdat ten tijde van de aangifte van de geboorte van het kind de nationaliteit van de moeder niet bekend was bij de ambtenaar heeft de ambtenaar Nederlands recht toegepast bij het opstellen van de geboorteakte van het kind omdat een kind naar Nederlands recht altijd een moeder heeft tot wie het in een familierechtelijke betrekking staat en de moeder op dat moment in Nederland woonachtig was. Nu erkenning door verzoeker een rechtshandeling is en verzoeker en de moeder in Nederland woonachtig zijn, dient op het verzoek tot erkenning ook Nederlands recht te worden toegepast zolang verzoekster niet door middel van een geldig legitimatiebewijs kan aantonen dat zij de Guinese nationaliteit bezit. Op grond van artikel 1:204 lid f BW is een erkenning naar Nederlands recht nietig indien zij is gedaan als een kind al twee ouders heeft.
Nu de moeder naar Nederlands recht als gehuwd wordt aangemerkt is haar Guinese echtgenoot de juridische vader van het kind en kan verzoeker het kind onder die omstandigheid niet erkennen.
2.5
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft de ambtenaar naar Nederlands recht op de juiste gronden geweigerd een akte van erkenning van de minderjarige op te maken en zal het verzoek van verzoeker worden afgewezen.

6.Beslissing

Wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Otter, rechter, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2013.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.