Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Procesverloop en vaststaande feiten
“Hierbij stel ik de officier bij voorbaat in gebreke (art 4:17 Awb) voor het geval dat hij de in art. 11 Wahv genoemde beslis- en doorzendtermijn overschrijdt – binnen welke termijn hij dient te beslissen of hij al dan niet alsnog wil schikken.”Kenmerk van het beroep is: 520259 WM VERZ 11-1304, CJIB nummer [nummer].
Verzoek
- vast te stellen dat het OM bij de behandeling van de Wahv-zaak dwangsommen heeft verbeurd voor een totaalbedrag van € 1.260,- en dat het OM wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag;
- het OM te veroordelen tot betaling van de (proces)kosten van [verzoeker] die met het voeren van deze procedure gemoeid zijn.
Verweer
Overwegingen
In deze moet worden beoordeeld of het al dan niet doorsturen van het beroepschrift door de officier van justitie en, volgens [verzoeker] , het al dan niet schikken, een beschikking op aanvraag is in de zin van artikel 4:17 e.v. Awb. Daarvoor is (mede) van belang het systeem van de Wahv.
De officier van justitie fungeert in feite alleen als postbus. Hij kan de indiener van het verzoek alsnog tegemoet komen, maar hij heeft daartoe niet de verplichting en kan dus ook zonder nadere beoordeling het beroepschrift doorsturen. Het is uiteindelijk de kantonrechter die moet beslissen op het beroepschrift. Derhalve is van een beslissing op aanvraag van een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 4:17 Awb geen sprake.
Beslissing
mr. K. Wolt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2013.