ECLI:NL:RBNHO:2013:6096

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
515606 / CV EXPL 11-7839
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • K.I. Oyunlu
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging bij aansluitende vluchten en de toepassing van de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak vorderden twee passagiers compensatie van Swiss International Air Lines AG wegens vertraging bij hun aansluitende vlucht van Tokyo naar Amsterdam via Zürich. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Swiss en claimden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De kantonrechter te Haarlem oordeelde dat Swiss aansprakelijk was voor de vertraging, ondanks het verweer van de luchtvaartmaatschappij dat de annulering van de vlucht LX 161 te wijten was aan een technisch mankement dat als een buitengewone omstandigheid kon worden beschouwd. De rechter stelde vast dat technische mankementen inherent zijn aan de normale uitoefening van de luchtvaartactiviteit en dat Swiss niet kon aantonen dat de omstandigheden niet voorkomen hadden kunnen worden. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers toe en oordeelde dat zij recht hadden op een compensatie van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente, en € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten. Swiss werd ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de bescherming van luchtreizigers onder de Europese regelgeving en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in geval van vertragingen en annuleringen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 515606 / CV EXPL 11-7839
datum uitspraak: 16 juli 2013

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake
1.
[A.]
2.
[B.]te [woonplaats]
eisers
hierna te noemen de passagiers
gemachtigde E.S.A. Wiggers
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
SWISS INTERNATIONAL AIR LINES AG
kantoor houdende te Luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Swiss
gemachtigde mr. E.C. Douma

De procedure

De passagiers hebben Swiss gedagvaard op 20 mei 2011. Swiss heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, hebben de passagiers schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna Swiss nog een schriftelijke reactie heeft gegeven, met producties. De passagiers hebben bij akte op deze producties gereageerd. Bij rolbeschikking van 4 oktober 2012 heeft de kantonrechter bepaald dat de passagiers gelegenheid wordt geboden voor pleidooi, welk pleidooi op 20 november 2012 heeft plaatsgevonden.

De feiten

Op 1 juni 2002 is de “Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer” (hierna: de Overeenkomst) in werking getreden, waarbij de overeenkomstsluitende partijen regels hebben vastgesteld op het gebied van burgerluchtvaart. Onderdeel van de overeenkomst is een bijlage met Europese richtsnoeren en verordeningen die door de Overeenkomst eveneens van toepassing zijn geworden op Zwitserland. Bij de Overeenkomst is “Het Comité Luchtvervoer Gemeenschap / Zwitserland” (hierna: het Comité) ingesteld, dat is belast met het beheer en de correcte toepassing van de Overeenkomst. Het Comité is bevoegd bedoelde bijlage bij de Overeenkomst te wijzigen teneinde nieuwe wetgeving onder de werking van de Overeenkomst te brengen.
Artikel 1 lid 2 van de Overeenkomst luidt:

“2. Met dit doel zijn de in deze overeenkomst en in de in bijlage vermelde verordeningen en richtlijnen opgenomen bepalingen van toepassing onder de hierna genoemde voorwaarden. Voor zover die bepalingen inhoudelijk identiek zijn met de desbetreffende regels van het EG-Verdrag en met besluiten die ter uitvoering van dat Verdrag zijn aangenomen, worden zij bij hun tenuitvoerlegging en toepassing geïnterpreteerd in overeenstemming met de relevante uitspraken van het Hof van Justitie en de besluiten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen die van voor de datum van ondertekening van deze overeenkomst dateren. De uitspraken en besluiten die van na de ondertekening van deze overeenkomst dateren worden ter kennis gebracht van Zwitserland. Op verzoek van een van de Overeenkomstsluitende partijen worden de gevolgen van laatstgenoemde uitspraken en besluiten met het oog op de goede werking van deze overeenkomst door het Gemengd Comité vastgesteld.”

Artikel 15 van de Overeenkomst luidt:
“1. Met inachtneming van het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad, zoals opgenomen in de bijlage bij deze overeenkomst:- worden aan communautaire en Zwitserse luchtvaartmaatschappijen vervoersrechten verleend tussen ongeacht welk punt in Zwitserland en ongeacht welk punt in de Gemeenschap;- worden twee jaar na de van kracht wording van deze overeenkomst aan Zwitserse luchtvaartmaatschappijen vervoersrechten verleend tussen punten in verschillende lidstaten van de EG.”
In de aanhef van de bijlage bij de Overeenkomst staat:
“Voor de toepassing van deze overeenkomst geldt het volgende:(…)- Onverminderd artikel 15 van deze overeenkomst, wordt onder de in onderstaande richtsnoeren en verordeningen van de Gemeenschap gebruikte term “communautaire luchtvaartmaatschappij” tevens verstaan een luchtvaartmaatschappij die een exploitatievergunning heeft en die haar hoofdzetel en, in voorkomend geval, haar statutaire zetel in Zwitserland heeft overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad.”
Het Comité heeft bij besluit van 18 oktober 2006 onder meer Verordening (EG) Nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) aan de bijlage bij de Overeenkomst toegevoegd.
De passagiers hebben met Swiss een vervoersovereenkomst gesloten met betrekking tot de Swiss-vluchten van 24 mei 2009 op het traject Tokyo‑Zürich‑Amsterdam.
Swiss diende de passagiers op 24 mei 2009 om 10:25 uur (lokale tijd) vanaf Tokyo per vliegtuig met vluchtnummer LX 161 naar Zürich (aankomst 15:55 uur) te vervoeren, en vervolgens diende Swiss de passagiers dezelfde dag per vliegtuig met vluchtnummer LX 734 (vertrek 17:25 uur) van Zürich naar Amsterdam (aankomst 19:00 uur) te vervoeren. De afstand van dit reisschema bedraagt circa 9.327 kilometer.
Nadat bij het toestel van vlucht LX 161 een technisch mankement was geconstateerd, is deze vlucht geannuleerd. Swiss heeft de passagiers met vervangende vluchten naar Amsterdam vervoerd, waar zij met een vertraging van ruim 14 uur zijn aangekomen.
Vanaf 14 juli 2009 hebben de passagiers Swiss aangeschreven tot betaling van een gestandaardiseerde compensatie op grond van de Verordening.
Swiss heeft betaling geweigerd.

De vordering

De passagiers vorderen dat Swiss bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juli 2009;
- € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen de met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juli 2009;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum vonnis.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van 19 november 2009. De passagiers stellen dat Swiss gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Swiss heeft vlucht LX 161 van Tokyo naar Zürich geannuleerd, waardoor de passagiers hun eindbestemming Amtserdam met een vertraging van ruim 14 uren hebben bereikt.

Het verweer

Swiss bestrijdt de vordering. Swiss heeft aangevoerd dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen. Voorts heeft Swiss aangevoerd dat de Verordening niet van toepassing is op de onderhavige geannuleerde vlucht. De Verordening heeft voor haar als Zwitserse luchtvaartmaatschappij beperkte werking, nu uit artikel 15 van de Overeenkomst volgt dat de Verordening uitsluitend geldt voor vluchten tussen Zwitserland en EU‑lidstaten. In dit geval gaat het evenwel om een geannuleerde vlucht van Istanbul naar Zürich, zodat geen sprake is van een vlucht tussen een EU‑lidstaat en Zwitserland.
Subsidiair voert Swiss aan dat zij geen compensatie verschuldigd is omdat vlucht LX 161 is geannuleerd wegens een technisch probleem. Het toestel is immer uitstekend onderhouden en in goede staat vanuit Zürich naar Tokyo vertrokken. Vóór vertrek vanuit Tokyo werd bij de gebruikelijke inspectie evenwel een hydraulisch lek geconstateerd, waardoor het linker hoofdlandingsgestel niet goed functioneerde. Swiss heeft er alles aan gedaan om dit mankement zo spoedig mogelijk te verhelpen. De onderdelen die Swiss uit Hong Kong per vliegtuig naar Tokyo had laten sturen, bleken niet de juiste onderdelen te zijn. Nu de annulering het gevolg is van een onverwacht vliegveiligheidsprobleem, is sprake van buitengewone omstandigheden, die Swiss ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon voorkomen. Swiss wijst er verder op dat de geringe prijs van het ticket niet in verhouding staat tot de hoogte van de gevorderde compensatie.
Swiss heeft de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten bestreden en vordert matiging van de gevorderde vergoeding van deze kosten.

De beoordeling

1.
Gelet op artikel 4 lid 1 van Verordening (EG) Nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken is deze verordening formeel niet van toepassing en wordt de bevoegdheid geregeld door de Nederlandse wetgeving. Nu Swiss kantoor houdt te Schiphol, is op grond van de artikelen 2 en 99 Rv juncto artikel 1:14 van het Burgerlijk Wetboek de kantonrechter te Haarlem bevoegd.
2.
Uit het als productie 1 bij dagvaarding overgelegde document volgt dat er sprake was van één boeking en dat de passagiers beschikten over één (electronisch) ticket. Daarmee is vast komen te staan dat de passagiers een boeking hadden voor een vlucht van Tokyo naar Amsterdam via Zürich. Voorts is daarmee vast komen te staan dat het hierbij ging om twee rechtstreeks aansluitende vluchten; een vlucht van Tokyo naar Zürich en een daarop rechtstreeks aansluitende vlucht van Zürich naar eindbestemming Amsterdam. Uit de bewoordingen van artikel 15 van de Overeenkomst (“
tussen ongeacht welk punt in Zwitserland en ongeacht welk punt in de Gemeenschap”) volgt dat de Verordening op de rechtstreeks aansluitende vlucht van Zürich naar eindbestemming Amsterdam van toepassing is. De passagiers baseren hun aanspraak op compensatie op annulering van de vlucht met vluchtnummer LX 161 van Tokyo naar Zürich, waarna zij – niet met de aansluitende vlucht LX 734 van Zürich naar eindbestemming Amsterdam – maar met een andere vlucht naar eindbestemming Amsterdam zijn vervoerd. Uit de bewoordingen van artikel 7 lid 2;
“Indien de passagiers een andere vlucht naar hun eindbestemming wordt aangeboden (…)”volgt dat ook in de onderhavige situatie de passagiers recht kunnen hebben op compensatie. Het verweer van Swiss dienaangaande faalt derhalve.
3.
Ten aanzien van het beroep van Swiss op buitengewone omstandigheden overweegt de kantonrechter in algemene zin als volgt. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
4.
Niet alle buitengewone omstandigheden geven aanleiding tot vrijstelling van de compensatieverplichting. De luchtvaartmaatschappij moet stellen en aantonen dat deze omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden voldoen aan voor de luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. Het moet gaan om omstandigheden waarop de luchtvervoerder geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen.
5.
Het Europese Hof heeft in zijn arrest Wallentin-Hermann de buitengewone omstandigheid ‘onverwachte vliegveiligheidsproblemen’ nader ingevuld. Het Hof heeft geoordeeld dat technische mankementen kunnen worden beschouwd als onverwachte vliegveiligheidsproblemen. Aldus het Hof kunnen de omstandigheden die een dergelijk voorval vergezellen alleen dan als uitzonderlijk in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening worden aangemerkt, wanneer zij verband houden met een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en de luchtvaartmaatschappij hierop geen invloed kan uitoefenen wegens de aard of de oorsprong van de gebeurtenis.
6.
Het Hof heeft in r.o. 24 en 25 uiteengezet welke technische problemen inherent zijn aan de normale uitvoering van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij. Het gaat om technische problemen die worden vastgesteld tijdens het onderhoud van luchtvaartuigen of die het gevolg zijn van onvolkomenheden bij een dergelijk onderhoud. Deze technische mankementen vormen aldus
geenuitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Het Hof heeft in het Wallentin-Hermann arrest - op de inhoud waarvan het Hof in het Sturgeon en Nelson arrest niet is teruggekomen - bepaald dat problemen die worden vastgesteld tijdens het onderhoud van luchtvaartuigen of die het gevolg zijn van onvolkomenheden bij een dergelijk onderhoud, inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij en (aldus)
geenuitzonderlijke omstandigheden vormen als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
7.
Het Hof heeft in het Wallentin-Hermann arrest niet uiteengezet welke technische problemen ‘niet inherent’ zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en op welke technische problemen de luchtvaartmaatschappij geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan niet (a contrario) uit r.o. 25 worden afgeleid dat problemen die niet tijdens het onderhoud worden vastgesteld of die niet het gevolg zijn van onvolkomenheden bij een dergelijk onderhoud wel buitengewone omstandigheden vormen. Het Hof heeft in r.o. 26 slechts aangegeven dat ‘
evenwel niet kan worden uitgesloten dat technische problemen uitzonderlijke omstandigheden vormen’en het Hof heeft voorbeelden gegeven van wanneer dit het geval zou kunnen zijn, namelijk wanneer sprake is van verborgen fabricagefouten of luchtvaartuigen die werden beschadigd door sabotage of terrorisme.
8.
Gelet op (a) de tekst van r.o. 26 van het Wallentin-Hermann-arrest -
‘kan niet worden uitgesloten’-, (b) de aard van de door het Hof gegeven voorbeelden – het Hof noemt slechts van buitenkomende oorzaken – in samenhang met (c) de doelstelling van de Verordening, te weten een hoog niveau van consumentenbescherming, oordeelt de kantonrechter dat in zijn algemeenheid een technisch mankement of een indicatie daarvan, dat zich voordoet nadat het toestel is vrijgegeven –released to service– in beginsel moet worden beschouwd als inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij en aldus geen buitengewone omstandigheid oplevert. De kantonrechter komt mitsdien niet toe aan de beoordeling van de vraag of Swiss deze omstandigheid had kunnen voorkomen.
9.
Nu het beroep van Swiss op buitengewone omstandigheden faalt en Swiss voor het overige geen verweer heeft gevoerd, ligt de vordering tot betaling van compensatie voor toewijzing gereed. Aangezien de Verordening op grond van artikel 15 van de Overeenkomst slechts van toepassing is op de vlucht tussen Zürich en eindbestemming Amsterdam, zal op grond van artikel 7 lid 1 sub a van de Verordening een compensatie van € 250,00 per passagier worden toegewezen. Ten aanzien van de stelling van Swiss dat de geringe prijs van het ticket niet in verhouding staat tot de hoogte van de gevorderde compensatie, overweegt de kantonrechter dat de Verordening als doel heeft een hoog niveau van bescherming voor luchtreizigers te bieden. In artikel 7 is ter wille van de rechtszekerheid en de hanteerbaarheid van het recht daartoe een forfaitaire compensatie opgenomen voor het door passagiers geleden tijdsverlies, zonder dat de passagiers hoeven te bewijzen dat zij geïndividualiseerde schade hebben geleden.
10.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
11.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Swiss heeft dit gedeelte van de vordering betwist. Gebleken is dat de door (de gemachtigde van) de passagiers verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een (eventueel herhaalde) aanmaning, het doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden toegewezen, echter slechts tot het bedrag volgens de staffel van het rapport Voorwerk II van € 178,50. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar. Nu de passagiers niet hebben gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de kantonrechter de rente toewijzen vanaf de dag der dagvaarding.
12.
Swiss zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 14 dagen na heden, nu Swiss ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De gevorderde rente over de proceskosten zal evenwel worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt Swiss tot betaling aan de passagiers van een bedrag van € 500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag 28 juli 2009 tot aan de dag van voldoening;
- veroordeelt Swiss tot betaling aan de passagiers van een bedrag van € 178,50 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag 20 mei 2011 tot aan de dag van voldoening;
- veroordeelt Swiss tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd,
dagvaarding € 90,81
griffierecht € 142,00
salaris gemachtigde € 300,00
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.I. Oyunlu en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.