ECLI:NL:RBNHO:2013:7400

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
22 augustus 2013
Zaaknummer
15/700179-13, 15/660200-11(tul) en 23/000130-11 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling van hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit met vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten in de periode van 27 februari 2013 tot en met 8 mei 2013 in Badhoevedorp, en van het wederrechtelijk toe-eigenen van elektriciteit van Liander in dezelfde periode. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder proces-verbaal van bevindingen en aangifte door Liander. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn de in beslag genomen goederen, waaronder een voedingscomputer en een bestelauto, verbeurd verklaard. Tevens heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen toegewezen voor een eerdere veroordeling, maar de vordering voor een andere voorwaardelijke straf afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700179-13, 15/660200-11(tul) en 23/000130-11 (tul)
Uitspraakdatum: 13 augustus 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 juli 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Hilversum,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Visser en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.D. van der Heijden, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in omstreeks de periode van 27 februari 2013 tot en met 08 mei 2013 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, (telkens) opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd (in een pand aan de Nieuwemeerdijk), een groot aantal hennepplanten en/of een hoeveelheid hennep, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 150 planten en/of 33 stekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2012 tot en met 08 mei 2013 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezen verklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2013, dossierpagina 57 tot en met 60, inclusief foto’s, dossierpagina 61 tot en met 108;
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door Liander d.d. 23 mei 2013, dossierpagina 126 tot en met 128, inclusief bijlagen, dossierpagina 128 tot en met 145;
3.3. Bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat verdachte hennep heeft geteeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
De rechtbank overweegt dat verdachte op het moment dat hij de huurovereenkomst afsloot, tegen de verhuurder heeft verklaard dat hij de schuur zou gebruiken in het kader van de opslag van zijn spullen die hij nodig had bij zijn werk als tuinman. Vervolgens heeft verdachte in de schuur een professioneel functionerende hennepkwekerij aangelegd waarmee hij in ieder geval een oogst heeft weten te genereren. Daarnaast heeft verdachte zich blijkens zijn justitiële documentatie en zijn verklaring daarover ter terechtzitting eerder schuldig gemaakt aan (professionele) hennepteelt en daaruit ook inkomsten verworven.
Anders dan de raadsman is de rechtbank derhalve van oordeel dat verdachte hennep heeft geteeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
3.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1. ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij in de periode van 27 februari 2013 tot en met 08 mei 2013 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, telkens opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf telkens opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verwerkt in een pand aan de Nieuwemeerdijk, een groot aantal hennepplanten en een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Feit 2
hij in de periode van 01 maart 2012 tot en met 08 mei 2013 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander.
Hetgeen aan verdachte onder 1. meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
diefstal
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de periode die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Daarnaast vordert zij de verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen, te weten een voedingscomputer, een bestelauto van het merk Renault Master 3.3 en een kentekenbewijs.
Ten slotte heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde straf door de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Holland op 28 maart 2013, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden (parket nummer 15/660200-11) en van de voorwaardelijk opgelegde straf door het gerechtshof te Amsterdam, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden (parketnummer 23/000130-11).
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit 2. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van diefstal maar van heling van elektriciteit, omdat ter plaatse reeds een illegale elektriciteitskabel aanwezig was, waar verdachte vervolgens slechts gebruik van heeft gemaakt. Derhalve is het verkeerde feit ten laste gelegd en kan er geen bewezenverklaring volgen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de elektriciteit. Verdachte heeft immers in de kwekerij faciliteiten gecreëerd om via de naar zijn zeggen door hem bij de schuur aangetroffen illegale elektriciteitskabel afgetapte elektriciteit te gebruiken ten behoeve van de hennepkwekerij. Verdachte heeft daarmee bewust de keuze gemaakt de elektriciteit zich wederrechtelijk toe te eigenen ten behoeve van de hennepkwekerij.
Dat ter plaatse wellicht reeds een illegale elektriciteitskabel aanwezig was, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 mei 2013 eerder veroordeeld voor feiten ex artikel 3 Opiumwet en de diefstal van energie. Ter zitting heeft hij verklaard dat het daarbij steeds om hennepkwekerijen ging. Die eerdere veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden wederom soortgelijke feiten te plegen. Daarbij ging het ditmaal om een flinke hoeveelheid hennep geteeld in de uitoefening van beroep of bedrijf. Van een verdovend middel als hennep is algemeen bekend dat het gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. De hennepteelt is bovendien steeds meer het werkterrein geworden van de zware, georganiseerde criminaliteit. Verdachte heeft door op deze wijze te handelen bijgedragen aan het in stand houden van de handel in hennep.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat in de leeftijd en persoonlijke omstandigheden van verdachte wel grond is gelegen enigszins af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd.
6.4. Bijkomende straf
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een voedingscomputer, een bestelauto van het merk Renault Master 3.3 en een kentekenbewijs, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers gebleken dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
7. Vorderingen tot tenuitvoerlegging
Met betrekking tot parket nummer 23/000130-11:
Bij arrest van 2 november 2012 in de zaak met parketnummer 23/000130-11 heeft het Gerechtshof te Amsterdam verdachte ter zake van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder C van de Opiumwet veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 29 november 2012 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 17 november 2012 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Met betrekking tot parket nummer 15/660200-11:
Bij vonnis van 28 maart 2013 in de zaak met parketnummer 15/660200-11 heeft de rechtbank Noord-Holland verdachte ter zake van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, onder B van de Opiumwet en van gekwalificeerde diefstal veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op drie jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 17 april 2013 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 12 april 2013 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het feit dat het tijdstip waarop het thans ten laste gelegde feit is aangevangen ruim voor de ingangsdatum van de proeftijd valt en het ten laste gelegde feit vervolgens slechts enkele weken na aanvang van de proeftijd is voortgezet, er onvoldoende aanleiding is om de vordering toe te wijzen. De vordering zal daarom worden afgewezen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht art. 33, 33a, 57, 310
Opiumwet art. 3, 11
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1. ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER (4) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
een voedingscomputer;
een bestelauto van het merk Renault Master 3.3;
een kentekenbewijs.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 23/000130-11 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden, opgelegd bij arrest van het Gerechtshof d.d. 2 november 2012.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland in de zaak met parketnummer 15/660200-11 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Daalmeijer, voorzitter,
mr. J.C.M. Swinkels en mr. L.C. Bannink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 augustus 2013.
Mr. L.C. Bannink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.