Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Beslissing
- het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen;
- het besluit van 15 juli 2013 geschorst met ingang van 8 augustus 2013 tot de dag na bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar;
- verweerder veroordeeld in de door verzoekster gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 874,-- , te betalen aan verzoeksters gemachtigde;
- verweerder opgedragen het door verzoekster betaalde griffierecht van € 44,-- aan haar te vergoeden.
Gronden van de beslissing
‘Uit onderzoek is gebleken dat u een gezamenlijke huishouding voert met de heer [naam]. In verband hiermee wordt uw uitkering per 4 juli 2013 beëindigd.’ Onder aan de brief staat: ‘namens Burgemeester en Wethouders van Zaanstad’.
Gelet op de tekst van deze brief mocht verzoekster aannemen dat verweerder had besloten tot beëindiging van haar uitkering per 4 juli 2014. De brief is dan ook aan te merken als besluit. Het besluit van 12 augustus 2013, waarin verweerder onder meer melding maakt van het feit dat vanaf 4 juli 2013 verzoeksters uitkering wordt beëindigd, heeft – voor zover dit betrekking heeft op de beëindiging – dan ook geen rechtsgevolg.
€ 437,--. Omdat ten behoeve van verzoekster een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, moeten de proceskosten worden betaald aan verzoeksters gemachtigde.
mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
P.M. van der Pol, griffier.