ECLI:NL:RBNHO:2013:5999

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
11 juli 2013
Zaaknummer
553044 CV EXPL 12-4640
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben vier passagiers Transavia Airlines C.V. gedagvaard wegens een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Heraklion via Kos naar Amsterdam op 22 augustus 2010. De passagiers vorderden compensatie van € 1.600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een storing aan het communicatiesysteem van de luchtverkeersleiding, waardoor het toestel van de voorafgaande vlucht moest uitwijken naar Chania.

De kantonrechter oordeelde dat de vertraging inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen, en dat Transavia voldoende maatregelen had genomen om de vertraging te beperken. De rechter wees de vordering van de passagiers af, omdat Transavia niet verplicht was compensatie te betalen onder de genoemde verordening. De kantonrechter benadrukte dat de luchtvaartmaatschappij niet aansprakelijk is voor compensatie als de vertraging het gevolg is van omstandigheden die buiten hun invloedssfeer liggen.

Daarnaast werd de vordering tot vergoeding van € 33,85 voor maaltijden en verfrissingen afgewezen, omdat Transavia had voldaan aan haar verplichtingen door de passagiers drankjes en maaltijden aan te bieden. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt, omdat de passagiers niet tijdig op de hoogte waren gesteld van de oorzaak van de vertraging, wat mogelijk hun beslissing om de procedure te starten had beïnvloed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 553044 CV EXPL 12-4640
datum uitspraak: 16 juli 2013

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake
1.
[A.]
2.
[B.]
3.
[C.]
4.
[D.]te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. P.N. Meijer
tegen
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers

De procedure

De passagiers hebben Transavia gedagvaard op 23 maart 2012. Transavia heeft schriftelijk geantwoord. De passagiers hebben daarop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia nog een schriftelijke reactie heeft gegeven. Bij pleidooi van 17 en 31 januari en 14 maart 2013 hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. Partijen hebben pleitnotities overgelegd.

De feiten

De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers zou vervoeren van Heraklion via Kos naar Amsterdam op 22 augustus 2010 met vertrektijd 10.50 uur (lokale tijd) en vluchtnummer HV644, hierna: de vlucht.
De vlucht heeft een vertraging van meer dan drie uur opgelopen.
De passagiers hebben bij brief van 8 september 2010 compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging ten bedrage van in totaal € 1.600,00.
Transavia heeft geweigerd dit bedrag te betalen.

De vordering

De passagiers vorderen dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.633,85, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 357,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van 19 november 2009. De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Verder vorderen de passagiers een bedrag van € 33,85 aan vergoeding voor genoten maaltijden en verfrissingen.

Het verweer

Transavia betwist de vordering. Primair heeft Transavia verzocht om de procedure aan te houden totdat de Hoge Raad zich in zeven cassatieprocedures zal hebben uitgesproken over de uitspraak van het Hof in de gevoegde zaken C-581/10 en C-629/10 van 23 oktober 2012 (hierna: het Nelson-arrest). Transavia voert subsidiair aan dat de vordering dient te worden afgewezen omdat – kort samengevat – er sprake is van vertraging en er dan geen aanspraak bestaat op compensatie.
Meer subsidiair beroept Transavia zich op buitengewone omstandigheden ex artikel 5 lid 3 van de Verordening. Zij heeft aangevoerd dat het toestel dat de voorafgaande vlucht uitvoerde moest uitwijken naar Chania, omdat de luchtverkeersleiding van de luchthaven Heraklion te maken had met een storing aan het communicatiesysteem. Daardoor konden vliegtuigen die in Heraklion aan de grond stonden niet meer vertrekken. Tegen de tijd dat het toestel van de voorafgaande vlucht bij Heraklion aan zou komen was het vliegveld gesloten. Er kon op Heraklion niet meer geland worden, omdat er simpelweg geen plaats meer was. Transavia heeft geen invloed uit kunnen oefenen op het ontstaan van de storing aan het communicatiesysteem. De oorzaak van de vertraging bevond zich volledig buiten de invloedssfeer van Transavia. Transavia heeft verder al hetgeen redelijkerwijs mogelijk was gedaan om de vertraging zo beperkt mogelijk te houden. De passagiers van de voorafgaande vlucht zijn vanaf Chania met bussen naar hun bestemmingen gebracht. Na twee uur wachten op de luchthaven van Chania werd duidelijk dat, ook als het vliegveld van Heraklion weer open zou gaan, de bemanning als gevolg van de wettelijke werk- en rusttijdenregeling niet meer in staat zou zijn de terugvlucht naar Amsterdam uit te voeren. Transavia heeft er vervolgens voor gekozen om de passagiers van de voorafgaande vlucht, die als eindbestemming Kos hadden, naar Kos te brengen en op de luchthaven van Kos de passagiers die op de vlucht in kwestie stonden en aldus als eindbestemming Amsterdam hadden alvast op te halen, zodat de nieuw in te vliegen bemanning direct terug kon vliegen naar Amsterdam (en niet eerst nog een tussenlanding op Kos hoefde te maken).
Transavia betwist de rente en de buitengerechtelijke incassokosten en zij vordert veroordeling van de passagiers in de proceskosten, waaronder de nakosten,

De beoordeling

1.
De kantonrechter zal het verzoek van Transavia om aanhouding niet honoreren. Nu uit het Nelson-arrest - kort samengevat - ondubbelzinnig volgt dat het Sturgeon-arrest als geldend recht dient te worden beschouwd, zodat de passagiers ook bij vertraging van een zekere duur recht op compensatie kunnen hebben, zijn er geen termen om de uitspraak in de onderhavige zaak aan te houden.
2.
Ten aanzien van het beroep van Transavia op buitengewone omstandigheden overweegt de kantonrechter als volgt. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening is de luchtvaartmaatschappij niet verplicht compensatie als bedoeld in artikel 7 te betalen, indien zij kan aantonen dat de annulering of vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
3.
Het Europese Hof heeft in zijn arrest Wallentin-Hermann van 22 december 2008 in rechtsoverweging 40 overwogen dat, aangezien niet alle buitengewone omstandigheden aanleiding geven tot vrijstelling, de luchtvaartmaatschappij die zich op dergelijke omstandigheden beroept bovendien moet aantonen dat de genoemde omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen, dat wil zeggen maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden met name voldoen aan voor de betrokken luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. In rechtsoverweging 41 heeft het Hof overwogen dat de vervoerder dient aan te tonen dat hij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot annulering – en na het Sturgeonarrest – tot langdurige vertraging van de vlucht leidden.
4.
Transavia heeft aangevoerd dat de vertraging is veroorzaakt doordat het toestel dat de voorafgaande vlucht uitvoerde vanwege een storing in het communicatiesysteem op de luchthaven van Heraklion niet kon landen op deze luchthaven en moest uitwijken naar Chania. Met Transavia is de kantonrechter van oordeel dat daarmee sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen.
5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Transavia voldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat de vertraging van de vlucht in de onderhavige zaak het gevolg is geweest van die buitengewone omstandigheden. Transavia heeft vervolgens uiteengezet wat zij heeft ondernomen om de vertraging zo beperkt mogelijk te houden. Zij heeft –weliswaar mede omdat de crew uit de uren liep- haar vluchtschema gewijzigd en alvast de passagiers op Kos opgehaald, zodat zij op de vlucht in kwestie direct naar Amsterdam kon vliegen zonder de tussenlanding op Kos. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Transavia voldoende aangetoond dat zij de vertraging niet heeft kunnen vermijden. Omdat het beroep van Transavia op buitengewone omstandigheden slaagt, zal de vordering van de passagiers tot veroordeling van Transavia tot betaling van de compensatie wegens langdurige vertraging worden afgewezen.
6.
De vordering tot veroordeling van Transavia tot betaling van € 33, 85 zal eveneens worden afgewezen. Onweersproken is dat Transavia de passagiers drankjes, een lunch en een diner heeft aangeboden. Mitsdien heeft Transavia aan haar verplichtingen uit de Verordening voldaan.
7.
Omdat de vordering tot betaling van de hoofdsom zal worden afgewezen zal de vordering tot veroordeling van Transavia tot betaling van de buitengerechtelijke kosten eveneens worden afgewezen.
8.
Hoewel de passagiers overwegend in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Transavia heeft immers bij e-mail van 8 februari 2011 aan de passagiers bericht dat de onderhavige vlucht vertraagd was vanwege een mankement aan de motor. Weliswaar had Transavia de passagiers op 14 december 2010 bericht dat de vlucht was vertraagd vanwege een technische storing bij de luchtverkeersleiding, maar Transavia heeft eerst bij conclusie van dupliek duidelijk uitgelegd en onderbouwd wat de oorzaak van de vertraging was. Als de passagiers eerder over deze informatie hadden beschikt waren zij deze procedure wellicht niet gestart.

De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- compenseert de proceskosten in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.