ECLI:NL:RBNHO:2013:7781

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 september 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
AWB-12_1288
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B. Liefting-Voogd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek studiefinanciering op basis van te late indiening en rechtsmiddelenclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiser had een verzoek om studiefinanciering ingediend, dat was afgewezen door de minister. De eiser had in januari 2011 studiefinanciering aangevraagd, maar de minister stelde vast dat hij vanaf april 2011 geen recht had op studiefinanciering omdat hij niet (meer) voltijd studeerde. De eiser verzocht om studiefinanciering vanaf april 2011, maar dit verzoek werd bij het primaire besluit van 9 januari 2012 afgewezen. Het bezwaar van de eiser tegen dit besluit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 13 april 2012.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser tegen het bericht van 26 februari 2011, waarin zijn recht op studiefinanciering werd vastgesteld, niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. De eiser stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was omdat de rechtsmiddelenclausule ontbrak in het bericht. De rechtbank oordeelde echter dat de informatie in het bericht niet voldeed aan de vereisten van een rechtsmiddelenclausule, maar dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat er wel degelijk een rechtsmiddelenclausule op de achterzijde van het bericht stond. Hierdoor was de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.

De rechtbank concludeerde dat het verzoek van de eiser om studiefinanciering vanaf april 2011 terecht was afgewezen, omdat het verzoek te laat was ingediend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 12/1288

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2013 in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. C.J. Berendse),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: drs P.M.S. Slagter).

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om studiefinanciering vanaf april 2011 afgewezen.
Bij besluit van 13 april 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2013. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie in te dienen hetgeen verweerder bij brieven van 27 maart 2013 en 27 mei 2013 heeft gedaan. Eiser heeft hierop bij brieven van 22 april 2013 en 10 juni 2013 gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Partijen hebben toestemming gegeven om het onderzoek ter zitting achterwege te laten.

Overwegingen

1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In het formulier ‘Aanvraag studiefinanciering voor mbo-opleidingen in Nederland’, gedateerd 31 januari 2011, door verweerder ontvangen op 18 februari 2011, heeft eiser studiefinanciering aangevraagd vanaf de maand dat hij er recht op heeft. In dit formulier heeft eiser verder aangekruist dat hij vanaf het begin van het schooljaar 2011 voltijd staat ingeschreven bij een beroepsopleidende leerweg.
In het Bericht Studiefinanciering 2011, nr. 1 van 26 februari 2011 is vastgesteld dat eiser vanaf 1 april 2011 geen recht heeft op studiefinanciering omdat hij niet (meer) (voltijd) studeert. Eiser heeft recht op studiefinanciering vanaf 1 augustus 2011.
Bij brief van 9 oktober 2011 heeft eiser onder verwijzing naar het formulier van 31 januari 2011 verzocht om studiefinanciering vanaf april 2011. Eiser is op 30 januari 2011 18 jaar geworden en volgde vanaf 31 januari 2011 de opleiding waarvoor studiefinanciering is toegekend vanaf augustus 2011. Eiser verzoekt alsnog om studiefinanciering vanaf april 2011.
Dit verzoek is bij het primaire besluit afgewezen.
2.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 3.21, tweede lid, van de Wet Studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) is bepaald dat studiefinanciering niet wordt toegekend voor een periode die is gelegen voor de datum van indiening van de aanvraag. Dit betekent dat voor zover het verzoek van eiser van 9 oktober 2011 dient te worden aangemerkt als een aanvraag, op basis van die aanvraag geen toekenning van studiefinanciering kan plaatsvinden voor een periode gelegen voor 9 oktober 2011. Toekenning van studiefinanciering per april 2011 op basis van het verzoek van 9 oktober 2011 is derhalve naar het oordeel van de rechtbank niet mogelijk.
3.1
Eiser stelt dat zijn verzoek van 9 oktober 2011 (tevens) dient te worden aangemerkt als een bezwaarschrift tegen het bericht van 26 februari 2011, waarin is vastgesteld dat eiser vanaf 1 april 2011 tot 1 augustus 2011 geen recht heeft op studiefinanciering.
Verweerder voert aan dat dit bericht rechtens onaantastbaar is.
3.2
De rechtbank stelt vast, en dit is tussen partijen ook niet in geschil, dat tegen het bericht van 26 februari 2011 niet tijdig bezwaar is gemaakt. Dit betekent dat het bezwaar niet-ontvankelijk is en het besluit in rechte onaantastbaar, tenzij sprake is van een situatie dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3.3
Eiser is van mening dat het overschrijden van de bezwaartermijn verschoonbaar is wegens het ontbreken van de rechtsmiddelenclausule in het bericht van 26 februari 2011. Verweerder stelt dat het bericht wel degelijk was voorzien van een rechtsmiddelenclausule.
3.4
De rechtbank stelt vast dat in het bericht van 26 februari 2011 staat vermeld: “Kloppen je gegevens niet of verandert er iets? Geef wijzigingen in je gegevens zo snel mogelijk aan de Dienst Uitvoering Onderwijs door. Surf naar www.ocwduo.nl”. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze zin niet worden aangemerkt als een rechtsmiddelenclausule in de zin van artikel 3:45 van de Awb. Immers, in een dergelijke clausule dient vermeld te zijn door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld. Aan dit vereiste voldoet bovenstaande zin niet.
3.5
Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat het bericht van 26 februari 2011 per post is verzonden en dat aan de achterzijde van het bericht via een geautomatiseerd systeem een toelichting met een rechtsmiddelenclausule is vermeld. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij het bericht inderdaad per post heeft ontvangen, maar dat een dergelijke toelichting niet op de achterzijde stond.
3.6
Naar aanleiding van deze stellingen van partijen ter zitting heeft de rechtbank verweerder nadere vragen gesteld. Verweerder heeft geantwoord dat voor het deel van de berichten dat per post wordt toegezonden geldt dat dit wordt geprint op papier waarvan de achterzijde reeds bedrukt is. Op de achterzijde van het bericht, waarvan verweerder aan de rechtbank voorbeelden heeft toen toekomen, staat informatie over de mogelijkheid om bezwaar te maken en de termijn waarbinnen dat moet gebeuren. Het bedrukte papier wordt gebruikt voor elke bladzijde van het bericht. Berichten worden altijd op dezelfde soort papier met voorbedrukte achterzijde geprint. Controle vindt plaats door vergelijking van het aantal aangeboden prints en het aantal gerealiseerde prints. Volgens verweerder is er geen mogelijkheid dat de toelichting niet is meegezonden met het bericht van 26 februari 2011.
3.7
Gelet op de uitleg van verweerder is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat het bericht van 26 februari 2011 was voorzien van een rechtsmiddelenclausule. De termijnoverschrijding is daarom niet verschoonbaar. Voor zover het verzoek van 9 oktober 2011 is aan te merken als een bezwaarschrift is het te laat ingediend. Verweerder heeft zich dus terecht op het standpunt gesteld dat het bericht in rechte vaststaat.
4.
Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat het verzoek van 9 oktober 2011 opgevat moet worden als een verzoek om herziening van het bericht van 26 februari 2011. Aangezien het primaire noch het bestreden besluit een beoordeling inhoudt van een verzoek om herziening valt dit argument van eiser buiten de omvang van het geding. De rechtbank zal hier geen oordeel over geven.
5.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder terecht het verzoek om studiefinanciering vanaf april 2011 afgewezen. Het beroep is ongegrond.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Liefting-Voogd, rechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2013.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.