ECLI:NL:RBNHO:2013:8577

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 september 2013
Publicatiedatum
24 september 2013
Zaaknummer
AWB 12/2708
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake omgevingsvergunning voor UMTS mast te Koggenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 september 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verlening van een omgevingsvergunning aan KPN B.V. voor het oprichten van een UMTS mast in de gemeente Koggenland. Eisers, bewoners van de nabijgelegen woningen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Koggenland, dat op 7 augustus 2012 de vergunning verleende voor de bouw van de mast. De eisers voerden aan dat hun belangen niet voldoende zijn meegewogen en dat zij niet zijn gehoord in het proces. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning verleend is in strijd met het bestemmingsplan, maar dat het college gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om hiervan af te wijken. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de eisers niet zwaarder wogen dan de belangen van KPN en de noodzaak voor de mast. De rechtbank concludeerde dat de eisers in voldoende mate de gelegenheid hebben gehad om hun standpunt naar voren te brengen en dat de motivering van het besluit voldoende draagkrachtig was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2708

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2013in de zaak tussen

[eiser]en [eiseres], te[woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. O.H. Minjon),
en

het college van burgemeester en wethouders van Koggenland, verweerder

(gemachtigde: P. Stam).
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen: KPN B.V., te Den Haag
(gemachtigde: mr. L. Steenoven)

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan KPN B.V. (verder: KPN) een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een UMTS mast op het perceel [perceel], van de gemeente Obdam, plaatselijk bekend als [locatie 1] te[woonplaats].
Bij besluit van 1 november 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2013. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens KPN is niemand verschenen.

Overwegingen

1.
Bij besluit van 9 december 2010 heeft verweerder KPN bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een vakwerkmast ten behoeve van telecommunicatie achter de parkeerplaats van het [locatie 1] ten hoogte van[adres]. Naar aanleiding van ingediende zienswijzen (139) heeft verweerder geconcludeerd dat er geen zwaarwegende belangen zijn die rechtvaardigen dat medewerking onthouden zou moeten worden aan de plaatsing van deze vakwerkmast.
Het actiecomité [naam] heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Op verzoek van KPN heeft de rechtbank de behandeling van dit beroep (AWB 11/331) aangehouden.
Voornoemd actiecomité heeft met KPN naar een alternatieve locatie gezocht.
Op 29 juni 2012 heeft KPN een aanvraag ingediend voor het oprichten van een UMTS mast van 39,9 meter op het perceel [locatie 1] te[woonplaats], ter hoogte van [locatie 2] circa 200 meter van de woning van eisers. Verweerder heeft vervolgens aan KPN op 7 augustus 2012 een omgevingsvergunning verleend voor deze locatie. Bij de verlening is afgesproken dat na het onherroepelijk worden van deze vergunning de eerder verleende vergunning van 9 december 2010 wordt ingetrokken.
2.
De locatie waar de UMTS mast thans moet worden gerealiseerd heeft de bestemming ‘Dagrecreatie’ in het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Landelijk gebied 2000’. Het plaatsen van een UMTS mast is in strijd met deze bestemming. Verweerder heeft daarom gebruik gemaakt van het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) juncto artikel 4, sub 5, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), om af te wijken van het bestemmingsplan. Voorts heeft verweerder geconcludeerd dat de UMTS mast past in het op 21 februari 2012 vastgestelde en op 11 maart 2012 gepubliceerde ‘Afwijkingenbeleid kruimelgevallen Koggenland’.
3.
Eisers voeren aan dat hun belangen bij de totstandkoming van het besluit niet zijn meegewogen. Een ontwerpbesluit is niet ter inzage gelegd en eisers zijn niet gehoord in het kader van toepassing van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eisers zijn niet betrokken bij de keuze voor de alternatieve locatie.
4.
Verweerder heeft deze omissie erkend, maar acht het gebrek gerepareerd door het prematuur ingediende bezwaarschrift van 6 augustus 2012 als zienswijze in de zin van artikel 4:8 van de Awb te beschouwen en de aangevoerde belangen in de bezwaarfase alsnog bij de beoordeling te betrekken.
5.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt schending van het bepaalde in artikel 4:8 Awb in dit geval niet tot vernietiging van het bestreden besluit, nu eisers in bezwaar in voldoende mate in de gelegenheid zijn gesteld om alsnog hun standpunt uiteen te zetten. De beroepsgrond slaagt niet.
6.
Eisers voeren aan dat de belangenafweging opmerkelijk is en niet is voorzien van een draagkrachtige motivering. Op de oorspronkelijke locatie bestaat geen, dan wel zeer beperkt zicht op de mast voor de bewoners aan [straat] en de[straat]. Uit het besluit van 9 december 2010 blijkt dat voor de oorspronkelijke locatie, in de visie van verweerder, geen belangen van omwonenden (onevenredig) zijn getroffen. De UMTS mast in de thans verleende omgevingsvergunning staat in zijn geheel achter het perceel van eisers woning en staat vanuit hun woonkamer en keuken volledig in het zicht.
7.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er weliswaar uitzicht vanuit de woning van eisers op de UMTS mast is, maar dat het zicht wordt beperkt door een bomenrij. Volgens verweerder zal de mast niet recht achter de woning van eisers staan. Eisers kunnen geen recht doen gelden op behoud van het bestaande uitzicht. De thans gekozen locatie is gelet op de dekkingsgraad en alle belangen die een rol hebben gespeeld niet onaanvaardbaar te noemen.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat al lang gezocht wordt naar een locatie, maar dat overal bezwaar wordt gemaakt. De gemeente wil dienstbaar zijn aan zijn inwoners. De welstandscommissie heeft beide locaties waarvoor nu vergunning is verleend geschikt geacht. Hoe minder bezwaarden, hoe beter, aldus verweerder.
8.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt voorgaand standpunt van verweerder niet de conclusie dat het bestreden besluit niet is voorzien van een draagkrachtige motivering. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank aan de belangen van eisers geen doorslaggevende betekenis hoeven toekennen, zoals verweerder dat overigens ook niet heeft gedaan ten aanzien van de belangen van de omwonenden ten aanzien van de verleende omgevingsvergunning van 9 december 2010. Verweerder heeft immers ten aanzien van deze omgevingsvergunning geconcludeerd dat er geen zwaarwegende belangen zijn die rechtvaardigen dat medewerking onthouden zou moeten worden aan de plaatsing van een vakwerkmast. Verweerder heeft slechts op een (tweede) aanvraag om een omgevingsvergunning van KPN beslist. Er is geen rechtsregel die zich tegen deze gang van zaken verzet. De beroepsgrond slaagt niet.
9.
Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenverooordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2013.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.