Uitspraak
Opiumwet art. 3, 11
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten in de periode van 27 februari 2013 tot en met 8 mei 2013 in Badhoevedorp, en van het wederrechtelijk toe-eigenen van elektriciteit van Liander in dezelfde periode. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder proces-verbaal van bevindingen en aangifte door Liander. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn de in beslag genomen goederen, waaronder een voedingscomputer en een bestelauto, verbeurd verklaard. Tevens heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen toegewezen voor een eerdere veroordeling, maar de vordering voor een andere voorwaardelijke straf afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee rechters aanwezig waren.