ECLI:NL:RBNHO:2013:8271

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 september 2013
Publicatiedatum
16 september 2013
Zaaknummer
15/700201-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging van ambulant hulpverleenster

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging van een ambulant hulpverleenster. De feiten vonden plaats op 21 mei 2013 te Hoofddorp, waar de hulpverleenster, die naar de verdachte was gekomen om hem te ondersteunen, werd bedreigd met een mes en een hamer. De verdachte heeft de hulpverleenster gedwongen op de bank te blijven zitten en haar met de dood bedreigd, wat leidde tot panische doodsangsten bij het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, ondanks het verweer van de verdediging dat het opzet ontbrak. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, die dreigend met een mes en een hamer voor het slachtoffer stond, voldoende bewijs vormden voor opzet. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, maar oordeelde dat dit niet in de weg stond aan het aannemen van opzet. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandelverplichting. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de hulpverleenster, en heeft de straf zwaarder aangerekend omdat de verdachte geweld heeft gebruikt tegen iemand die hem juist wilde helpen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700201-13 (P)
Uitspraakdatum: 6 september 2013
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2013in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Haarlem,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in het Psychiatrisch Penitentiair Centrum te Vught.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J.A.E. Rijssenbeek en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I. Timmermans, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door met dat opzet dreigend (terwijl die [slachtoffer 1] op de bank in de woning van verdachte zat)
- met een mes (van circa 30 centimeter lengte) en/of een hamer in zijn hand(en) in de richting van die [slachtoffer 1] is gelopen en/of
- met dat mes en/of die hamer in zijn hand(en) voor die [slachtoffer 1] is gaan staan en/of zijn, verdachtes, lichaam over die [slachtoffer 1] heeft gebogen en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "blijf op de bank zitten" en/of "ik snijd je strot door" en/of "ik sla je hersens in" en/of "blijf zitten" en/of "je mag niet bewegen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2:
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een mes (van circa 30 centimeter lengte) en/of een hamer in zijn hand(en) gehouden en/of
- met dat mes en/of die hamer in zijn hand(en) dreigend voor die [slachtoffer 1] is gaan staan (die toen en aldaar op de bank zat) en/of
- ( daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik snijd je strot door" en/of "ik sla je hersens in" en/of "blijf zitten" en/of "je mag niet bewegen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken vanwege (kort gezegd) het ontbreken van het opzet van verdachte.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Op 21 mei 2013 bevond [slachtoffer 1], ambulant medewerkster, zich op de bank in de woonkamer van verdachte op het adres [adres] te Hoofddorp. Zij was daar om met verdachte, die bekend is met psychische klachten, een gesprek te voeren en daarbij te onderzoeken in hoeverre diens psychische klachten waren toegenomen. [2] Het gesprek verliep moeizaam. [3] Op enig moment liep verdachte richting zijn slaapkamer en kwam korte tijd later terug in de woonkamer met in zijn ene hand een mes en in zijn andere hand een hamer. [4] De lengte van het mes bedroeg circa dertig centimeter. [5] Verdachte zei daarop tegen het slachtoffer dat zij op de bank moest blijven zitten. Ook zei hij: “Ik sla je hersens in en ik snij je strot door”. Verdachte ging daarbij tegen de knieën van het slachtoffer staan en boog zijn lichaam een beetje over haar heen. Het slachtoffer was doodsbang en kon geen kant op. Wel zag zij kans om het landelijk alarmnummer 112 te bellen. [6] Omdat het slachtoffer was weggedoken waardoor zij scheef op de bank hing, vroeg zij aan verdachte of ze een beetje rechtop mocht gaan zitten. Verdachte antwoordde dat ze niet mocht bewegen. Hij bleef daarbij dreigend voor haar staan. [7] Toen het slachtoffer tegen verdachte zei dat ze echt heel bang voor hem was en geen kwaad in de zin had, antwoordde hij: “Maar ik wel.” [8]
Op de vraag van de alarmlijn of verdachte “een beetje de wacht” over haar bleef houden, zodat ze niet weg kon, antwoordde het slachtoffer bevestigend. [9] Kort daarna stond verdachte op en liep naar zijn voordeur. Het slachtoffer dacht dat de deur door verdachte op slot werd gedraaid. [10] Toen verdachte terugkwam, ging hij naast het slachtoffer zitten en zei tegen haar dat ze mocht gaan. De deur bleek door hem te zijn opengezet. [11]
Het slachtoffer heeft panische doodsangsten uitgestaan. Zij was er volledig van overtuigd dat verdachte de door hem geuite bedreigingen dat hij haar strot door zou snijden en haar hersens in zou slaan, zou uitvoeren. [12]
3.4. Bewijsoverweging met betrekking tot het opzet
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat het opzet van verdachte ontbreekt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte in een zodanige psychische toestand verkeerde dat hij geen inzicht had in zijn handelen en de gevolgen daarvan.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er wel sprake is van opzet en overweegt daartoe als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank staat de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit in een bepaalde psychische toestand verkeerde niet in de weg aan het aannemen van opzet. Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat verdachte dreigend met een mes en een hamer voor het slachtoffer is gaan staan. Hij voegde daaraan dreigende woorden toe als ‘blijf op de bank zitten ‘ en ‘ik snijd je strot door’. Het slachtoffer kon omdat verdachte vlak voor haar stond geen kant uit en hoorde bovendien de bedreiging. Deze feitelijke gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het veroorzaken van een bepaald gevolg, te weten het slachtoffer vasthouden in zijn woning, dat daaruit voortvloeit dat verdachte het slachtoffer bewust heeft bedreigd en van haar vrijheid heeft beroofd. Ook uit de omstandigheid dat verdachte heeft verklaard dat zijn handelen “een schreeuw om hulp was” en dat hij niet wilde dat het “misging”, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat bij verdachte wel sprake was van inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan. Op grond van het voorgaande en onder verwijzing naar de vaste jurisprudentie ten aanzien van psychische overmacht acht de rechtbank het opzet bewezen.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 21 mei 2013 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door met dat opzet dreigend, terwijl die [slachtoffer 1] op de bank in de woning van verdachte zat,
- met een mes (van circa 30 centimeter lengte) en een hamer in zijn handen in de richting van die [slachtoffer 1] te lopen en
- met dat mes en die hamer in zijn handen voor die [slachtoffer 1] te gaan staan en zijn, verdachtes, lichaam over die [slachtoffer 1] te buigen en
- daarbij die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "blijf op de bank zitten" en "ik snijd je strot door" en "ik sla je hersens in" en "blijf zitten" en "je mag niet bewegen";
Feit 2:
hij op 21 mei 2013 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een mes (van circa 30 centimeter lengte) en een hamer in zijn handen gehouden en
- is hij met dat mes en die hamer in zijn handen dreigend voor die [slachtoffer 1] gaan staan, die toen en aldaar op de bank zat, en
- heeft hij daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "ik snijd je strot door" en "ik sla je hersens in" en "blijf zitten" en "je mag niet bewegen".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
Beroep op ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft zich (subsidiair) op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten verdachte niet kunnen worden toegerekend en verdachte mitsdien dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de feiten sprake was een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens dat deze feiten verdachte niet kunnen worden toegerekend. Gelet op de psychische voorgeschiedenis van verdachte alsmede de indruk die verdachte ter terechtzitting op de rechtbank heeft gemaakt, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat verdachte wel als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank zal hier bij de strafoplegging rekening mee houden.
Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een behandelverplichting en verplichte medewerking aan een onderzoek vanuit het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP).
6.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich (meer subsidiair) op het standpunt gesteld dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zodat de behandeling van verdachte zo spoedig mogelijk kan aanvangen.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging van een ambulant hulpverleenster. De rechtbank rekent dit verdachte extra zwaar aan, omdat deze hulpverleenster juist naar verdachte was toegekomen met het doel de situatie van verdachte te onderzoeken en hem indien nodig verdere hulp te bieden. Uitgerekend haar heeft verdachte enige tijd van haar vrijheid beroofd en ernstig bedreigd met een mes en een hamer waardoor zij panische doodsangsten heeft uitgestaan.
Voorts moet worden aangenomen dat de verdachte met zijn tegen een hulpverlener gerichte geweld in het bijzonder bij die groep van maatschappelijke zorgverleners en overigens in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid heeft versterkt.
Wel constateert de rechtbank dat de omstandigheden waaronder de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de bedreiging hebben plaatsgevonden in bepaalde opzichten uitzonderlijk waren. Verdachte heeft geen pogingen gedaan te verhinderen dat het van haar vrijheid beroofde slachtoffer telefonisch contact opnam en kon blijven houden met de alarmlijn 112. Ook houdt de rechtbank ten gunste van de verdachte rekening met het feit dat verdachte uit eigen beweging en zonder dat op dat moment sprake was van enige interventie van de door het slachtoffer te hulp geroepen politie een eind heeft gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving door het slachtoffer op een gegeven ogenblik te zeggen dat ze mocht gaan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 mei 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder als verdachte is geregistreerd;
het advies van reclassering GGZ ERW Novadic-Kentron Den Bosch te Eindhoven d.d. 11 juli 2013.
De rechtbank houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals hiervoor onder 5 is weergegeven.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 11 juli 2013 komt naar voren dat verdachte al jaren onder behandeling/begeleiding van de GGZ InGeest te Hoofddorp is. Hij is gediagnosticeerd met ‘schizofrenie van het paranoïde type’. Hij staat bekend als een ernstige zorgmijder, waardoor de behandeling nooit goed op gang kwam. Het hem voorgeschreven antipsychoticum nam hij niet in. Het recidiverisico wordt op basis van de beschikbare informatie geschat op laag/gemiddeld. Het risico op onttrekken aan voorwaarden is hoog. De verwachting is dat er extra inzet nodig is om betrokkene te motiveren om mee te werken aan een eventueel hulpverleningstraject. Mogelijk zal hij opnieuw strafbare feiten plegen wanneer hem zaken worden opgedragen die hij niet wil. De reclassering geeft als mogelijkheid om tijdens een verplicht reclasseringstoezicht in het kader van bijzondere voorwaarden een verdieping uit te laten voeren om tot een gedegen advies te komen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard te willen meewerken aan de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, een behandelverplichting en onderzoek vanuit het NIFP.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank acht verplicht contact met de reclassering en een behandelverplichting noodzakelijk. Tevens acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte meewerkt aan een onderzoek vanuit het NIFP en aan een daaruit eventueel voortvloeiende klinische opname. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar zijn.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 57, 282 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vier (4) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
zich gedurende de proeftijd bij de reclassering zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd op aanwijzing van de reclassering onder behandeling zal stellen van een deskundige/zorginstelling op de tijden en plaatsen als door of namens die deskundige/zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychiatrische problematiek;
dat veroordeelde zal meewerken aan de totstandkoming van een NIFP rapportage en – indien dit naar aanleiding van het onderzoek wordt geadviseerd – zich gedurende maximaal twaalf maanden van de proeftijd zal laten opnemen in een intramurale instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Haarlem noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Daalmeijer, voorzitter,
mr. J.C.M. Swinkels en mr. B.E.P. Myjer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. H. van de Vijver en K. Becker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 september 2013.
Mr. Myjer en de griffiers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 21 mei 2013 (dossierpagina’s 6 en 7).
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 21 mei 2013 (dossierpagina 7) en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 augustus 2013.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 21 mei 2013 (dossierpagina 7) en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 augustus 2013.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 21 mei 2013 (dossierpagina 7), proces-verbaal bevindingen d.d. 21 mei 2013 (dossierpagina 23) en de digitale fotobijlage (dossierpagina 18).
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 21 mei 2011 (dossierpagina 7).
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 21 mei 2013 (dossierpagina 7) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2013 (dossierpagina 26 e.v.).
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2013 (dossierpagina 27-boven).
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2013 (dossierpagina 27-midden).
10.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 21 mei 2013 (dossierpagina 7-onder).
11.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 21 mei 2013 (dossierpagina 8-boven).
12.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 21 mei 2013 (dossierpagina 8-boven).