6.2.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en de hieronder opgesomde rapporten is gebleken:
- het Pro Justitia rapport d.d. 5 april 2013, opgesteld door R.M. Hes, psychiater;
- het reclasseringsadvies d.d. 15 maart 2013 van GGZ Reclassering Palier Haarlem;
- het reclasseringsadvies d.d. 16 mei 2013 van GGZ Reclassering Palier Haarlem.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft opzettelijk de remkabels van de bromfiets van zijn buurvrouw door geknipt en daarbij bewust de kans op de koop toe genomen dat die buurvrouw als gevolg daarvan zou komen te overlijden. Door aldus te handelen heeft verdachte zijn buurvrouw en de overige verkeersdeelnemers immers blootgesteld aan de kans op een (verkeers)ongeluk met mogelijk een dodelijke afloop en dit enkel en alleen maar om het feit dat hij een hekel aan haar had en zich aan haar irriteerde.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij er niet voor heeft gekozen om de problemen die hij met zijn buurvrouw heeft op een andere manier op te lossen. In plaats daarvan heeft verdachte in zijn woede en gedreven door irritatie ervoor gekozen om over te gaan tot het doorknippen van de remkabels terwijl hij wist dat dit tot een ongeluk zou kunnen leiden.
De omstandigheid dat het slachtoffer het leven niet heeft verloren is een gelukkige, die geenszins aan de verdiensten van verdachte is te danken. Dat dit verregaande gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer blijkt uit haar twee slachtofferverklaringen. Zij was zich totaal niet bewust van het feit dat haar buurjongen al enkele jaren een hekel aan haar had. In eerste instantie dacht zij dat het een kwajongensstreek was, maar sinds zij achter de identiteit van verdachte is gekomen en ervan op de hoogte is geraakt dat hij zijn daad bewust tegen haar heeft gepleegd, leeft zij in angst, hetgeen gelet op de situatie ook zeer begrijpelijk is, nu het ook heel verkeerd voor haar en haar kleinkind, die zij vaak meeneemt op de bromfiets, had kunnen aflopen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling en de bedreiging van zijn vader. Mishandeling en bedreiging veroorzaken naast pijn en letsel vaak ook onrust en gevoelens van onveiligheid bij met name het slachtoffer maar ook in de samenleving.
De rechtbank stelt vast dat de bovenomschreven feiten misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Het psychiatrisch rapport gedateerd 5 april 2013 houdt onder meer het volgende in:
In het psychiatrisch onderzoek naar verdachte wordt vastgesteld dat er ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een hechtingsstoornis en een ziekelijke stoornis in de zin van een waanstoornis, dit mede onder invloed van verdovende middelen.
Deze stoornissen beïnvloedden de gedragskeuze van verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde en het ten laste gelegde kan daardoor verklaard worden. Door de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de ziekelijke stoornis, versterkt door het gebruik van verdovende middelen, interpreteerde verdachte geluiden van de bovenbuurvrouw op een waanachtige wijze, waardoor hij dacht dat zij dit opzettelijk jegens hem deed en hij meende wraak op haar te moeten nemen door haar bromfiets stuk te maken door de remkabels door te knippen. Ten aanzien van de bedreiging en mishandeling van zijn vader was ergernis de drijfveer, waarbij vader niet of nauwelijks in staat was zijn gedrag te beïnvloeden. Gelet op het voorgaande concludeert de psychiater dat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. In de toekomst kan dit zonder behandeling, in combinatie met drugsgebruik, andermaal tot het plegen van strafbare feiten leiden. Geadviseerd wordt dan ook om aan verdachte een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf met verplicht reclasseringscontact op te leggen onder de (bijzondere) voorwaarde van residentiële behandeling bij een psychiatrische instelling voor jong volwassenen zoals “Groot Batelaar” te Lunteren, hetgeen in overleg met het NIFZ als passende setting is genoemd.
Het reclasseringsadvies van 15 maart 2013 sluit daarbij aan en houdt kort gezegd in als conclusie dat alleen een klinische opname relevant lijkt, dat er ernstige problemen zijn in het gedrag en de leefsituatie van verdachte die bijdragen aan een grote kans op recidive of terugval in middelengebruik. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Het reclasseringsadvies van 16 mei 2013 houdt voorts in dat is gebleken dat verdachte (per 6 juni 2013) opgenomen kan worden in de kliniek “Groot Batelaar” en dat derhalve wordt geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij GGZ Reclassering Palier en een behandelverplichting, inhoudend dat verdachte zich laat opnemen in kliniek “Groot Batelaar” te Lunteren en de geïndiceerde behandeling afrondt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank geen ander beeld van verdachte gekregen dan uit voormelde rapporten naar voren komt. Met de conclusies van deze rapporten kan de rechtbank zich verenigen en zij maakt deze dan ook tot de hare.
De rechtbank zal bij het bepalen van de straf ermee rekening houden dat verdachte ten aanzien van de onder 3.6. bewezen verklaarde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. In de omstandigheden waaronder het feit is begaan noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee (2) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met en verplichte begeleiding door GGZ Reclassering Palier noodzakelijk. Bijzondere voorwaarden met die strekking zullen – conform het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Palier d.d. 16 mei 2013 – aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Aangezien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de aan verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.