ECLI:NL:RBNHO:2013:4738

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
431055 CV EXPL 13-678
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de stichting Woningstichting Van Alckmaer voor Wonen (hierna: Van Alckmaer) een vordering ingesteld tegen een huurder wegens huurachterstand. De huurder, die woonruimte huurt van Van Alckmaer, heeft een huurprijs van € 743,07 per maand en kampt met een huurachterstand. De vordering is ingesteld op 6 februari 2013, en na verweer van de huurder heeft er een comparitie plaatsgevonden op 23 mei 2013. Van Alckmaer vordert een bedrag van € 1.991,34, rente en kosten, en ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming van het gehuurde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder in het verleden ook al een huurachterstand had, waarover eerder een verstekvonnis is gewezen. De huurder heeft aangevoerd dat hij na betaling van een bedrag van € 3.241,57 in oktober 2012 ervan uitging dat de zaak was afgedaan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder erop mocht vertrouwen dat met deze betaling het dossier gesloten was, en dat Van Alckmaer had moeten communiceren over eventuele resterende bedragen.

De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding en ontruiming toegewezen, maar de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. De huurder kreeg een termijn van een maand om alsnog aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. De proceskosten werden toegewezen aan Van Alckmaer, die als grotendeels in het gelijk gestelde partij uit de procedure kwam.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de huurovereenkomst wordt ontbonden indien de huurder niet voor 5 juli 2013 aan zijn verplichtingen voldoet. De huurder wordt ook veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en betaling van de achterstallige huur.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
zaak/rolnr.: 431055 CV EXPL 13-678 WG
Uitspraakdatum: 5 juni 2013

Vonnis in de zaak van:

de stichting Woningstichting Van Alckmaer voor Wonen te Alkmaar

eisende partij
verder ook te noemen: Van Alckmaer
gemachtigde: mr. O.J. Boeder, gerechtsdeurwaarder
tegen

[naam], te [woonplaats]

gedaagde partij
verder ook te noemen: [huurder]
gemachtigde: mr. A.R. van Dolder, advocaat

Het procesverloop

Van Alckmaer heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 6 februari 2013.
[huurder] heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Na beraad heeft de kantonrechter een comparitie gelast, die is gehouden op 23 mei 2013, in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden.
Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden.
Op de comparitie zijn door Van Alckmaer twee aktes genomen.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.

De vaststaande feiten

1.
[huurder] huurt van Van Alckmaer woonruimte in [plaats] tegen een huurprijs van € 743,07 per maand. Er bestaat een huurachterstand.
2.
Eind 2012 is ook sprake geweest van een huurachterstand waarover een beslissing is genomen in het verstekvonnis van 28 november 2012 van deze rechtbank (hierna het verstekvonnis).

Het geschil

Van Alckmaer vordert – na aanpassing van de vordering bij akte ter comparitie - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [huurder] tot betaling van een bedrag ad € 1.991,34, rente en kosten rechtens. Het gaat om huurachterstand berekend tot en met de maand mei 2013. Ook vordert zij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
Van Alckmaer stelt hiertoe, zakelijk samengevat, het volgende. Er is sprake van een huurachterstand die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, temeer daar sprake is van herhaalde wanprestatie.
[huurder] concludeert tot afwijzing van de vordering tot ontbinding en ontruiming, welk verweer in het hiernavolgende besproken zal worden.

De beoordeling

1.
[huurder] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst afgewezen moet worden aangevoerd dat hij na ontvangst van de dagvaarding in de vorige zaak, op 3 oktober 2012, contact heeft opgenomen met de deurwaarder. Hem is toen verteld dat hij van de zaak af zou zijn als hij een bedrag zou betalen van € 3.241,57 (de huurachterstand bedroeg op dat moment € 2.972,28). Hij heeft dit bedrag op 5 oktober 2012 betaald en is er vanuit gegaan dat daarmee deze zaak was afgedaan. Hij heeft ook niet anders vernomen van de deurwaarder, totdat het verstekvonnis werd betekend. Blijkbaar heeft de deurwaarder de zaak niet ingetrokken.
Daarna zijn door de deurwaarder ook aanzienlijke kosten gemaakt in het kader van de executie van het verstekvonnis, terwijl [huurder] tegelijkertijd betalingen aan de deurwaarder deed, bijvoorbeeld van € 2.000, - op 21 maart 2013. Deze had de deurwaarder, om onnodige kosten te voorkomen, ook kunnen afboeken op het dossier met betrekking tot het verstekvonnis.
Daarnaast heeft [huurder] aangevoerd dat hij als zelfstandig ondernemer slechte financiële tijden achter de rug heeft, doch op dit moment voldoende opdrachten in de portefeuille heeft om de lopende huurtermijnen tijdig te betalen en de huidige achterstand op korte termijn in te lopen.
2.
De deurwaarder heeft ter zitting niet betwist dat aan [huurder] is verteld dat met de betaling van het bedrag van € 3.241,57 door [huurder] de procedure in oktober 2012 van de baan was. De kantonrechter zal daarom uitgaan van de juistheid van deze stelling. De deurwaarder heeft aangegeven dat in het algemeen na een dergelijke betaling – wanneer toch nog een bedrag open blijkt te staan - een brief uitgaat naar de schuldenaar, waarin wordt aangegeven dat nog een restantbedrag openstaat. De advocaat van [huurder] heeft betwist dat een dergelijke brief is ontvangen door [huurder] en heeft aangegeven dat zij het dossier bij de deurwaarder heeft opgevraagd en dat deze brief daar ook niet in zat. Van Alckmaer heeft terzake geen bewijs aangeboden, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat een dergelijke brief niet verzonden is.
3.
Een en ander leidt de kantonrechter tot de conclusie dat [huurder] erop mocht vertrouwen dat met de betaling van € 3.241,57 het dossier met betrekking tot de huurachterstand die begin oktober 2012 bestond, gesloten zou worden. Het lag op de weg van Van Alckmaer contact op te nemen met [huurder] toen bleek dat dit bedrag niet alle kosten dekte, hetgeen niet is gebeurd. Er is vervolgens voor een bedrag van bijna € 900,00 aan executiekosten gemaakt. Van Alckmaer heeft aangevoerd dat [huurder] na de betekening van het verstekvonnis zelf contact had kunnen opnemen, welk standpunt de kantonrechter verwerpt tegen de achtergrond van het feit dat hiervoor reeds is vastgesteld dat [huurder] erop mocht vertrouwen dat de zaak met zijn betaling was afgedaan.
4.
[huurder] heeft aangevoerd dat de deurwaarder zijn betalingen in het onderhavige dossier beter had kunnen afboeken op de kosten die in het kader van het verstekvonnis nog openstonden, zodat genoemde executiekosten niet gemaakt waren. [huurder] heeft de kantonrechter verzocht tegen deze achtergrond de vordering tot ontbinding en ontruiming af te wijzen.
De deurwaarder heeft aangegeven dat de betalingen zijn afgeboekt op het onderhavige dossier, omdat het betreffende nummer bij de betaling was vermeld.
De kantonrechter overweegt dat deze wijze van afboeken door de deurwaarder in overeenstemming is met artikel 43 van boek 6 BW. Daarnaast geldt dat een schuldeiser in beginsel voor elke opeisbare vordering incassohandelingen mag verrichten en voor de kosten die hij daarbij maakt een vergoeding aan de schuldenaar kan vragen. De schuldeiser is daarbij wel verplicht de schade die hij lijdt overeenkomstig art. 6:101 BW zoveel mogelijk te beperken. Het kan dus voorkomen dat het niet redelijk is dat hij met betrekking tot elke aparte opeisbare vordering incassokosten in rekening brengt maar dat hij de incassohandelingen voor de verschillende vorderingen moet combineren als deze alle tegelijkertijd opeisbaar zijn, waardoor ook niet voor elke (deel)vordering apart incassokosten in rekening kunnen worden gebracht (Kamerstukken Eerste Kamer 2011-2012, 32 418, nr. E, par. 4). In de onderhavige zaak heeft de deurwaarder een tweede dossier geopend dat in de tijd direct volgt op het dossier dat liep tot 3 oktober 2012. Naar het oordeel van de kantonrechter kan een en ander geen invloed hebben op de vordering tot ontbinding, zoals [huurder] aanvoert, doch leidt het verweer van [huurder] tegen deze achtergrond er wel toe dat de kantonrechter in de onderhavige zaak de vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten zal afwijzen. De gevorderde rente is wel toewijsbaar, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
5.
Gezien het feit dat sprake is van herhaalde wanprestatie, en in de onderhavige zaak ten tijde van de dagvaarding sprake was van een achterstand van drie maanden dient de vordering tot ontbinding en ontruiming te worden toegewezen. Gezien het feit dat [huurder] ter zitting gemotiveerd heeft aangegeven in de toekomst aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen, hetgeen niet is betwist door Van Alckmaer, zal de kantonrechter op grond van artikel 280 van boek 7 BW aan [huurder] een termijn van een maand toestaan om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.
6.
[huurder] dient als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld.

De beslissing

De kantonrechter:
Ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst, indien [huurder] niet vóór 5 juli 2012 alsnog het hierna toegewezen bedrag aan achterstallige huurpenningen met de rente aan Van Alckmaer voldoet, dan wel voor dit bedrag een voor Van Alckmaer acceptabele betalingsregeling zal treffen, welke regeling stipt dient te worden nagekomen.
Veroordeelt [huurder]
in dat gevalom het perceel [adres] te ontruimen, te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken -voor zover deze laatste niet het eigendom van Van Alckmaer zijn- en onder overgave der sleutels ter vrije beschikking van Van Alckmaer te stellen.
Veroordeelt [huurder] om aan Van Alckmaer tegen bewijs van kwijting te betalen de som van € 1.721,61, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.715,32 vanaf 6 februari 2013 tot de dag van voldoening.
Veroordeelt [huurder] voorts om aan Van Alckmaer tegen bewijs van kwijting te betalen € 743,07, althans het periodieke bedrag dat naar wettelijke bepalingen als huurprijs geldt voor het gehuurde, voor iedere maand, of gedeelte daarvan, dat [huurder] het gehuurde vanaf 1 juni 2013 in gebruik houdt.
Veroordeelt [huurder] in de proceskosten, die tot heden voor Van Alckmaer worden vastgesteld op een bedrag van € 847,82 [inclusief btw indien en voor zover door [huurder] verschuldigd], waaronder begrepen een bedrag van € 300,00 voor salaris van de gemachtigde van Van Alckmaer [waarover [huurder] geen btw verschuldigd is].
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 5 juni 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter