ECLI:NL:RBNHO:2013:7644

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
HAA 13/3162
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake hoofdverblijf en bijstandsaanvraag

Op 25 juli 2013 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. B.G. Meijer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, dat zijn aanvraag om bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoeker niet woonachtig zou zijn op het opgegeven adres in [plaatsnaam].

Tijdens de zitting werd de vraag behandeld of verzoeker voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf had op het adres in kwestie gedurende de periode van 24 april 2013 tot en met 30 mei 2013. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker hierin niet was geslaagd. Ondanks de overgelegde verklaring van een buurman, waren de bevindingen van een huisbezoek op 27 mei 2013 doorslaggevend. Hieruit bleek dat er nauwelijks bezittingen van verzoeker in de woning aanwezig waren, wat de claim van hoofdverblijf ondermijnde.

De voorzieningenrechter benadrukte dat het aan verzoeker was om aan te tonen dat hij daadwerkelijk op het opgegeven adres woonde, vooral omdat hij de aanvrager van bijstand was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tevens werd vermeld dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstond. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, met de griffier P.M. van der Pol aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/3162
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 25 juli 2013
in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. B.G. Meijer
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen,
verweerder.
Bij besluit van 30 mei 2013 heeft verweerder verzoekers aanvraag om toekenning van een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen, omdat uit onderzoek is gebleken dat verzoeker niet woonachtig is op het adres [adres 1] in [plaatsnaam].
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Hij heeft voorts de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Ter zitting is verzoeker, bijgestaan door mr. B.G. Meijer, verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde, E. Kuipers.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter heeft:
- het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Gronden van de beslissing

1.
In het kader van het nu voorliggende verzoek om voorlopige voorziening ligt de vraag voor of voldoende aannemelijk is dat verzoeker gedurende de periode 24 april 2013 tot en met 30 mei 2013 zijn hoofdverblijf had op het adres [adres 1] in [plaatsnaam]. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet aannemelijk is geworden.
2.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat hij daar wel degelijk zijn hoofdverblijf had en heeft. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft hij een verklaring overgelegd van een van zijn buren. Deze verklaring overtuigt echter niet. De voorzieningenrechter wijst op de bevindingen van het huisbezoek op 27 mei 2013. Hieruit komt naar voren dat er op dat moment nagenoeg geen bezittingen en gebruiksvoorwerpen van verzoeker in de woning aanwezig waren. Er lag weliswaar een kledingstuk (een broek) maar uit de bevindingen van het huisbezoek komt onder meer naar voren dat de afvoer van de keukengootsteen de indruk gaf geruime tijd niet gebruikt te zijn.
3.
De voorzieningenrechter benadrukt dat het, omdat verzoeker aanvager van bijstand is, op zijn weg ligt om aannemelijk te maken dat hij daadwerkelijk zijn hoofdverblijf heeft op voormeld adres. Als verzoeker, zoals hij heeft verklaard, inmiddels al zijn bezittingen naar de woning op voormeld adres heeft overgebracht, dan zal hij dat in het kader van een nieuwe bijstandsaanvraag aannemelijk moeten maken. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat er in dat geval een nieuw huisbezoek zal moeten plaatsvinden.
4.
Op 31 juli 2013 zal de hoorzitting plaatsvinden. Dat is de gelegenheid voor verzoeker om verweerder er alsnog van te overtuigen dat hij in de periode 24 april 2013 tot en met 30 mei 2013 daadwerkelijk zijn hoofdverblijf had op voormeld adres.
5.
Het voorgaande betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afwijst. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6.
De voorzieningenrechter deelt tot slot mede dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2013 te Haarlem door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van P.M. van der Pol, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden: