In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen de Stichting naar Buiten en de gedaagde, die een woonruimte huurt. De huurovereenkomst is op 1 september 2011 ingegaan voor een periode van twaalf maanden, met een huurprijs van € 795,00 per maand. De Stichting heeft de huur opgezegd per aangetekende brief van 10 mei 2012, met als reden dat de woning nodig was voor eigen gebruik. De gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen deze opzegging en de Huurcommissie heeft op 24 augustus 2012 beslist dat de huurprijs met ingang van 1 mei 2012 € 381,28 per maand zou zijn, met een voorschot voor servicekosten van € 95,32 per maand.
De Stichting vordert in conventie dat de kantonrechter bevestigt dat de gedaagde zich moet houden aan het tijdelijke huurcontract en de huurprijs van € 795,00 moet blijven betalen. De kantonrechter oordeelt dat de opzegging van de huurovereenkomst niet rechtsgeldig was, omdat de Stichting niet voldoende feiten heeft aangedragen ter onderbouwing van het eigen gebruik. Hierdoor is de huurovereenkomst met twaalf maanden verlengd, en blijft de gedaagde verplicht om de overeengekomen huurprijs van € 795,00 te betalen.
In reconventie vordert de gedaagde een terugbetaling van het teveel betaalde huurbedrag, omdat de Huurcommissie had vastgesteld dat de huurprijs lager was. De kantonrechter wijst deze vordering af, omdat de Stichting de huurprijs niet had verhoogd volgens de wettelijke vereisten. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, terwijl de Stichting slechts de noodzakelijke kosten vergoed krijgt. De uitspraak is gedaan door de kantonrechter F.J.P. Veenhof op 3 juli 2013.