In deze zaak hebben vier passagiers Transavia Airlines C.V. gedagvaard wegens een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Heraklion via Kos naar Amsterdam op 22 augustus 2010. De passagiers vorderden compensatie van € 1.600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een storing aan het communicatiesysteem van de luchtverkeersleiding, waardoor het toestel van de voorafgaande vlucht moest uitwijken naar Chania.
De kantonrechter oordeelde dat de vertraging inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen, en dat Transavia voldoende maatregelen had genomen om de vertraging te beperken. De rechter wees de vordering van de passagiers af, omdat Transavia niet verplicht was compensatie te betalen onder de genoemde verordening. De kantonrechter benadrukte dat de luchtvaartmaatschappij niet aansprakelijk is voor compensatie als de vertraging het gevolg is van omstandigheden die buiten hun invloedssfeer liggen.
Daarnaast werd de vordering tot vergoeding van € 33,85 voor maaltijden en verfrissingen afgewezen, omdat Transavia had voldaan aan haar verplichtingen door de passagiers drankjes en maaltijden aan te bieden. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt, omdat de passagiers niet tijdig op de hoogte waren gesteld van de oorzaak van de vertraging, wat mogelijk hun beslissing om de procedure te starten had beïnvloed.