ECLI:NL:RBNHO:2013:7636

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
HAA 13/3398
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 augustus 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb) had aangevraagd. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.P. van Vulpen, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de verzoeker jonger was dan 27 jaar en dat hij onderwijs had kunnen volgen dat bekostigd werd uit 's Rijks kas. De verzoeker had een folder van de Universiteit van Amsterdam overgelegd, maar dit werd door de voorzieningenrechter als onvoldoende beschouwd om aan te tonen dat hij daadwerkelijk onderwijs zou gaan volgen.

Tijdens de zitting werd besproken dat de verzoeker op 16 mei 2013 een gesprek had gehad met zijn klantmanager, waarin werd aangegeven dat hij niet aan enkele formele vereisten voldeed. De verzoeker had vervolgens een reis naar India gemaakt en was pas op 4 juli 2013 teruggekeerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat, zelfs als de verzoeker meende dat hij met het overleggen van de folder had voldaan aan zijn onderzoeksplicht, hij alsnog contact had moeten opnemen met verweerder om eventuele misverstanden op te helderen na het ontvangen van de afwijzing.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen gronden waren die zich richtten tegen de primaire weigeringsgrond van het besluit van 26 juni 2013. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tot slot werd meegedeeld dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/3398
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 19 augustus 2013
in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. J.P. van Vulpen
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem,
verweerder.
Bij besluit van 26 juni 2013 heeft verweerder verzoekers aanvraag om toekenning van een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen, (onder meer) omdat verzoeker jonger is dan 27 jaar en al dan niet onderwijs kan volgen dat wordt bekostigd uit ’s Rijks kas.
Tegen voormeld besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Ter zitting van respectievelijk 13 en 19 augustus 2013 is verzoeker, bijgestaan door mr. J.P. van Vulpen, verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde R.C. de Vos.
Na afloop van de zitting van 19 augustus 2013 heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter heeft:
- het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Gronden van de beslissing

1.
Het gaat in deze procedure om het primaire besluit van 26 juni 2013. De primaire weigeringsgrond die verweerder in dit besluit hanteert is, dat verzoeker jonger is dan 27 jaar en dat hij al dan niet uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen.
2.
Bij brief van 18 april 2013 heeft verweerder verzoeker onder meer opgedragen uit te zoeken of hij weer naar school kan en wanneer de opleiding start. In geschil is of verzoeker dit voldoende heeft uitgezocht. Verzoeker heeft vervolgens aan verweerder een folder overgelegd over de studie wiskunde aan de Universiteit van Amsterdam (UvA).
3.
Op 16 mei 2013 heeft verzoeker een gesprek gevoerd met zijn klantmanager. In haar rapportage heeft de klantmanager opgenomen dat hij volgens haar aan enkele formele vereisten niet had voldaan. Er is verder gesproken over verzoekers reis naar en studie in India. Op 19 mei 2013 is verzoeker naar India vertrokken. Hij heeft daar de studie voltooid en is op 4 juli 2013 in Nederland teruggekeerd. Op 26 juni 2013 had verweerder inmiddels het primaire besluit genomen.
4.
Als al zou moeten worden aangenomen dat verzoeker mocht menen dat hij met het inleveren van voormelde folder had voldaan aan de hem opgelegde onderzoeksplicht – want verweerder had hem nadien niets meer gevraagd - , dan nog had het op zijn weg gelegen om, zodra hij in het primaire besluit had gelezen om welke reden hij geen bijstand kreeg, contact op te nemen met verweerder om het gerezen misverstand uit de weg te ruimen.
5.
Begin juli 2013 had verzoeker zich – naar hij ter zitting van 19 augustus 2013 heeft verklaard – nog in kunnen schrijven voor een applicatiecursus voor de beoogde studie wiskunde bij de UvA.
6.
In het bezwaar- noch in het verzoekschrift voorlopige voorziening zijn gronden te vinden die zich richten tegen de primaire weigeringsgrond van verweerders besluit van 26 juni 2013.
7.
Op 3 augustus 2013 heeft verzoeker een nieuwe Wwb-aanvraag ingediend. Op 23 augustus 2013 heeft hij een afspraak bij het Regiolaal Meld- en Coördinatiepunt (RMC).
8.
Verzoeker verwijt verweerder dat hij hem niet voorafgaand aan het primaire besluit naar het RMC heeft verwezen. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard dat daarvoor in elk geval de tijd ontbrak, omdat verzoeker drie dagen na het gesprek op 16 mei 2013 naar India zou vertrekken. Als verweerder het nemen van het besluit zou hebben uitgesteld tot na verzoekers terugkeer in Nederland – zoals verzoeker heeft bepleit – dan zou verzoeker eveneens de applicatiecursus hebben gemist. Hij zou dan in min of meer dezelfde positie zijn geweest als wanneer hij onmiddellijk na het lezen van de afwijzende beslissing met verweerder contact zou hebben opgenomen met de vraag hoe het mogelijk is dat verweerder voorbij is gegaan aan verzoekers gedocumenteerde wens om aan de UvA wiskunde te gaan studeren.
9.
Bij deze stand van zake is het verzoek om voorlopige voorziening niet voor toewijzing vatbaar. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek dan ook af.
10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
11.
De voorzieningenrechter deelt tot slot mede dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2013 te Haarlem door
mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
P.M. van der Pol, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden: