ECLI:NL:RBNHO:2013:6515

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
23 juli 2013
Zaaknummer
571750/ CV EXPL 12-11510
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gefixeerde schadevergoeding en onrechtmatig ontslag van een advocaat-stagiair

In deze zaak vorderde de eiseres, een advocaat-stagiair, gefixeerde schadevergoeding van haar werkgever, [XXX en YYY] Advocaten en Belastingadviseurs N.V., wegens de nietigheid van haar ontslag op staande voet. De kantonrechter te Haarlem oordeelde dat het ontslag niet kennelijk onredelijk was en dat de werkgever niet onrechtmatig had gehandeld. De eiseres was op 1 juli 2010 in dienst getreden en had zich op 5 januari 2012 ziek gemeld. Na een conflict met haar patroon, [ZZZ], werd haar ontslag op 9 maart 2012 gegeven. De eiseres stelde dat het ontslag onterecht was en vorderde onder andere een gefixeerde schadevergoeding van € 61.598,88 bruto, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was en dat de werkgever zich niet aan de opzegtermijn had gehouden. De kantonrechter kende de eiseres een gefixeerde schadevergoeding toe van € 42.894,00 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente, en veroordeelde de eiseres tot betaling van de proceskosten. De vordering tot betaling van achterstallig loon en andere vergoedingen werd deels toegewezen, maar de vordering tot schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag werd afgewezen. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen door de werkgever, en dat de eiseres grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 571750/ CV EXPL 12-11510
datum uitspraak: 31 juli 2013

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake
[eiseres]
te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen [eiseres]
procederend in persoon
tegen
1.
de naamloze vennootschap
[XXX en YYY] ADVOCATEN EN BELASTINGADVISEURS N.V.
te Haarlemmermeer
hierna te noemen [XXX en YYY]
2.
[ZZZ]
te Hoofddorp
3.
[XXX]
te Hoofddorp
4.
[YYY]
te Hoofddorp
gedaagden
gemachtigde mr. J.J. Perrels

De procedure

[eiseres] heeft [XXX en YYY] gedagvaard op 29 augustus 2012. Bij akte van 12 oktober 2012 heeft [eiseres] haar eis vermeerderd. [XXX en YYY] heeft schriftelijk geantwoord op 15 november 2012. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 29 november 2012 een comparitie van partijen gelast. [eiseres] heeft op 31 januari 2013 stukken overgelegd. De comparitie heeft uiteindelijk na uitgebreide briefwisselingen plaatsgevonden op 25 april 2013. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. De stukken die partijen wederzijds kort voor de comparitie hebben toegestuurd, zijn met hun instemming ter comparitie aan hen teruggegeven, zodat die stukken buiten dit geding blijven. Het vonnis dat al was bepaald is vervolgens aangehouden vanwege het wrakingsverzoek dat [eiseres] op 1 mei 2013 had ingediend. Bij beslissing van 12 juli 2013 heeft de wrakingskamer van de rechtbank Noord-Holland het verzoek deels afgewezen en deels [eiseres] in haar verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer heeft bevolen dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

De feiten

[eiseres] is op 1 juli 2010 voor bepaalde tijd bij [XXX en YYY] in dienst getreden als advocaat-stagiair in loondienst tegen een loon van € 2.345,00 bruto exclusief 8 % vakantiebijslag en overige emolumenten. Mr.[ZZZ] (hierna: [ZZZ]), werkzaam bij [XXX en YYY], is haar patroon.
De landelijke Richtlijn arbeidsvoorwaarden stagiaires (hierna: de Richtlijn) is op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard. In artikel 8 van de Richtlijn is onder meer bepaald:
“De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan:- voor onbepaalde tijd zonder proeftijd of- voor bepaalde tijd voor de duur van drie jaar en drie maanden.”
Op 4 januari 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en [ZZZ], waarbij [ZZZ] haar heeft gemeld dat hij niet langer haar patroon wil zijn.
Op 5 januari 2012 heeft [eiseres] zich ziek gemeld. Zij heeft sindsdien geen werk meer voor [XXX en YYY] verricht.
[eiseres] is per de dag van haar ziekmelding als advocaat geschorst.
Op 11 januari 2012 heeft [ZZZ] een goedkeuringsverzoek ingediend bij de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten Haarlem (hierna: RvT) voor beëindiging van de stage van [eiseres].
Op 17 januari 2012 heeft een raadsgesprek plaatsgevonden waarbij aanwezig waren mrs Brink en Dams van de RvT, de mentor van [eiseres], [eiseres] en [ZZZ]. De RvT heeft mediation voorgesteld. [eiseres] heeft dadelijk met mediation ingestemd en [ZZZ] heeft op 19 januari 2012 verklaard hiermee akkoord te gaan. Het goedkeuringsverzoek voor beëindiging heeft hij ingetrokken.
Bij e-mail van 19 januari 2012 heeft mr Brink [ZZZ] en cc aan [eiseres] onder meer laten weten:
“Mr. [eiseres] is momenteel nog arbeidsongeschikt. Morgen zal de Arbodienst hierover verdere uitspraken doen. Zolang zij echter arbeidsongeschikt is, kan zij haar werkzaamheden niet hervatten. Dit is eerst aan de orde indien zij arbeidsgeschikt zal worden verklaard en kan wellicht ook een onderwerp zijn voor mediation, het lijkt mij namelijk niet wenselijk dat mr. [eiseres] zonder dat er nog nader tussen partijen gesproken is, met onmiddellijke ingang (los van haar ziekte) de werkzaamheden zal hervatten. Eerst zal er toch nader gepraat moeten worden.”
Na het spreekuur op 20 januari 2012 heeft de bedrijfsarts bij brief van 23 januari 2012 een time out geadviseerd tot 5 februari 2012, per welke datum hij [eiseres] hersteld achtte.
Bij e-mail van 7 februari 2012 heeft [XXX en YYY] [eiseres] onder meer laten weten:
“Voorts heb jij op 06/02/’12 gemeld de werkzaamheden niet te hervatten. Ik heb de Arboarts vervolgens om advies gevraagd. Hij heeft mij op 07/02/’12 medegedeeld dat er geen reden is om het advies van 23/01/’12 te wijzigen. Dat betekent dat jij m.i.v. 06/02/’12 je werk dient te hervatten. Ik heb je dat gemeld op 07/02/ 12, maar jij hebt gemeld dat niet te doen. In mijn visie is er geen goede reden om het werk niet te hervatten vanaf 06/02/’12.(…) Ik ga ervan uit dat jij niet verhinderd bent om ten gevolge van ziekte de arbeid te verrichten.
[eiseres] en [ZZZ] hebben ieder afzonderlijk op 14 februari 2012 een voorgesprek gehouden met de ingeschakelde mediator van het mediationbureau Medrecht.
De eerste gezamenlijke bijeenkomst die stond gepland voor 24 februari 2012, is verzet naar 9 maart 2012 omdat de toenmalige advocaat van [eiseres] op 24 februari 2012 niet beschikbaar was. Op 9 maart 2012 heeft zij de afspraak voor die dag afgezegd, omdat zij het er niet mee eens was dat drs.[AAA], ook werkzaam bij [XXX en YYY], óók bij dat eerste gesprek aanwezig zou zijn.
De mediator heeft bij e-mail van 9 maart 2012 onder meer bericht dat er geen overeenstemming is bereikt over de samenstelling van de deelnemers aan het gezamenlijk gesprek en dat zij haar werkzaamheden als mediator in deze zaak beëindigt.
[eiseres] heeft een second opinion aangevraagd en op 6 maart 2012 heeft het UWV geoordeeld dat [eiseres] op 5 februari 2012 haar eigen werk kon doen.
Bij brief van 9 maart 2012 heeft [XXX en YYY] de arbeidsovereenkomst met [eiseres] direct opgezegd vanwege dringende redenen. In die brief staat onder meer:
“Derhalve kan van uw werkgever niet meer gevergd worden de arbeidsovereenkomst te continueren, omdat u langdurig en stelselmatig weigert u werkzaamheden te verrichten, waarvan na 06/03/’12 is gebleken dat daar geen goede medische reden voor was. Het drie keer weigeren deel te nemen aan een mediationgesprek, te houden op 10/2 resp. 24/2 resp.09/03/’12, waarna de mediator de werkzaamheden heeft beëindigd, is tevens reden om de arbeidsovereenkomst op te zeggen.
[XXX en YYY] heeft [eiseres] het loon over januari en februari 2012 voldaan. Na het vonnis in kort geding heeft [XXX en YYY] [eiseres] € 1.633,75 netto betaald voor autokosten,cursuskosten en contributie Jonge Balie.
[eiseres] heeft bij brief van 23 maart 2012 de nietigheid van dat ontslag ingeroepen.
Bij brief van 3 mei 2012 heeft [eiseres] [XXX en YYY] laten weten niet langer een beroep te doen op de vernietigbaarheid van het ontslag. Zij stelt zich nu op het standpunt dat het ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk is.
Bij vonnis in kort geding van 28 september 2012 heeft de kantonrechter te Haarlem op vordering van [eiseres] [XXX en YYY] veroordeeld tot betaling van onder meer € 61.598,88 bruto bij wijze van voorschot op de gefixeerde schadevergoeding. Tegen dit vonnis heeft [XXX en YYY] hoger beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 7 november 2012 (LJN: BY2962) heeft de rechtbank te Haarlem, sector bestuursrecht, het besluit vernietigd van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem van 22 maart 2012. In dat besluit was vastgesteld dat de stage van [eiseres] vanaf 5 januari 2012 van rechtswege was geschorst. De rechtbank heeft vervolgens zelf voorzien in de zaak en bepaald dat de stage van [eiseres] vanaf 5 februari 2012, per welke datum zij niet langer als arbeidsongeschikt kon worden aangemerkt, is geschorst. Tegen deze uitspraak heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld.
Bemiddelingspogingen na het vonnis in kort geding door een (oud) deken en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem hebben niet tot een oplossing van het conflict geleid.
Per maart 2013 is [eiseres] als advocaat stagiair werkzaam voor een ander advocatenkantoor in Haarlem/Zaandam.

De vordering

[eiseres] vordert (samengevat en na vermeerdering van eis)
veroordeling van [XXX en YYY] tot betaling van
€ 61.598,88 bruto als gefixeerde schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 maart 2012;
verklaring voor recht dat het op 9 maart 2012 gegeven ontslag kennelijk onredelijk is;
veroordeling van [XXX en YYY] tot betaling van € 1.000.000,00 bruto als schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag vermeerderd met wettelijke rente;
veroordeling van [XXX en YYY] tot betaling van achterstallig loon (wegens te weinig betaald salaris) ad € 2.350,-- bruto over de maanden juli 2011 tot en met 9 maart 2012 te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente;
5.
veroordeling van [XXX en YYY] tot betaling van € 1.982,06 bruto ter zake van vakantiegeld over de periode juni 2011 t/m 9 maart 2012) te vermeerderen met wettelijke verhoging en rente;
6.
veroordeling van [XXX en YYY] tot betaling van € 399,10 bruto ter zake van niet genoten vakantiedagen te vermeerderen met wettelijke verhoging en rente;
veroordeling van [XXX en YYY] tot betaling van € 880,70 netto ter zake van reiskosten over de maanden januari 2011 t/m 9 maart 2012 te vermeerderen met wettelijke rente;
8.
€ 708,05 ter zake van cursuskosten te vermeerderen met wettelijke rente;
9.
veroordeling van [XXX en YYY] tot betaling van € 45,-- netto ter zake van contributie Jonge Balie;
10.
veroordeling van [XXX en YYY] tot betaling van achterstallige pensioenpremies en een bedrag over 21 maanden aan toekomstige pensioenpremies, vermeerderd met rente;
Voor recht te verklaren dat het handelen van gedaagden sub 2 tot en met 4 onrechtmatig is geweest;
Primair: gedaagden sub 2 tot en met 4 ieder voor zich en hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 1.051.296 op grond van onrechtmatige daad, vermeerderd met wettelijke rente, te betalen op de door [eiseres] aan te geven wijze, mits fiscaal geoorloofd;
Subsidiair: gedaagden sub 1 tot en met 4 ieder voor zich en hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 1.051.296 op grond van onrechtmatige daad, vermeerderd met wettelijke rente, met bepaling dat betaling van de schadevergoeding (inclusief rente) dient plaats te vinden;
Gedaagden sub 2 tot en met 4 te verbieden met onmiddellijke ingang na deze uitspraak – samengevat – mededelingen te doen aan derden over de persoon van [eiseres] en haar dienstverband bij [XXX en YYY], anders dan dat zij niet meer werkzaam is bij het kantoor, over welke periode zij dat wel is geweest en over het ontslag uitsluitend en desgevraagd dat het kennelijk onredelijk en onrechtmatig is geweest, op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 voor iedere keer dat dit verbod wordt overtreden;
14.
al het voorgaande met veroordeling van ieder der gedaagden in de proceskosten.
[eiseres] legt aan haar vordering onder meer ten grondslag dat het op 9 maart 2012 verleende ontslag op staande voet nietig was wegens het ontbreken van een dringende reden, onregelmatig wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn en kennelijk onredelijk is vanwege een valse en voorgewende reden alsook in verband met het gevolgencriterium. Haar komt in ieder geval de gefixeerde schadeloosstelling toe, die zij berekent aan de hand van de 39 weken die de overeenkomst voor bepaalde tijd overeenkomstig artikel 8 van voormelde richtlijn zou moeten duren en met aftrek van het aantal weken dat die heeft geduurd.
Haar loon had moeten worden berekend en betaald op basis van het tarief voor een 3e jaars stagiaire. Ook komt haar nog pensioenpremie toe; zij heeft immers niet minder recht daarop dan de andere stagiaires bij [XXX en YYY].
Het verweer
[XXX en YYY] erkent dat [eiseres] recht had op betaling van het loon over januari, februari en tot en met 9 maart 2012. Dat heeft [XXX en YYY] ook betaald. Ook erkent [XXX en YYY] dat [eiseres] recht had op vergoeding van autokosten, cursuskosten en de contributie. Ook dat bedrag is inmiddels betaald en tegen die onderdelen van het kort geding vonnis zijn ook geen grieven ontwikkeld. [XXX en YYY] erkent eveneens dat zij [eiseres] nog het vakantiegeld en de vergoeding voor de niet-genoten vakantiedagen moet betalen, al betwist zij dat zij ook wettelijke verhoging over de vakantiedagenvergoeding verschuldigd is.
Voor het overige betwist zij de vordering. Zij voert daartoe onder meer het volgende aan.
Het ontslag op staande voet is [eiseres] rechtsgeldig gegeven. [eiseres] heeft de in de ontslagbrief van 9 maart 2012 aangegeven en onverwijld meegedeelde dringende redenen wel degelijk gegeven. Dat ontslag was noch nietig noch onregelmatig noch kennelijk onredelijk. De door [eiseres] berekende gevorderde gefixeerde schadevergoeding is overigens ook onjuist. Ten onrechte is zij daarbij uitgegaan van de bepaling in artikel 8 in de meergemelde richtlijn, die niet bindend is. Evenmin is sprake van een valse of voorgewende reden voor ontslag, noch zou een belangenafweging in het voordeel van [eiseres] moeten uitvallen in het kader van het wegen van de gevolgen van het ontslag voor de betrokken partijen. Tot slot is geen sprake van een of meer onrechtmatige daden die gepleegd zouden zijn door de gedaagden. Voor een verbod als door [eiseres] gevorderd ziet [XXX en YYY] geen aanleiding. Zij is bereid te verklaren dat zij geen mededelingen over [eiseres] naar buiten zal brengen behalve desverzocht een getuigschrift over de data van het begin en het einde van het dienstverband en het in het kader daarvan betaalde loon. [XXX en YYY] is [eiseres] geen pensioenpremie verschuldigd; de betaling daarvan door [XXX en YYY] voor [eiseres] was niet overeengekomen, zomin als met alle andere stagiaires [XXX en YYY].

De beoordeling

1.
Voorop gesteld moet worden dat een ontslag op staande voet een ultimum remedium is, en slechts gerechtvaardigd is indien van de werkgever in redelijkheid niet gevergd kan worden de werknemer nog langer in dienst te houden. Tevens is voor een geldig ontslag op staande voet vereist dat de werkgever ondubbelzinnig meedeelt wat/welke de dringende reden(en) is/zijn. In het onderhavige geval is in de ontslagbrief van 9 maart 2012 het volgende vermeld:
“…(omdat) u langdurig en stelselmatig weigert u werkzaamheden te verrichten, waarvan na 06/03/’12 is gebleken dat daar geen goede medische reden voor was. Het drie keer weigeren deel te nemen aan een mediationgesprek, te houden op 10/2 resp. 24/2 resp.09/03/’12, waarna de mediator de werkzaamheden heeft beëindigd, is tevens reden om de arbeidsovereenkomst op te zeggen.”
2.
Uit deze ontslagbrief van 9 maart 2012 is niet duidelijk of werkgever bedoeld heeft de twee genoemde redenen als zelfstandige dringende redenen aan het ontslag ten grondslag te leggen, of cumulatief. Alleen al om die reden is niet voldaan aan het vereiste van een ondubbelzinnige mededeling.
3.
Voorts staat vast dat [eiseres] zich op 5 januari 2012 heeft ziek gemeld wegens een arbeidsconflict, en dat daarna op aandringen van de bedrijfsarts een mediationtraject in gang is gezet waarvan de eerste intake – in aparte gesprekken – op 14 februari 2012 heeft plaatsgevonden.
4.
Tegen die achtergrond is geen sprake van een situatie waarin [eiseres] “stelselmatig en langdurig” heeft geweigerd werkzaamheden te verrichten. De email van [ZZZ] van 7 februari 2012 kan niet als een oproep tot werkhervatting worden aangemerkt. Ook na afgifte van het deskundigenoordeel van 6 maart 2012 is [eiseres] niet expliciet opgeroepen haar werkzaamheden te hervatten. Afgezien daarvan had het op de weg van werkgever gelegen, indien er al verschil van mening bestond tussen partijen over de vraag of [eiseres] haar werkzaamheden kon hervatten, om eerst de minder vergaande sanctie van een loonopschorting toe te passen. Ten aanzien van tweede ontslagreden wordt het volgende overwogen. In het op 6 maart 2012 afgegeven deskundigenoordeel van het UWV is weliswaar vermeld dat [eiseres] niet arbeidsongeschikt is, maar dat vóór een eventuele werkhervatting bemiddeling door een onafhankelijke derde is aan te raden. Het feit dat de mediation uiteindelijk niet is gestart omdat, zoals de mediator aangeeft in haar email van 9 maart 2012,
“er geen overeenstemming te bereiken is over de samenstelling van de deelnemers aan het gezamenlijk gesprek”wordt door de mediator niet gerelateerd aan de opstelling van [eiseres]. Nog afgezien van het feit dat [eiseres] niet zonder meer de mediation heeft afgezegd, maar pas nadat door haar advocaat een inhoudelijke discussie was opgestart over de deelnemers aan de mediation én de concept-mediation overeenkomst aanvankelijk [ZZZ] vermeldde als participant, en pas daarna[AAA], heeft [eiseres] alleen de laatste mediationafspraak afgezegd; eerder is slechts sprake geweest van verzetten.
Ook deze reden kan derhalve noch afzonderlijk, noch samen met de andere reden, het ontslag op staande voet dragen.
5.
Ten aanzien van de gestelde onregelmatigheid van het ontslag en de gevorderde gefixeerde schadeloosstelling wordt het volgende overwogen.
Partijen hebben een arbeidsovereenkomst gesloten voor bepaalde tijd, voor de duur van de stage. In de overeenkomst is geen mogelijkheid opgenomen om tussentijds op te zeggen. Wel is opgenomen dat beide partijen zich verbinden om zich ten opzichte van elkaar te houden aan de bepalingen van de Advocatenwet en alle op grond van die wet vastgestelde verordeningen. Ook is in de overeenkomst opgenomen dat beide partijen bekend zijn en akkoord gaan met de landelijke Richtlijn arbeidsvoorwaarden stagiaire.
De kantonrechter gaat er daarom van uit dat overeenkomstig art. 8 van die Richtlijn de stage 39 maanden duurt. Voor een andere uitleg zoals door [XXX] &[AAA] bepleit, namelijk dat sprake zou zijn van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd omdat het einde van de bepaalde tijd niet objectief bepaalbaar zou zijn, biedt noch de tekst van de overeenkomst, noch een uitleg overeenkomstig het Haviltex arrest aanknopingspunten. Nu de overeenkomst door [XXX en YYY] ruim voor de afloop van die periode is opgezegd, komt [eiseres] een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatig ontslag toe, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
6.
Voor de berekening van die schadevergoeding heeft het volgende te gelden.
[eiseres] heeft in haar vordering onder 4 achterstallig loon gevorderd en daarbij als uitgangspunt genomen dat haar een loon toekwam op basis van het geldende tarief voor 3e jaars stagiaires. [XXX en YYY] heeft deze vordering gemotiveerd betwist.
In de arbeidsovereenkomst staat als bruto maandsalaris vermeld € 2.345,00 op basis van 40 uur per week. Dat kwam overeen met het toen geldende tarief voor 2e jaars stagiairs. [eiseres] heeft haar stelling dat haar in het 2e jaar van haar dienstverband het loon naar het taief voor een 3e jaars stagiair toekwam, tegenover de betwisting door [XXX en YYY] onvoldoende onderbouwd, zodat uit moet worden gegaan van het 2e jaars-tarief, ook voor de berekening van de schadevergoeding.
Aangezien [XXX en YYY] heeft gesteld dat het loon tot en met 9 maart 2012 aan [eiseres] is betaald en [eiseres] dat niet gemotiveerd heeft betwist, zal van de juistheid van die stelling wordt uitgegaan. [eiseres] komt dus 18 x het laatstverdiende loon ad € 2.383,00 = € 42.894,00 toe. Voor het overige wordt die vordering afgewezen.
7.
Voorzover [eiseres] haar loonvorderingen op het 3e jaarstarief heeft gebaseerd, worden die afgewezen. Tot en met 9 maart 2012 komt [eiseres] daarom evenmin nog loon meer toe. Dat deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
8.
Ter zake van de gevorderde pensioenpremie heeft [eiseres] tegenover de gemotiveerde betwisting door [XXX en YYY] haar vordering onvoldoende onderbouwd, zodat die zal worden afgewezen.
9.
Ten aanzien van de vorderingen gebaseerd op de stelling dat het ontslag kennelijk onredelijk is wordt het volgende overwogen. Voor zover [eiseres] heeft beoogd te stellen dat sprake was van een valse of voorgewende reden heeft zij deze stelling onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het enkele feit dat een ontslagreden achteraf bezien (mogelijk) feitelijk onjuist of onvolledig was, maakt het ontslag niet kennelijk onredelijk. Ook is niet gesteld of gebleken dat [XXX en YYY] in werkelijkheid om andere redenen dan de aan het ontslag ten grondslag gelegde, het dienstverband wilde beëindigen. Ten aanzien van het gevolgencriterium geldt dat het enkele ontbreken van een vergoeding het ontslag niet kennelijke onredelijk maakt. Daartoe zijn alle omstandigheden van het geval bepalend, waaronder de duur van het dienstverband, de leeftijd van werknemer, zijn/haar kansen op de arbeidsmarkt en de aard van de verrichte werkzaamheden. Dit alles in aanmerking nemende is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van kennelijke onredelijkheid van het ontslag.
10.
[eiseres] heeft haar stelling dat sprake is van (geweest) van onrechtmatig handelen zijdens [XXX en YYY] danwel de bestuurders van deze B.V. onvoldoende onderbouwd. Er is sprake van een volledig geëscaleerd arbeidsconflict, waarbij beide partijen aan de mate van escalatie hebben bijgedragen. Dit maakt het handelen van [XXX en YYY] echter nog niet onrechtmatig. Daarbij komt dat [eiseres] bij de vordering op deze grondslag geen belang heeft nu gesteld noch gebleken is dat zij schade heeft geleden als gevolg van eventueel onrechtmatig handelen; zoals de zaken er nu voorstaan bestaat een reële kans dat zij binnen de gestelde termijn haar stageverklaring zal halen waarmee zij voor wat betreft haar kansen op de arbeidsmarkt in precies dezelfde situatie verkeert als wanneer zij haar stage bij [XXX en YYY] had voltooid. Voor wat betreft de gestelde immateriële schade, reputatie- en imagoschade: het staat niet vast dat hiervan sprake is, en voor zover hiervan sprake is heeft [eiseres] hieraan zelf bijgedragen door haar escalerende opstelling en attitude. De kosten die [eiseres] heeft moeten maken voor de verschillende procedures zijn betrokken in de eventuele proceskostenveroordelingen.
11.
Aangezien de vorderingen 7, 8 en 9 zijn erkend maar ook reeds betaald, zullen die wegens gebrek aan belang worden afgewezen.
12.
[XXX en YYY] heeft gesteld dat het loon tot en met 9 maart 2012 aan [eiseres] is betaald en [eiseres] heeft dat niet gemotiveerd betwist, zodat van de juistheid van die stelling wordt uitgegaan. Dat deel van de loonvordering zal daarom worden afgewezen.
13.
Behoudens de gevorderde wettelijke verhoging over de vakantiedagenvergoeding zijn de vorderingen 5 en 6 door [XXX en YYY] erkend, zodat die zullen worden toegewezen. De wettelijke verhoging is toewijsbaar over alle vergoedingen voor in loondienst verrichte werkzaamheden, ook over de vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen (HR 6-3-1998, NJ 1998/527). Ook dat deel van de vordering zal dus worden toegewezen.
14.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
15.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] omdat deze jegens [XXX en YYY] voor het overgrote deel en jegens de andere gedaagden volledig in het ongelijk wordt gesteld.

De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt [XXX en YYY] tot betaling aan [eiseres] van:
€ 42.894,00 bruto aan gefixeerde schadeloosstelling, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 maart 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening, met de bepaling dat betaling van deze schadevergoeding (inclusief rente) dient plaats te vinden op door [eiseres] aan te geven wijzen, mits deze fiscaal is geoorloofd;
€ 1.982,06 bruto aan vakantietoeslag te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
€ 399,10 aan vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente vanaf 9 maart 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [XXX en YYY] en de gedaagden sub 2 tot en met 4 tot en met vandaag worden begroot op € 2.400,00 voor gemachtigdensalaris;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.S. Pieters en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.