ECLI:NL:RBNHO:2013:7642

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
HAA 13/3186
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake uitkering op basis van de Wet werk en bijstand

Op 12 augustus 2013 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in de zaak van verzoekers die een voorlopige voorziening vroegen in verband met hun aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb). De verzoekers, vertegenwoordigd door mr. drs. E.M. Bosscher, hadden bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 2 juli 2013, waarin hun aanvraag voor bijstand was afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat verzoeker niet alle gewerkte uren tijdig had doorgegeven, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Tijdens de zitting werd duidelijk dat verzoeker op meer dagen had gewerkt dan hij had opgegeven, wat leidde tot de conclusie dat zijn verklaring over niet-betaalde voorbereidingswerkzaamheden niet opging. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang meer was, aangezien verweerder had verklaard dat de nieuwe Wwb-aanvraag van verzoekers zou worden gehonoreerd en er al een voorschot was betaald. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/3186
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 12 augustus 2013
in de zaak van:
[verzoekers]
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde mr. drs. E.M. Bosscher
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem,
verweerder.
Bij besluit van 2 juli 2013 (het primaire besluit] heeft verweerder de aanvraag van verzoekers om toekenning van een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen, omdat, gelet op de door [naam](hierna: verzoeker) verstrekte inlichtingen over zijn werkzaamheden in loondienst, het recht op bijstand niet is vast te stellen.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben voorts de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Ter zitting zijn verzoekers, bijgestaan door mr. drs. E.M. Bosscher, verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde R.C. de Vos.

Beslissing

De voorzieningenrechter heeft:
- het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Gronden van de beslissing

1.
Het verzoek om voorlopige voorziening is ingediend op 10 juli 2013. Op 15 juli 2013 hebben verzoekers een nieuwe Wwb-aanvraag ingediend.
2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het primaire besluit juist is, omdat verzoeker niet (tijdig) al zijn gewerkte uren aan verweerder heeft doorgegeven. Op 5 juni 2013 heeft verzoekers klantmanager nog per e-mail aan verzoeker gevraagd alle gewerkte uren door te geven. Nadien is bij controle gebleken dat verzoeker op meer data en tijdstippen bij de werkgever aanwezig was dan hij had opgegeven. Hij gaf aanvankelijk slechts 9 juni 2013 als werkdag op, terwijl later bleek dat hij meer dagen had gewerkt. Verzoeker heeft weliswaar verklaard dat hij wel eens iets voorbereidt waarvoor hij geen geld ontvangt, maar deze stelling baat hem niet. Het is vaste jurisprudentie dat dit ook op geld waardeerbare arbeid is. Hetgeen verzoekers hebben aangevoerd, kan er niet toe leiden dat hun bezwaar tegen het primaire besluit een redelijke kans van slagen heeft.
3.
Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de nieuwe Wwb-aanvraag van verzoekers zal worden gehonoreerd. Een besluit op die aanvraag wordt nog deze week verwacht. Vooruitlopend hierop heeft verweerder een voorschot van € 400,-- overgemaakt op de bankrekening van [naam]. Gelet hierop en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er thans geen spoedeisend belang (meer) is bij een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het desbetreffende verzoek dan ook af.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5.
De voorzieningenrechter deelt tot slot mede dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2013 te Haarlem door
mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
P.M. van der Pol, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden: