In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 april 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen de oplegging van een administratieve sanctie. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie van 6 februari 2012, die hem had beboet voor het overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 30 km/h. Tijdens de zitting heeft de betrokkene zijn verweer gehandhaafd en verzocht om vaststelling van een dwangsom, omdat hij meende dat de officier van justitie dwangsommen had verbeurd door niet te reageren op zijn verzoeken tot heroverweging van de inleidende beschikking.
De kantonrechter heeft in zijn motivering vastgesteld dat de gedraging waarvoor de sanctie was opgelegd, niet bewezen kon worden. Hierdoor kon de beslissing van de officier van justitie niet gehandhaafd blijven. Wat betreft het verzoek om vaststelling van een dwangsom, oordeelde de kantonrechter dat de officier van justitie niet verplicht was om de inleidende beschikking te heroverwegen, aangezien de zaak al in beroep was bij de kantonrechter. Het uitblijven van een reactie van de officier van justitie kon niet worden opgevat als een verzuim dat leidde tot verbeurdverklaring van dwangsommen.
De kantonrechter heeft daarom het verzoek tot vaststelling van de dwangsom afgewezen. De beslissing houdt in dat de administratieve sanctie wordt vernietigd en dat de betrokkene recht heeft op terugbetaling van de zekerheidstelling en administratiekosten. De betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, indien hij het niet eens is met deze beslissing.