In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 juli 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige], geboren op 7 november 2001. Het verzoek is ingediend door de vader, bijgestaan door advocaat mr. J.E. de Wijn, en betreft de zorg voor de minderjarige die klem zit tussen de conflicten van zijn ouders. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. Laus, heeft het verzoek bestreden en stelt dat het leven van de minderjarige stabiel en veilig is. De rechtbank heeft de procedure gestart naar aanleiding van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin werd geadviseerd om een kinderbeschermingsmaatregel te treffen. De Raad heeft gesignaleerd dat de minderjarige te veel verantwoordelijkheid op zich neemt in de conflicten tussen zijn ouders, wat schadelijk is voor zijn ontwikkeling.
Tijdens de zitting op 27 juni 2013 zijn zowel de vader als de moeder gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige niet in vrijheid contact kan hebben met zijn vader door de invloed van de moeder en dat er sprake is van een loyaliteitsconflict. De rechtbank heeft de argumenten van de moeder, die stelt dat de minderjarige geen ondertoezichtstelling nodig heeft, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en dat andere middelen om deze bedreiging te verhelpen niet effectief zijn gebleken.
De rechtbank heeft daarom besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland voor de duur van een jaar, met als doel de ouders te ondersteunen in het verbeteren van hun onderlinge relatie en het waarborgen van een gezonde ontwikkeling voor de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de kinderrechters R.A. Otter, R.M. Bruin en E.M.A. Vinken.