Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Beslissing
- het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen;
- het primaire besluit van 2 juli 2013 geschorst tot zes weken na verzending van de beslissing op bezwaar;
- verweerder opgedragen om binnen drie werkdagen aan verzoeker bij wijze van leenbijstand een bedrag van € 2000,-- te betalen als bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting;
- verweerder opgedragen het door verzoeker betaalde griffierecht van € 44,-- aan hem te vergoeden.
Gronden van de beslissing
‘In artikel 35, eerste lid, van de Wwb is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het College niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
De Raad is van oordeel dat bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Wwb eerst beoordeeld dient te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt het College ingevolge genoemde bepaling een zekere beoordelingsvrijheid heeft. De omstandigheid dat de alleenstaande of het gezin al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden.’
€ 44,-- aan hem te vergoeden.
mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
P.M. van der Pol, griffier.