ECLI:NL:RBNHO:2013:4396

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
428607
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Houding verhuurder in strijd met redelijkheid en billijkheid bij huurachterstand

In deze zaak, uitgesproken op 22 mei 2013 door de kantonrechter A.E. Merkus, stond de houding van de verhuurder, Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland, centraal. De eisende partij, Woonwaard, vorderde betaling van een huurachterstand van € 1736,37 van de gedaagde partij, aangeduid als [huurder]. De huurachterstand was ontstaan door omstandigheden rondom de werkgelegenheid van [huurder] en de daaropvolgende betalingsproblemen. De kantonrechter nam de feiten als vaststaand aan, waarbij werd opgemerkt dat de gedaagde partij, vertegenwoordigd door [x], verweer voerde tegen de vordering van Woonwaard.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat er een betalingsregeling was afgesproken, maar dat deze niet was nagekomen door persoonlijke omstandigheden van [x]. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder, Woonwaard, in strijd handelde met de eisen van redelijkheid en billijkheid door niet bereid te zijn om naar de verklaring van de huurder te luisteren. De kantonrechter benadrukte dat een verhuurder de verplichting heeft om de schade die hij lijdt in de vorm van incassokosten te beperken en dat de weigering van de verhuurder om te reageren op de persoonlijke omstandigheden van [x] niet acceptabel was.

Uiteindelijk besloot de kantonrechter de vordering tot ontbinding en ontruiming van de huurovereenkomst af te wijzen en de proceskosten te compenseren, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De kantonrechter veroordeelde [huurder] wel tot betaling van het verschuldigde bedrag aan Woonwaard, vermeerderd met wettelijke rente. Dit vonnis werd in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknummer/rolnummer: 428607 –CV EXPL 13 - 438
Uitspraakdatum: 22 mei 2013

Vonnis in de zaak van:

Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland te Alkmaar

eisende partij
verder ook te noemen: Woonwaard
gemachtigde: L.C.J. Huting, gerechtsdeurwaarder te Alkmaar
tegen

[naam] te [plaats]

gedaagde partij
verder ook te noemen: [huurder]
vertegenwoordigd door [X].

Het procesverloop

Voor het procesverloop verwijst de kantonrechter naar de volgende stukken:
- de dagvaarding van 8 januari 2013;
- het mondeling antwoord met productie;
- het tussenvonnis van de kantonrechter van 27 februari 2013;
- de aantekeningen van hetgeen is besproken tijdens de terechtzitting op 22 april 2013;
Vervolgens is op vandaag uitspraak bepaald.

De feiten

De kantonrechter neemt de volgende feiten als vaststaand aan, omdat deze door de ene partij zijn gesteld en door de andere partij niet of niet voldoende zijn betwist.
1.
[huurder] huurt van Woonwaard de woonruimte aan de [adres], tegen een huurprijs van € 521,52 per maand. [huurder] woont daar samen met [x].
2.
In augustus 2012 is een huurachterstand ontstaan.

Het geschil

Woonwaard vordert betaling van een bedrag van € 1736,37 van [huurder]. Dit bedrag bestaat uit huurachterstand, rente en buitengerechtelijke invorderingskosten. Daarbij stelt Woonwaard – kort weergegeven – dat er sprake is van een huurachterstand, dat sprake is van verzuim en dat de vordering ter incasso uit handen is gegeven.
[huurder] heeft bij monde van [x] verweer gevoerd.
Bij de beoordeling zal zo nodig nog nader op de standpunten van partijen worden ingegaan.

De beoordeling

1.
[x] heeft op de rolzitting van 30 januari 2013 voor antwoord verklaard dat er in de zomer van 2012 inderdaad een huurachterstand is ontstaan. Deze werd veroorzaakt door het feit dat haar vriend, [huurder], van werkgever wisselde en een periode geen of minder salaris kreeg. Zij heeft een gesprek gehad met de heer [A] van Woonwaard en een betalingsregeling met deurwaarder Huting afgesproken. Er liep ook een betalingsregeling met een andere deurwaarder.
[x] was degene die zorg droeg voor de betalingen aan de deurwaarders. Zij is echter op een gegeven moment ernstig ziek geworden. Toen heeft [huurder] de betaling geregeld. Hij heeft daarbij een vergissing gemaakt, en heeft het volledig te betalen bedrag aan de andere deurwaarder overgemaakt. Toen [x] dit ontdekte, lag de dagvaarding van de onderhavige zaak er al.
2.
Op de mondelinge behandeling heeft [x] verklaard dat zij na de rolzitting, mede op aangeven van de kantonrechter, contact opgenomen heeft met Woonwaard om – gezien de hiervoor geschetste achtergrond – het gesprek aan te gaan zodat de betalingsregeling hervat kon worden en om een zitting – mede gezien de extra kosten - te voorkomen. Haar contactpersoon bij Woonwaard, de heer [A], heeft echter geweigerd haar te woord te staan. [x] heeft aangegeven dat zij van mening is dat zij onmenselijk behandeld wordt. Men weigert haar te woord te staan, zodat zij niet in staat is uitleg te geven over haar persoonlijke omstandigheden, terwijl die een beroep op overmacht rechtvaardigen. Zij heeft in de tussentijd weer een terugval gehad van genoemde ernstige ziekte, terwijl zij zwanger is. Ook het eerdere gesprek met de heer [A] heeft zij als zeer onaangenaam en onmenselijk ervaren. [x] is van mening dat de kosten van de procedure voor rekening van Woonwaard dienen te blijven, en dat ontruiming achterwege dient te blijven. Haar is bovendien niet verteld dat zij hangende de procedure de nakoming van de betalingsregeling kon voortzetten.
3.
[A] heeft ter zitting niet gereageerd op de hiervoor genoemde standpunten van [x]. De kantonrechter heeft aangegeven dat de persoonlijke omstandigheden die [x] heeft geschetst naar het oordeel van de kantonrechter wel tot een inhoudelijke reactie noopten. Echter, ook na dit uitdrukkelijk verzoek van de kantonrechter was [A] niet bereid om mededelingen te doen over het gesprek dat met [x] heeft plaatsgevonden, noch om een toelichting te geven op de weigering haar na de rolzitting te woord te staan. Het standpunt van Woonwaard bleef beperkt tot de mededeling dat er een betalingsachterstand was, hetgeen een procedure rechtvaardigt. Woonwaard heeft de vordering tot ontbinding en ontruiming gehandhaafd.
4.
De kantonrechter is van oordeel dat Woonwaard hiermee miskent dat partijen bij een overeenkomst, gehouden zijn zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. Daarbij past naar het oordeel van de kantonrechter niet dat een verhuurder niet bereid is te luisteren naar de verklaring die een huurder heeft voor het niet nakomen van een betalingsregeling. Op grond van de redelijkheid en billijkheid mag van een verhuurder verwacht worden dat hij voor een dergelijke toelichting bereikbaar is, en deze vervolgens serieus beoordeelt, voordat tot dagvaarding met alle daarbij behorende kosten en spanning die dit meebrengt voor de huurders wordt overgegaan. De verhuurder is voorts op grond van artikel 101 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek gehouden de schade die hij lijdt in de vorm van (incasso)kosten te beperken.
De weigering van de heer [A] om ter zitting op uitdrukkelijk verzoek van de kantonrechter nadere mededelingen te doen over het gesprek dat heeft plaatsgevonden met [x], acht de kantonrechter in strijd met artikel 21 en 22 van het Wetboek van Rechtsvordering. Hieruit kan de rechter de gevolgtrekkingen maken die hij geraden acht.
5.
Gezien het voorgaande zal de kantonrechter de proceskosten compenseren en de gevorderde ontruiming en ontbinding afwijzen.
6.
De buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen als verzocht.

De beslissing

De kantonrechter:
Veroordeelt [huurder] om aan Woonwaard [tegen behoorlijk bewijs van kwijting] te betalen een bedrag van € 1736,37, te vermeerderen met de wettelijke over € 1460,26 vanaf datum dagvaarding tot de dag van betaling.
Compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en op 22 mei 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter