In deze zaak heeft de kantonrechter te Haarlem op 10 juli 2013 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werknemer, hierna aangeduid als [verzoeker], tegen zijn werkgever, WEA Randstad Accountants & Adviseurs B.V. Het verzoek tot ontbinding volgde op een eerdere beschikking van 1 mei 2013, waarbij de arbeidsovereenkomst was ontbonden met toekenning van een vergoeding aan [verzoeker]. Na deze uitspraak trok WEA haar verzoek tot ontbinding in, maar de arbeidsrelatie bleef verstoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] niet bereid was om terug te keren naar zijn functie na de intrekking van het verzoek door WEA, wat leidde tot de huidige procedure.
De procedure begon op 22 mei 2013 met de indiening van een verzoekschrift door [verzoeker]. WEA diende een verweerschrift in en beide partijen hebben producties ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juni 2013 werden de standpunten van beide partijen toegelicht. De kantonrechter besloot dat bepaalde producties van [verzoeker] niet bij de beoordeling betrokken zouden worden, omdat WEA onvoldoende gelegenheid had gekregen om hierop te reageren.
De kantonrechter oordeelde dat er voldoende gewichtige redenen waren om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, gezien de verstoorde arbeidsrelatie. Echter, de rechter merkte op dat zowel WEA als [verzoeker] verwijten te maken hadden over de situatie. WEA had onvoldoende begeleiding geboden aan [verzoeker] na zijn terugkeer, terwijl [verzoeker] zich passief en oncoöperatief had opgesteld. Uiteindelijk werd besloten dat [verzoeker] recht had op een vergoeding van € 45.000,00 bruto, ondanks dat hij zelf het verzoek tot ontbinding had ingediend. De kantonrechter oordeelde dat de vergoeding gematigd moest worden, gezien de omstandigheden van de zaak.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2013 wordt ontbonden, met toekenning van de vergoeding aan [verzoeker]. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.