ECLI:NL:RBNHO:2013:6192

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
15/700017-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling door het doorknippen van remkabels van een bromfiets

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 4 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag, bedreiging en mishandeling. De verdachte heeft opzettelijk de remkabels van de bromfiets van zijn buurvrouw doorgeknipt, met de bewuste kans dat dit zou leiden tot een dodelijk ongeluk. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, gedreven door woede en irritatie, niet heeft gekozen voor een andere oplossing voor zijn problemen met de buurvrouw. De verdachte was zich bewust van de mogelijke gevolgen van zijn daad, maar heeft deze aanvaard. Het slachtoffer, de buurvrouw, heeft verklaard dat zij in angst leeft sinds zij achter de identiteit van de verdachte is gekomen. Daarnaast heeft de verdachte zijn vader bedreigd en mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, wat is bevestigd door psychiatrische rapporten. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van acht maanden geëist, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan 98 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700017-13
Uitspraakdatum: 4 juni 2013
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 maart 2013, 12 april 2013 en 21 mei 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] te Heemskerk,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres],
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Ok en van wat verdachte en zijn raadsvrouwe, mr. C.J. Hes, advocate te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1 primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 december 2012 tot en met 11 december 2012 te Beverwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een kniptang, althans met een voorwerp, beide remkabels van de bromfiets van die [slachtoffer 1] (kenteken: [kenteken]) heeft doorgeknipt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] - toen zij op haar bromfiets reed - niet meer kon remmen met de remkabels en/of remmen van die bromfiets, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 1 subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 december 2012 tot en met 11 december 2012 te Beverwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een kniptang, althans met een voorwerp, beide remkabels van de bromfiets van die [slachtoffer 1] (kenteken [kenteken]) heeft doorgeknipt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] - toen zij op haar bromfiets reed - niet meer kon remmen met de remkabels en/of remmen van die bromfiets, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 1 meer subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 december 2012 tot en met 11 december 2012 te Beverwijk opzettelijk en wederrechtelijk (de remkabels van) een bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, met een kniptang, althans met een voorwerp, remkabels van voornoemde bromfiets doorgeknipt;
feit 2
hij op of omstreeks 16 november 2012 te Beverwijk, [slachtoffer 2] (zijnde zijn, verdachtes, vader) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood als ik mijn spullen niet terug krijg" en/of "Ik vermoord je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 3
hij op of omstreeks 27 augustus 2012 te Beverwijk opzettelijk zijn vader (tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond), althans een persoon, te weten [slachtoffer 2], heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, met de vuist op/tegen de (rechter)schouder en/of op/tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer 2] geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe van verdachte heeft vrijspraak van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde bepleit. Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste legde feit heeft de raadsvrouwe zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouwe heeft voorts vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit, omdat verdachte niet heeft geslagen, maar zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het geven van een duw door verdachte.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 mei 2013 afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 16 november 2012 (dossierpagina 42-43).
De door de rechtbank als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden feit 1 primair [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 10 december 2012 heeft [slachtoffer 1] haar bromfiets van het merk Tomos voorzien van het kenteken [kenteken] in de gezamenlijke berging van het appartementencomplex gelegen aan de Beatrixlaan te Beverwijk geplaatst. Tot deze berging hebben alle bewoners toegang. Even daarvoor had zij nog op haar bromfiets gereden en deze deed het toen prima. Toen zij op 11 december 2012 weer weg wilde gaan startte zij haar bromfiets in de berging, waarna zij merkte dat haar linkerrem het niet goed deed. Zij besloot om wat langzamer te rijden en haar rechterrem te gebruiken. Vanaf de Beatrixlaan reed zij richting de Vennelaan en toen wilde zij oversteken naar de Aagtendijk. Zij wilde vaart minderen en besloot om te remmen omdat het kruispunt Vennelaan/Aagtendijk vaak erg druk en onoverzichtelijk is, maar tot haar schrik deden beide remmen het niet. Gelukkig was er op dat moment geen verkeer en lukte het haar om met haar voeten te remmen en de bromfiets tot stilstand te brengen. Zij is vervolgens terug naar huis gelopen en aldaar heeft haar man, nadat hij de bromfiets had nagekeken, haar verteld dat beide remmen waren doorgeknipt. [2]
Getuige [getuige], eigenaar van Bike Holland te Beverwijk, heeft verklaard dat hij de snorfiets van [slachtoffer 1] (op foto’s) herkent, dat er in december 2012 een vrouw met deze snorfiets naar zijn bedrijf is gekomen, en dat toen is gebleken dat zowel de remkabel van de linker- als van de rechterrem waren doorgeknipt en dat er uit de kabel van het voorwiel zelfs een heel stuk was geknipt. [3] Daarnaast is er op 8 april 2013 een onderzoek door de politie verricht waarbij aangeefster met haar snorfiets de door haar op 11 december 2012 afgelegde route diende te demonstreren. Toen zij tijdens die demonstratie aankwam bij de haaientanden op de splitsing van de Beatrixlaan en de Vennelaan te Beverwijk, verklaarde [slachtoffer 1] dat zij op die plek bemerkte dat haar remmen niet functioneerden, dat zij trachtte om met haar voeten te stoppen hetgeen niet lukte en dat zij tot stilstand kwam op de fietsstrook. Voorts is gebleken dat voornoemde splitsing niet geheel overzichtelijk is. Om zowel links als rechts de gehele weg te kunnen overzien dient men op de fietsstrook te gaan staan. [4]
Op 16 december 2012 bevond [verdachte], geboren op [geboortedag] te Heemskerk en wonende aan de [adres] te Beverwijk, zich in de ophoudkamer van het politiebureau te Beverwijk alwaar hij in gesprek raakte met verbalisant [verbalisant]. Tijdens dit korte gesprek verklaarde [verdachte] dat hij kort geleden de remkabels van de bromfiets van zijn buurvrouw had doorgesneden, omdat hij een hekel aan de bewuste buurvrouw had. [5]
In het daarop volgende verhoor verklaarde verdachte dat zijn buurvrouw hem het bloed onder de nagels vandaan haalt, dat zij ‘hamertje tik’ op de vloer doet en met een drilboor gaten in de vloer maakt en dat hij en zijn vader daar last van hebben. Verdachte vond dat het afgelopen moest zijn en heeft rond 7 december 2012 om 04:00 uur ’s nachts een kniptang uit zijn eigen schuur gehaald en toen beide remkabels van de bromfiets van zijn buurvrouw in de algemene berging doorgeknipt. De volgende dag heeft hij gezien dat zij met haar bromfiets wegging en dacht hij na over de gevolgen. Verdachte was zich toen bewust dat het mogelijk tot een ongeluk kon leiden, maar heeft daar toen niets aan gedaan. [6] Ter terechtzitting heeft verdachte wederom erkend dat hij de remkabels van de bromfiets heeft doorgeknipt.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair
Ter terechtzitting heeft verdachte de eerder bij de politie afgelegde verklaring terug genomen en verklaard dat het slechts zijn bedoeling was om met het doorknippen van beide remkabels de bromfiets van zijn buurvrouw te vernielen. [7] De raadsvrouwe van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat in het strafdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouwe heeft daartoe aangevoerd dat verdachte met het doorknippen van de remkabels van de bromfiets de bedoeling heeft gehad om de bromfiets te vernielen en nimmer voor ogen heeft gehad om het slachtoffer opzettelijk van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte heeft de remkabels van de bromfiets van zijn buurvrouw doorgeknipt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het doorknippen van remkabels van een bromfiets het remvermogen beïnvloedt, waardoor, met name in een drukke verkeerssituatie, de aanmerkelijke kans bestaat dat zich een (verkeers)ongeluk voordoet met eventueel dodelijke gevolgen voor de berijder van de desbetreffende bromfiets, en/of voor overige verkeersdeelnemers. Dat verdachte hiervan op de hoogte was en dat eventuele gevolg heeft aanvaard, leidt de rechtbank af uit het feit dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij heeft nagedacht over de mogelijke gevolgen van zijn daad en wist dat het doorknippen van de remkabels een ongeluk tot gevolg kon hebben.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat de gedraging van verdachte, te weten het doorknippen van de remkabels, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, te weten een ongeluk met mogelijk dodelijke afloop, dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het mogelijke gevolg zou intreden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich opzettelijk in de zin van voorwaardelijk opzet, schuldig heeft gemaakt aan het doorknippen van de remkabels van de bromfiets van zijn buurvrouw [slachtoffer 1], teneinde zijn buurvrouw opzettelijk van het leven te beroven.
3.5.
Redengevende feiten en omstandigheden feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 27 augustus 2012 deed [slachtoffer 2] aangifte wegens mishandeling gepleegd door zijn zoon [verdachte]. Zijn zoon kwam om 14:00 uur die dag zijn kamer uit en wilde weg gaan terwijl omstreeks 14:30 uur er twee personen van de Brijder uit Haarlem langs zouden komen om te praten met zijn zoon. Aangever wilde daar met verdachte over praten en wilde voorkomen dat zijn zoon weg zou gaan. Zijn zoon heeft hem toen op zijn rechter schouder geslagen waardoor aangever meteen de pijn door zijn schouder voelde schieten. Vervolgens liep zijn zoon naar de lift waarop aangever hem is gevolgd en hem vertelde dat hij aangifte zou doen van mishandeling tenzij hij met de personen van de Brijder zou praten. Daarop stormde zijn zoon op hem af en heeft hem op zijn achterhoofd geslagen, waardoor aangever een klein beetje pijn voelde. [8]
Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat het schelden en schreeuwen tussen hem en zijn vader was en dat hij inderdaad naar de lift is weggelopen en zijn vader aldaar een duwtje heeft gegeven, bij welke verklaringen verdachte ter terechtzitting tot tweemaal toe is gebleven en welke verklaring hij heeft aangevuld met het feit dat de duw ter hoogte van de schouder van zijn vader was. [9]
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 primair
hij op een tijdstip in de periode van 10 december 2012 tot en met 11 december 2012 te Beverwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een kniptang beide remkabels van de bromfiets van die [slachtoffer 1] met kenteken: [kenteken] heeft doorgeknipt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] – toen zij op haar bromfiets reed – niet meer kon remmen met de remkabels, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
hij op 16 november 2012 te Beverwijk, [slachtoffer 2] zijnde zijn, verdachtes, vader heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood als ik mijn spullen niet terug krijg" en "Ik vermoord je";
feit 3
hij op 27 augustus 2012 te Beverwijk opzettelijk zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond, te weten [slachtoffer 2], heeft mishandeld, immers heeft hij tegen de rechterschouder van die [slachtoffer 2] geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
poging tot doodslag;
feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3
mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten zal worden veroordeeld tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan achtennegentig (98) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren onder de algemene en de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het reclasseringsadvies d.d. 16 mei 2013.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de in het vonnis te bepalen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en de hieronder opgesomde rapporten is gebleken:
  • het Pro Justitia rapport d.d. 5 april 2013, opgesteld door R.M. Hes, psychiater;
  • het reclasseringsadvies d.d. 15 maart 2013 van GGZ Reclassering Palier Haarlem;
  • het reclasseringsadvies d.d. 16 mei 2013 van GGZ Reclassering Palier Haarlem.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft opzettelijk de remkabels van de bromfiets van zijn buurvrouw door geknipt en daarbij bewust de kans op de koop toe genomen dat die buurvrouw als gevolg daarvan zou komen te overlijden. Door aldus te handelen heeft verdachte zijn buurvrouw en de overige verkeersdeelnemers immers blootgesteld aan de kans op een (verkeers)ongeluk met mogelijk een dodelijke afloop en dit enkel en alleen maar om het feit dat hij een hekel aan haar had en zich aan haar irriteerde.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij er niet voor heeft gekozen om de problemen die hij met zijn buurvrouw heeft op een andere manier op te lossen. In plaats daarvan heeft verdachte in zijn woede en gedreven door irritatie ervoor gekozen om over te gaan tot het doorknippen van de remkabels terwijl hij wist dat dit tot een ongeluk zou kunnen leiden.
De omstandigheid dat het slachtoffer het leven niet heeft verloren is een gelukkige, die geenszins aan de verdiensten van verdachte is te danken. Dat dit verregaande gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer blijkt uit haar twee slachtofferverklaringen. Zij was zich totaal niet bewust van het feit dat haar buurjongen al enkele jaren een hekel aan haar had. In eerste instantie dacht zij dat het een kwajongensstreek was, maar sinds zij achter de identiteit van verdachte is gekomen en ervan op de hoogte is geraakt dat hij zijn daad bewust tegen haar heeft gepleegd, leeft zij in angst, hetgeen gelet op de situatie ook zeer begrijpelijk is, nu het ook heel verkeerd voor haar en haar kleinkind, die zij vaak meeneemt op de bromfiets, had kunnen aflopen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling en de bedreiging van zijn vader. Mishandeling en bedreiging veroorzaken naast pijn en letsel vaak ook onrust en gevoelens van onveiligheid bij met name het slachtoffer maar ook in de samenleving.
De rechtbank stelt vast dat de bovenomschreven feiten misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Het psychiatrisch rapport gedateerd 5 april 2013 houdt onder meer het volgende in:
In het psychiatrisch onderzoek naar verdachte wordt vastgesteld dat er ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een hechtingsstoornis en een ziekelijke stoornis in de zin van een waanstoornis, dit mede onder invloed van verdovende middelen.
Deze stoornissen beïnvloedden de gedragskeuze van verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde en het ten laste gelegde kan daardoor verklaard worden. Door de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de ziekelijke stoornis, versterkt door het gebruik van verdovende middelen, interpreteerde verdachte geluiden van de bovenbuurvrouw op een waanachtige wijze, waardoor hij dacht dat zij dit opzettelijk jegens hem deed en hij meende wraak op haar te moeten nemen door haar bromfiets stuk te maken door de remkabels door te knippen. Ten aanzien van de bedreiging en mishandeling van zijn vader was ergernis de drijfveer, waarbij vader niet of nauwelijks in staat was zijn gedrag te beïnvloeden. Gelet op het voorgaande concludeert de psychiater dat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. In de toekomst kan dit zonder behandeling, in combinatie met drugsgebruik, andermaal tot het plegen van strafbare feiten leiden. Geadviseerd wordt dan ook om aan verdachte een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf met verplicht reclasseringscontact op te leggen onder de (bijzondere) voorwaarde van residentiële behandeling bij een psychiatrische instelling voor jong volwassenen zoals “Groot Batelaar” te Lunteren, hetgeen in overleg met het NIFZ als passende setting is genoemd.
Het reclasseringsadvies van 15 maart 2013 sluit daarbij aan en houdt kort gezegd in als conclusie dat alleen een klinische opname relevant lijkt, dat er ernstige problemen zijn in het gedrag en de leefsituatie van verdachte die bijdragen aan een grote kans op recidive of terugval in middelengebruik. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Het reclasseringsadvies van 16 mei 2013 houdt voorts in dat is gebleken dat verdachte (per 6 juni 2013) opgenomen kan worden in de kliniek “Groot Batelaar” en dat derhalve wordt geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij GGZ Reclassering Palier en een behandelverplichting, inhoudend dat verdachte zich laat opnemen in kliniek “Groot Batelaar” te Lunteren en de geïndiceerde behandeling afrondt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank geen ander beeld van verdachte gekregen dan uit voormelde rapporten naar voren komt. Met de conclusies van deze rapporten kan de rechtbank zich verenigen en zij maakt deze dan ook tot de hare.
De rechtbank zal bij het bepalen van de straf ermee rekening houden dat verdachte ten aanzien van de onder 3.6. bewezen verklaarde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. In de omstandigheden waaronder het feit is begaan noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee (2) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met en verplichte begeleiding door GGZ Reclassering Palier noodzakelijk. Bijzondere voorwaarden met die strekking zullen – conform het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Palier d.d. 16 mei 2013 – aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Aangezien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de aan verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 285, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 3.6. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ACHT (8) MAANDEN;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
ACHTENNEGENTIG (98) DAGEN nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
twee (2) jaren;
stelt als
algemenevoorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid Sr de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als
bijzonderevoorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich zal houden aan een
  • zich zal houden aan een
beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Haarlem, noodzakelijk oordeelt;
bepaalt dat de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Euwema, voorzitter,
mr. M. Daalmeijer en mr. G.D. de Jong, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dinsdag 4 juni 2013.
Mr. S. Euwema en mr. G.D. de Jong zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 13 december 2012 (dossierpagina 23-24).
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 11 april 2013 (los opgenomen).
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013 (los opgenomen).
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2012 (dossierpagina 25).
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 9 januari 2013 (dossierpagina 34-37).
7.De verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 maart 2013 en 21 mei 2013.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 27 augustus 2012 (dossierpagina 39-40).
9.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 11 januari 2013 ten overstaan van de rechter-commissaris (los opgenomen) en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 maart 2013 en 21 mei 2013.