ECLI:NL:RBNHO:2013:3691

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
417480 CV EXPL 12-3940
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van servicekosten en huur door Grovast Beleggingen B.V.

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Grovast Beleggingen B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De vordering betreft de betaling van servicekosten over het jaar 2009 en 2010, alsook onbetaalde huurvoorschotten. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 21 januari 2013 partijen in de gelegenheid gesteld om stukken in het geding te brengen met betrekking tot eerdere procedures bij de huurcommissie. De eiser, Grovast, heeft echter nagelaten om een uitspraak van de huurcommissie of een rechter over de betalingsverplichting van de gedaagde over te leggen, waardoor de vordering voor de servicekosten over 2009 niet meer kan worden toegewezen op basis van artikel 51 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering voor de servicekosten over 2010 wel toewijsbaar is, omdat deze tijdig is ingediend en voldoende onderbouwd. De gedaagde heeft onvoldoende verweer gevoerd tegen deze vordering en heeft geen relevante uitspraken van de huurcommissie overgelegd, ondanks een verzoek van de kantonrechter. De kantonrechter heeft daarom de vordering voor de servicekosten over 2010 ter hoogte van € 138,68 toegewezen.

Wat betreft de vordering voor onbetaalde huurvoorschotten heeft de kantonrechter geoordeeld dat Grovast onvoldoende heeft aangetoond dat zij bevoegd was om deze voorschotten in rekening te brengen. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen. De slotsom van de zaak is dat de gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 138,68 aan Grovast, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de proceskosten voor rekening van de gedaagde komen. Het vonnis is op 15 april 2013 in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter J.H. Gisolf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Hoorn
Zaaknr/rolnr.: 417480 CV EXPL 12-3940
Uitspraakdatum: 15 april 2013

Vonnis in de zaak van:

de besloten vennootschap Grovast Beleggingen B.V.,

gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
verder ook te noemen: Grovast,
gemachtigde: mr. H.J.M. van de Pas, gerechtsdeurwaarder te Weert
tegen

[naam], wonende te [plaats],

gedaagde partij,
verder ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

Het verdere procesverloop

Voor het verdere procesverloop verwijst de kantonrechter naar de volgende stukken:
- het tussenvonnis van de kantonrechter van 21 januari 2013;
- de met het oog op de terechtzitting door Grovast genomen akten en de daarbij overgelegde producties;
- de aantekeningen van hetgeen is besproken tijdens de terechtzitting op 8 maart 2013 en de ter terechtzitting door Grovast overgelegde pleitaantekeningen.
Vervolgens is op vandaag uitspraak bepaald.

De verdere beoordeling

1.
Bij tussenvonnis van 21 januari 2013 heeft de kantonrechter partijen in de gelegenheid gesteld stukken in het geding te brengen betreffende eerdere procedures bij de huurcommissie en zich uit te laten over hetgeen daar is overwogen. Bovendien heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden.
2.
Over de servicekosten 2009 verwijst de kantonrechter naar hetgeen hij in rechtsoverweging 7 van het tussenvonnis heeft overwogen. Anders dan Grovast nu aanvoert, diende Grovast een uitspraak van de huurcommissie, dan wel uitspraak van de rechter over te leggen omtrent de betalingsverplichting van [gedaagde]. Nu Grovast dat niet heeft gedaan, volgt uit artikel 51 Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw) dat Grovast deze servicekosten over 2009 niet meer kan vorderen.
3.
De servicekosten over 2010 zijn wel toewijsbaar. Deze vordering is tijdig ingediend en Grovast heeft deze voldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft daar onvoldoende verweer tegen gevoerd. Dit te meer omdat hij verwijst naar uitspraken van de Huurcommissie waarin het een en ander zou zijn beslist over de diverse posten. Die uitspraken heeft [gedaagde] echter, ondanks een uitdrukkelijk verzoek daartoe van de kantonrechter, niet overgelegd. Het verweer van [gedaagde] is daarom onvoldoende onderbouwd en de vordering betreffende de servicekosten 2010 (€ 138,68) wordt daarom toegewezen.
4.
Tenslotte vordert Grovast nog de vordering wegens onbetaalde huur/voorschotten. Ter comparitie is gebleken dat het hier gaat om door Grovast in rekening gebrachte en door [gedaagde] onbetaald gelaten voorschotten op de servicekosten over de periode vanaf 1 juli 2011. De kantonrechter overweegt hierover dat Grovast onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat zij bevoegd was aan [gedaagde] voorschotten in rekening te brengen in deze periode. Gesteld noch gebleken is immers dat Grovast krachtens overeenkomst bevoegd was voorschotten in rekening te brengen en evenmin is gebleken dat door de Huurcommissie is vastgesteld dat [gedaagde] een voorschot op de servicekosten diende te betalen. Een aldus luidende beslissing heeft Grovast immers niet in het geding gebracht. Dit deel van de vordering wordt afgewezen.
5.
De slotsom is dat Grovast aanspraak kan maken op betaling van een bedrag van € 138,68. Met de betaling daarvan is [gedaagde] in verzuim, zodat Grovast tevens aanspraak kan maken op de wettelijke rente over dat bedrag. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. Weliswaar heeft Grovast kosten ter incasso gemaakt, maar die incasso had betrekking op de gehele (deels af te wijzen) vordering. Het is dan ook niet redelijk die kosten nu wel ten laste van [gedaagde] te laten komen.
6.
De proceskosten komen wel voor rekening van [gedaagde]. Daarbij gaat de kantonrechter wel uit van de proceskosten gebaseerd op het toe te wijzen bedrag.

De beslissing

De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagde] om aan Grovast tegen kwijting te betalen € 138,68, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum waarop het verzuim is ingetreden tot de dag van betaling.
Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die tot heden voor Grovast worden vastgesteld op een bedrag van € 296,64 (€ 97,64 aan dagvaardingskosten, € 109,- aan griffierecht en een bedrag van € 90,- voor salaris van de gemachtigde van Grovast).
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 15 april 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter