ECLI:NL:RBNHO:2013:6183

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
14/701318-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging verkrachting en van de subsidiair ten laste gelegde aanranding; veroordeling voor mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot verkrachting, aanranding en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot verkrachting en de subsidiair ten laste gelegde aanranding, maar hem wel veroordeeld voor mishandeling. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 14 en 15 juli 2012 in Venhuizen, waar de verdachte en het slachtoffer, met wie hij een LAT-relatie had, samen waren. Tijdens een bezoek aan de woning van de verdachte zou hij het slachtoffer in de douche hebben geprobeerd te verkrachten, wat hij ontkende. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de poging tot verkrachting en aanranding te bewijzen, aangezien de aangifte van het slachtoffer niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft mishandeld door haar met kracht bij de bovenarmen vast te houden, wat leidde tot letsel. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, afgewezen omdat deze was gebaseerd op de feiten waarvan de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 14/701318-12
Uitspraakdatum: 9 juli 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juni 2013in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. ter Steege en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.F.M. Deijkers, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlaste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
hij op of omstreeks 14 juli 2012 en/of 15 juli 2012 te Venhuizen, gemeente Drechterland, in een woning gelegen aan de [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], heeft de verdachte het volgende gedaan:
  • de deuren van die woning op slot gedaan, en/of
  • die[slachtoffer] de badkamer ingetrokken en/of de kleding van die[slachtoffer] uitgetrokken en/of stukgetrokken, en/of
  • die[slachtoffer] tegen de muur van de badkamer gegooid, althans geduwd, en/of
  • die[slachtoffer] met kracht bij haar (boven) armen vastgehouden, en/of
  • zijn, verdachtes, knie tussen de benen van die[slachtoffer] gedaan, en/of
  • die[slachtoffer] bij haar haren vastgepakt en/of met die[slachtoffer] geworsteld onder de douche, en/of
  • aldus) een bedreigende situatie gecreëerd voor die[slachtoffer], en/of
  • de borsten van die[slachtoffer] betast en/of aan de borsten van die[slachtoffer] gezogen, en/of
  • aan de vagina van die[slachtoffer] gelikt, en/of
  • een been van die[slachtoffer] omhoog gehouden en/of geprobeerd om zijn, verdachtes, penis in de vagina van die[slachtoffer] te duwen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2012 en/of 15 juli 2012 te Venhuizen, gemeente Drechterland, in een woning gelegen aan de [pleegplaats] door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
  • het betasten van de borsten van die[slachtoffer] en/of het zuigen aan de borsten van die[slachtoffer], en/of
  • het likken aan de vagina van die[slachtoffer], en/of
  • het omhoog houden van een been van die[slachtoffer] en/of vervolgens met zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die[slachtoffer] te duwen,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
  • het op slot doen van de deuren van die woning, en/of
  • het in de badkamer trekken van die[slachtoffer] en/of het uittrekken en/of kapot trekken van de kleding van die[slachtoffer], en/of
  • het tegen de badkamermuur gooien, althans duwen, van die[slachtoffer], en/of
  • het met kracht bij de (boven)armen vasthouden van die[slachtoffer], en/of
  • aldus een bedreigende situatie voor die[slachtoffer] te creëren;
Meer Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2012 en/of 15 juli 2012 te Venhuizen, gemeente Drechterland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer] (zijnde de partner van hem, verdachte), het volgende heeft gedaan:
  • die[slachtoffer] tegen de muur van de badkamer gegooid, althans geduwd, en/of
  • die[slachtoffer] met kracht bij haar (boven) armen vastgehouden, en/of
  • zijn, verdachtes, knie tussen de benen van die[slachtoffer] gedaan, en/of
  • die[slachtoffer] bij haar haren vastgepakt en/of met die[slachtoffer] geworsteld onder de douche, en/of
  • met kracht een been van die[slachtoffer] omhoog getrokken en/of gehouden,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Verdachte heeft sinds 2008 een LAT-relatie met mevrouw [slachtoffer]. Op vrijdag 13 juli 2012 heeft verdachte[slachtoffer] thuis opgehaald, hebben zij boodschappen gedaan en zijn in gezelschap van anderen naar Callantsoog geweest. Verdachte en[slachtoffer] zijn vervolgens samen naar de woning van verdachte gegaan. Zaterdag 14 juli 2012 hebben zij gewinkeld in Enkhuizen, waarna zij weer terug zijn gegaan naar de woning van verdachte en waar verdachte ’s avonds eten heeft gekookt. Nadat verdachte na het eten de band van de fiets van[slachtoffer] had gemaakt, is hij op enig moment gaan douchen. Ook[slachtoffer] kwam in de doucheruimte. Aldaar zou verdachte hebben geprobeerd[slachtoffer] te verkrachten.
De rechtbank dient in deze zaak te beoordelen of verdachte de tenlastegelegde seksuele- en geweldshandelingen heeft gepleegd. Voorts dient de rechtbank te beoordelen of die handelingen poging tot verkrachting, aanranding of mishandeling opleveren.
Voorts dient de rechtbank een oordeel te geven over de vordering benadeelde partij die door mr. M.R. Bruins namens[slachtoffer] is ingediend.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de officier gewezen op de aangifte van[slachtoffer], de emotionele toestand waarin zijn verkeerde toen zij op 15 juli 2012 de politie belde, de verklaring van verdachte dat hij in dat weekend samen met[slachtoffer] is geweest en seks met haar heeft gehad en de medische verklaring omtrent het letsel dat bij[slachtoffer] is geconstateerd. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte omtrent de gebeurtenissen in de doucheruimte niet geloofwaardig.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet aan het bewijsminimum is voldaan.
4.3.
Vrijspraak van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad over het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342 lid 2 Wetboek van Strafvordering volgt dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. In uitspraken van 6 maart 2012 nuanceert de Hoge Raad de maatstaf dat het steunbewijs de kern van het ten laste gelegde moet ondersteunen en overweegt dat het daderschap kan worden aangenomen indien de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden niet op zichzelf staan en steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Verdachte ontkent het ten laste gelegde. Hij weerspreekt dat hij geweld heeft gebruikt en dat hij[slachtoffer] heeft gedwongen tot (ondergaan van) seksuele handelingen. Ten aanzien van de seksuele handelingen in de doucheruimte bevindt zich in het dossier slechts de aangifte van[slachtoffer]. Wat betreft de geweldshandelingen die met de seksuele handelingen gepaard zouden zijn gegaan bevinden zich in het dossier naast de aangifte van [slachtoffer] een niet ondertekende letselbeschrijving van arts P.T. Bet en een aantal foto’s. De arts heeft[slachtoffer] op 15 juli 2012 gezien, de foto’s zijn op 16 juli 2012 genomen. Uit de letselbeschrijving en foto’s volgt dat bij[slachtoffer] op beide bovenarmen sprake is van drie blauwe plekken ter grootte van vingerafdrukken en voorts van een blauwe plek aan de duimzijde van de linkerpols. De rechter voortand van[slachtoffer] staat vrijwel los.[slachtoffer] heeft zelf verklaard dat de tand voordien slechts licht los stond.[slachtoffer] heeft pijn aangegeven aan boven-/voorzijde van de romp en aan de liezen. Volgens de letselbeschrijving kan dit laatste passen bij overstrekking van beide heupgewrichten. De rechtbank stelt vast dat de aangegeven pijn niet objectiveerbaar is gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat een en ander onvoldoende ondersteuning biedt voor de aangifte ten aanzien van de kern van de verwijten die in het primair en subsidiair tenlastegelegde worden gemaakt (poging verkrachting c.q. aanranding). De rechtbank is van oordeel dat de emotionele toestand van[slachtoffer] ten tijde van de eerste melding bij de politie op 15 juli 2012 alsmede ten tijde van de daarop gevolgde aangifte het gebrek aan steunbewijs niet kan compenseren. Nu andere bewijsmiddelen waardoor de aangifte op relevante punten wordt ondersteund ontbreken, zal de rechtbank verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde vrijspreken
4.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1] , [2]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
In de nacht van zaterdag 14 op zondag 15 juli 2012 heeft verdachte[slachtoffer] in de douche van zijn woning in Venhuizen bij de schouders en de armen vastgepakt. Toen[slachtoffer] wilde weglopen heeft verdachte haar tegengehouden en wederom bij de armen gepakt, waardoor[slachtoffer] pijn aan haar armen had. [3] Verdachte heeft erkend dat hij samen met[slachtoffer] in de doucheruimte was. [4] De volgende dag heeft GGD-arts P.T. Bet geconstateerd dat[slachtoffer] verschillende blauwe plekken ter grootte van een vingerafdruk had op haar beide bovenarmen en nabij haar linkeroksel. [5] Verbalisant Hekking heeft met haar diensttelefoon drie foto’s van de rechterzijde van het lichaam van[slachtoffer] gemaakt en drie foto’s van de linkerzijde van diens lichaam. [6] Op de foto’s zijn diverse blauwe plekken op de linker- en rechterbovenarm te zien. [7]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht bewezen dat verdachte[slachtoffer] opzettelijk heeft mishandeld door haar met kracht bij de bovenarmen vast te houden. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen andere aannemelijke verklaring voor het ontstaan van de blauwe plekken. De verklaring van verdachte dat hij[slachtoffer] in de douche slechts corrigerend heeft vastgepakt wordt gelogenstraft door de blauwe plekken, die op kracht duiden.
De overige tenlastegelegde geweldshandelingen acht de rechtbank niet bewezen en zij zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
4.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Meer subsidiair:
hij in de periode van 14 juli 2012 tot en met 15 juli 2012 te Venhuizen, gemeente Drechterland, opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld door haar met kracht bij haar bovenarmen vast te houden, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, tijdens welke de algemene voorwaarden van toepassing zijn.
7.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft [slachtoffer], met wie hij al zo’n vijf jaar een LAT-relatie heeft, mishandeld door haar zo stevig bij de bovenarmen te grijpen, dat het slachtoffer pijn heeft ondervonden en letsel heeft opgelopen. Hoewel verdachte en[slachtoffer] niet bij elkaar woonden, waren zij toch al geruime tijd partners. Partners moeten zich bij elkaar veilig kunnen voelen.
De rechtbank heeft gelet op het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 20 december 2012, en opgesteld door
S. Soffner, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, Adviesunit Alkmaar. Uit het rapport blijkt dat de reclassering vanwege de ontkennende houding van verdachte en het ontbreken van een delictpatroon geen juiste inschatting heeft kunnen maken van de mate van zelfinzicht van verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde. Er zijn geen risicofactoren gevonden die duiden op een verhoogd algemeen recidiverisico dan wel noodzaken tot hulpverlening of gedragsinterventies.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat overeenkomstig de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de landelijke afspraken tussen voorzitters van Gerechtshoven en rechtbanken een geldboete moet worden opgelegd. Dat de rechtbank tot een geheel andere straf komt dan door de officier van justitie geëist is ingegeven door het feit dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.

8.Vordering benadeelde partij

Namens de benadeelde partij [slachtoffer] heeft mr. M.R. Bruins een vordering tot schadevergoeding van € 7.650,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die[slachtoffer] als gevolg van het tenlastegelegde zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde reiskosten van € 100,00 kunnen worden toegewezen en dat de gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 2.500,00. De officier van justitie heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het overige gevorderde aan materiële en immateriële schade af te wijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet in de vordering kan worden ontvangen nu de gevorderde schade geheel is gebaseerd op de gevolgen die[slachtoffer] zou hebben ondervonden van hetgeen verdachte primair of subsidiair ten laste is gelegd en de rechtbank oordeelt dat verdachte van die feiten dient te worden vrijgesproken.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 4.5. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het betalen van een geldboete van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Haverkate, voorzitter,
mr. S. Angenent-Bakker en mr. L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juli 2013.
Mr. Stevens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Tenzij anders vermeld, zijn de bewijsmiddelen ontleend aan het relaas proces-verbaal met nummer PL10RR 2012079418, dat in de wettelijke vorm is opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar B.I. Hekking, als brigadier werkzaam bij de politie Noord-Holland Noord, met doorgenummerde bijlagen en met sluitingsdatum 6 september 2012. De paginanummering in dit vonnis is afkomstig uit genoemde bijlagen.
3.Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2012079418-1 van 31 juli 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer] (pagina’s 57 en 62).
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 juni 2013.
5.Een geschrift, zijnde een letselbeschrijving van [slachtoffer] op 15 juli 2012 door P.T. Bet, arts GGD Holland Noorden (pagina 33).
6.Het proces-verbaal met nummer PL10RR 2012079418-9, gedateerd 12 augustus 2012, inhoudende de bevindingen van B.I. Hekking (pagina 44).
7.Geschriften, zijnde een zestal foto’s van de linker- of rechterbovenarm van[slachtoffer] (dossierpagina’s 45 t/m 50).