In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.P. Spanjer, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb) door verweerder, die deze had beëindigd per 11 april 2013, omdat verzoeker niet had voldaan aan de inlichtingenplicht. Verzoeker heeft op 5 mei 2013 bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, geregistreerd onder nr. 13/2734. Daarnaast heeft verzoeker op 6 juni 2013 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om toekenning van een Wwb-uitkering, geregistreerd onder nr. 13/3032, en ook hiervoor een voorlopige voorziening aangevraagd.
Tijdens de zitting is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker daadwerkelijk verblijft op de adressen die hij aan verweerder had opgegeven. Verzoeker heeft ter zitting bewijsstukken overgelegd, waaronder bankafschriften waaruit blijkt dat zijn pintransacties uitsluitend plaatsvinden in de door hem opgegeven plaats. De voorzieningenrechter heeft op basis van deze informatie het verzoek met registratienummer 13/3032 toegewezen en het besluit van 5 juni 2013 geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is verweerder opgedragen om per 5 juni 2013 aan verzoeker een Wwb-uitkering toe te kennen op basis van de geldende bijstandsnorm en het door verzoeker betaalde griffierecht van € 44,-- te vergoeden.
Het verzoek met registratienummer 13/2734 is afgewezen, omdat verzoeker geen spoedeisend belang meer had bij dit verzoek. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak in het openbaar gedaan, waarbij de griffier P.M. van der Pol aanwezig was. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.