ECLI:NL:RBNHO:2013:7237

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
16 augustus 2013
Zaaknummer
15/740941-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door verdachte met PPD-NOS; gevangenisstraf van zes jaren opgelegd

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord, maar uiteindelijk werd veroordeeld voor doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis (PPD-NOS), op zeer gewelddadige wijze het leven van het slachtoffer heeft beëindigd. De verdachte heeft het slachtoffer geslagen, gestompt en met volle kracht op het hoofd getrapt, waarna hij het lichaam in de bosjes heeft achtergelaten. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de overige bewijsmiddelen in aanmerking genomen, en heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is door zijn psychische aandoening.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft nooit eerder met justitie in aanraking gekomen en heeft oprecht spijt betuigd aan de nabestaanden. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van zes jaren opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft benadrukt dat het nemen van een leven de meest ernstige aantasting van het recht op leven is en dat dit in het strafrecht als een van de ernstigste misdrijven wordt beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740941-12
Uitspraakdatum: 13 augustus 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 juli 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.H.A. Schlingemann, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B. Munneke, advocaat te IJmuiden, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 juli 2012 tot en met 04 augustus 2012 te IJmuiden, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
  • die [slachtoffer] een of meermalen tegen het hoofd geslagen en/of gestompt en/of
  • vervolgens, toen die [slachtoffer] ten val was gekomen en op de grond lag) een of meermalen (met volle voet) op het hoofd gestampt en/of
  • een of meermalen de keel van die [slachtoffer] dichtgedrukt (door daar met zijn, verdachte's, vuisten met volle gewicht op te duwen) en/of
  • vervolgens) die [slachtoffer] een of meermalen met een mes, althans een steekvoorwerp in de halsstreek gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit met dien verstande dat zij de impliciet ten laste gelegde doodslag en niet moord bewezen acht.
3.2. Partiële vrijspraak
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de aan verdachte ten laste gelegde moord niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daarom dient verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 augustus 2012, dossierpagina 98 tot en met 99;
  • een schriftelijk bescheid, te weten een Interdisciplinair Forensisch Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in IJmuiden op 4 augustus 2012, opgesteld op 21 mei 2013;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2013, dossierpagina 697 tot en met 698;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen d.d. 18 januari 2013, dossierpagina 699 tot en met 701;
  • het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van uitwerken telefoonopnames d.d. 18 januari 2013, dossierpagina 704 tot en met 707;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
3.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 juli 2012 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, die [slachtoffer] een of meermalen tegen het hoofd geslagen en/of gestompt en vervolgens, toen die [slachtoffer] ten val was gekomen en op de grond lag, meermalen met volle voet op het hoofd gestampt.
Hetgeen aan verdachte onder 1. meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
- doodslag
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Omtrent de geestvermogens van verdachte ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde hebben drs. M.R. Weeda, forensisch psychiater te Amsterdam, drs. P.C. Dalebout, forensisch psycholoog te IJmuiden en M.T. Benghanem, forensisch milieurapporteur, allen vast gerechtelijk deskundigen, een onderzoek verricht. De deskundigen hebben op 22 mei 2013 over hun bevindingen gerapporteerd. Naar aanleiding van het verzoek van de officier van justitie d.d. 18 juli 2013 heeft vervolgens rapporteur drs. P.C. Dalebout per brief d.d. 23 juli 2013 nadere vragen beantwoord met betrekking tot de in de rapportage getrokken conclusies omtrent de toerekeningsvatbaarheid bij verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit.
Aanleiding
In 2008 is verdachte zelfstandig gaan wonen in een woonstudio van ongeveer dertig vierkante meter, gelegen aan de[adres] te IJmuiden en eind 2008 is hij op enig moment in contact gekomen met het latere slachtoffer [slachtoffer]. Zij woonde in een woongroep in Zandvoort en maakte in eerste instantie op verdachte een verlegen indruk. Volgens verdachte was er van jongs af aan al veel mis met haar en had haar vader haar op een gegeven moment naar een woongroep gestuurd. Omdat zij echter uit de woongroep wilde vertrekken en nergens anders heen kon, had hij haar aangeboden om bij hem te komen wonen. Vanaf januari 2011 trok zij vervolgens bij hem in en vanaf die periode veranderde haar houding. Ze werd om kleine dingen boos en was brutaal en manipulatief. Ze kon zichzelf niet vermaken, ze had geen werk en deed er weinig aan een baan te krijgen of te behouden. Wanneer ze wel werk had, bijvoorbeeld een krantenwijk, meldde ze zich vaak ziek. Verdachte liep dan op haar verzoek haar krantenwijk. Hij kon tegen dergelijke verzoeken geen nee zeggen en was bang voor haar heftige reacties, die vaak zonder reden waren. De laatste anderhalf jaar was [slachtoffer] ook weed gaan gebruiken. Aangezien ze geen inkomsten had, betaalde verdachte haar weed, waardoor hij uiteindelijk financiële problemen kreeg. [slachtoffer] gunde verdachte bovendien weinig rust, commandeerde hem en claimde hem constant. De laatste paar maanden voor haar dood had ze een postwijk bij Post NL, maar omdat ze voortdurend onder invloed van weed was, kon ze haar wijk niet lopen. Verdachte nam die baan naast zijn baan in de bakkerij van haar over. Verdachte werkte van 03.00 uur ‘s nachts tot 11.00 uur ‘s ochtends in de bakkerij. Wanneer hij dan ’s avonds rust wilde, wilde ze ook zijn aandacht. In die periode sliep hij daarom slechts een paar uur per nacht en raakte oververmoeid door het vele werken en weinig slaap. De stemming van [slachtoffer] werd steeds negatiever en op een gegeven moment had verdachte haar gezegd dat ze moest vertrekken. Toen ze dreigde om bij haar vertrek één van de honden mee te nemen, werd hij dusdanig angstig dat hij haar toch liet blijven. Op bepaalde momenten gaf hij aan dat hij het niet meer aan kon. [slachtoffer] toonde dan kortstondig begrip maar gedroeg zich vervolgens weer als voorheen het geval was geweest. Verdachte wist naar zijn zeggen geen uitweg en had geen thuis meer. Op de dag van het ten last gelegde had [slachtoffer] volgens verdachte de meest boze bui ooit. Ze schreeuwde, was in paniek en op het moment dat ze met dingen begon te gooien, sloeg verdachte door. Hij had geen gedachten meer en kon zichzelf niet meer besturen. Nadat hij haar had neergeslagen en vervolgens vele malen met de volle voet op haar hoofd had getrapt, kwam er een moment van enige bezinning. Hij ging toen kijken of ze nog leefde. Volgens hem was hij niet in een heldere staat van denken, was hij nog steeds boos. Vervolgens heeft hij haar nog langdurend de keel dichtgeknepen en haar daarna met een mes in haar keel geprikt, zodat hij er zeker van zou zijn dat ze niet meer zou leven. Hij was in paniek, hij was bang dat ze naar buiten zou lopen en mensen zou alarmeren. Hij was bang dat hij zijn woning en werk kwijt zou raken maar zijn grootste angst was dat hij zijn honden waaraan hij zeer gehecht was, kwijt zou raken.
Bevindingen van de deskundigen
Volgens de deskundigen is er bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven (PDD-NOS). Tevens is er sprake van Gilles de la Tourette.
De verschijnselen passend bij een stoornis in het autismespectrum (PDD-NOS) staan dusdanig op de voorgrond dat de persoonlijkheid niet betrouwbaar in kaart kan worden gebracht aangezien de presentatie volledig wordt gekleurd door de ziekelijke stoornis. Verdachte maakt een opvallend rigide, conflictvermijdende, ontwijkende en weinig sociaal flexibele en vaardige indruk. Hij is vriendelijk en komt over als betrouwbaar, zachtaardig en hulpvaardig en in die zin wel sociaal. Echter zijn mentaliserend vermogen is zeer beperkt en er is een matig ontwikkeld zelfreflectief vermogen, ondanks een hooggemiddelde intelligentie. Vanuit de neiging tot zachtaardigheid en hulpvaardigheid is betrokkene meegaand. Daarbij is hij zeer beperkt in staat om invulling te geven aan zijn eigen wensen en behoeften, aangezien hij deze slecht lijkt aan te voelen en nog minder makkelijk kan verwoorden en uitdragen.
Er is geen sprake van een gezonde en adequate impulsbeheersing, maar veeleer van een starre en rigide remming van impulsen, met name agressieve impulsen. Hij kan totaal geen zicht geven op gevoelens van onlust, boosheid of agressie en hij heeft dus niet geleerd op adequate wijze met zijn agressie om te gaan.
Hij heeft ogenschijnlijk geleerd zich aan te passen aan de eisen die het leven aan hem stelt, waarbij hij feitelijk de afgelopen jaren stelselmatig overvraagd is. Hij is subassertief en kan in onvoldoende mate voor zichzelf opkomen. Zijn eigen grenzen in sociale contacten bepalen, laat staan kenbaar maken, is iets waar hij nauwelijks toe in staat lijkt.
Vermoedelijk was hij simpelweg niet opgewassen tegen de sociale druk van het slachtoffer die uitging van haar verzoek bij hem te mogen blijven. Al snel lijkt zij overwicht op betrokkene te hebben gekregen en ging zij in de loop der tijd steeds meer zijn leven beheersen. Mede vanuit zijn ontwikkelingsstoornis verdroeg hij de continue nadrukkelijke en negatieve aanwezigheid en invloed van het slachtoffer steeds minder goed. Zijn behoefte alleen te kunnen zijn en zijn leven zelf in te richten, werd ernstig door haar gefrustreerd. De verbale agressie was voor hem zo beangstigend dat hij, om deze sterk negatieve prikkels te voorkomen, stelselmatig over zijn grenzen heen liet gaan. De agressie die deze situatie en het slachtoffer bij hem opriep, werd stelselmatig sterk verdrongen en ontkend. Hij voelde zich toenemend door haar gemanipuleerd. Hij nam haar werkzaamheden over hetgeen leidde tot overmatige vermoeidheidsverschijnselen en hij kreeg financiële problemen doordat hij drugs voor het slachtoffer betaalde.
Op de dag van het ten laste gelegde kreeg betrokkene allerlei verwijten van het slachtoffer, ze schreeuwde zeer luid en begon met spullen door het huis te gooien. Op dit moment is bij betrokkene al de opgekropte en onderdrukte agressie geuit. Bij het plotseling optreden van de agressieve impulsdoorbraak heeft vermoedelijk niet alleen de aanhoudende krenking bijgedragen, maar kan mogelijk ook een plotselinge, heftige geluidssensatie in combinatie met de pervasieve ontwikkelingsstoornis een bijdrage hebben geleverd. Daarnaast speelt een rol dat verdachte vanuit structurele en ernstige, zeer reële oververmoeidheid extra overprikkeld is geraakt. Op dat moment overheersten zijn boosheid en agressie. Hij was zich bewust van zijn handelen, maar de mogelijkheid om in vrijheid zijn keuze van handelen te bepalen, werd uiteindelijk verminderd als gevolg van het feit dat, verklaarbaar vanuit de ziekelijke stoornis, het contact met zijn emoties volledig ontbrak. Kort na het slaan en schoppen realiseerde hij zich wat hij gedaan had en ontwikkelde hij angst voor de consequenties van zijn handelen, maar ook de angst dat het slachtoffer weer op zou staan.
De beide uitingsvormen van gevoel, namelijk het volledig ontbreken van contact met het gevoel en het overspoeld worden door gevoel, in dit geval leidend tot paniek, zijn vergelijkbare uitingsvormen van PPD-NOS. Zowel in de fase van de impulsdoorbraak als in de fase van het zich realiseren van hetgeen had plaatsgevonden, beschikte verdachte vanuit zijn stoornis en de daarmee samenhangende zeer krampachtige en inadequate controle van impulsen, in verminderde mate over de mogelijkheid de keuze van zijn handelen in vrijheid te bepalen.
Conclusie
Op grond van het onderzoek wordt derhalve een duidelijk verband aanwezig geacht tussen de ziekelijke stoornis en het ten laste gelegde en door de deskundigen Dalebout en Weeda wordt geadviseerd om verdachte met betrekking tot het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt het oordeel van de deskundigen over en is derhalve van oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek van de periode die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op zeer gewelddadige wijze [slachtoffer] door haar te slaan, te stompen en met zijn voeten vol op haar hoofd te stampen van het leven beroofd en heeft haar vervolgens achtergelaten in de bossages aan de Heerenduinweg te IJmuiden. Dit misdrijf, het benemen van iemands leven, is de meest ernstige en onomkeerbare aantasting van het hoogste rechtsgoed, te weten het recht op leven, en wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven.
De nabestaanden is met deze daad een onherstelbaar leed en verdriet aangedaan. De samenleving ervaart een doodslag als in dit geval, mede gezien de wijze waarop deze is gepleegd, als een schokkend en zeer ernstig feit dat de gevoelens van onveiligheid versterkt.
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het rapport van de Reclassering Nederland d.d. 24 juli 2013 en met de door de deskundigen opgemaakte rapportage van 22 mei 2013 en de aanvulling daarop van 23 juli 2013. Zij rapporteren dat de pervasieve ontwikkelingsstoornis (PPD-NOS) bij verdachte diens gedragskeuzen en gedragingen ten tijde van het begaan van het feit beïnvloedde. De frustrerende en steeds moeilijker wordende woon- en leefomstandigheden met het slachtoffer, de gedragskenmerken van de pervasieve ontwikkelingsstoornis bij verdachte en het feit dat verdachte voor lange tijd stelselmatig overvraagd is, hebben geleid tot een uitbarsting van excessief agressief geweld jegens het slachtoffer.
De deskundigen komen tot de conclusie dat bij verdachte sprake is geweest van een cumulatie van opgekropte boosheid en frustraties waardoor de daardoor ontstane psychische belasting hem teveel werd. Als hiervoor overwogen acht de rechtbank met de deskundigen verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar.
Uit het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 17 januari 2013 blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest wegens een soortgelijk feit. De rechtbank zal hiermee in het voordeel van verdachte rekening houden.
De rechtbank houdt voorts rekening met de omstandigheid dat uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken dat verdachte na het incident het lichaam van [slachtoffer] in het bos heeft achtergelaten en heeft geprobeerd alle sporen zo goed mogelijk uit te wissen. Tegen de politie en zijn omgeving heeft hij gelogen omtrent wat er was gebeurd. Hij heeft vervolgens zijn leven gewoon weer opgepakt, tot het moment dat hij niet meer voor zich kon houden wat hij had gedaan.
Ter zitting heeft verdachte oprecht zijn spijt aan het slachtoffer en de nabestaanden betuigd voor het onherstelbare leed dat hij heeft aangericht.
Het nemen van een leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat als straf hiervoor in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt. De officier van justitie heeft in haar eis rekening gehouden met de hiervoor omschreven omstandigheden met betrekking tot de persoon van verdachte alsmede de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Derhalve is de eis naar het oordeel van de rechtbank, ook in het licht van hetgeen voor soortgelijke feiten wordt opgelegd alleszins passend.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde feit oplevert
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES (6) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Daalmeijer, voorzitter,
mr. J.C.M. Swinkels en mr. L.C. Bannink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 augustus 2013.
Mr. L.C. Bannink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.