ECLI:NL:RBNHO:2013:8579
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Dwangsom bij niet-tijdig beslissen door de officier van justitie
In deze zaak heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de weigering van de officier van justitie om hem een dwangsom toe te kennen, naar aanleiding van een overschrijding van de beslistermijn in een administratief beroep. De procedure begon met een beslissing van de officier van justitie op 14 januari 2013, waarbij geen dwangsom werd toegekend. Betrokkene stelde dat de officier van justitie niet binnen de wettelijke termijn van 16 weken had beslist op zijn beroep tegen een Wahv-beschikking. De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat de verlengingsbrief van het CVOM, die de termijn met tien weken zou verlengen, te laat was verzonden. De zittingsvertegenwoordigster van de officier van justitie betwistte dit en stelde dat de datum op de brief de datum van verzending was.
Tijdens de zitting op 5 juli 2013 werd de zaak behandeld. Betrokkene voerde aan dat de brief van 12 oktober 2012 pas op 18 oktober 2012 was ontvangen, en dat de ingebrekestelling op 17 oktober 2012 was verzonden. De officier van justitie kon niet overtuigend aantonen dat de verlengingsbrief tijdig was verzonden. De kantonrechter oordeelde dat de beslistermijn niet was verlengd en dat de ingebrekestelling niet te vroeg was verzonden. Hierdoor had de officier van justitie de dwangsom niet kunnen weigeren.
De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de officier van justitie en stelde de hoogte van de dwangsom vast op € 1.260,-. De beslissing werd op 2 augustus 2013 in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier.