ECLI:NL:RBNHO:2013:8616

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 maart 2013
Publicatiedatum
24 september 2013
Zaaknummer
424636 OA VERZ 12-239
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen wegens onvoldoende verband met opzegverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap G. NOOR B.V. en een werknemer, aangeduid als [werknemer]. De verzoekende partij, Noor, heeft op 6 december 2012 een verzoekschrift ingediend om de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden, met als argument dat de slechte bedrijfseconomische situatie van Noor een gewichtige reden vormt voor deze ontbinding. Noor heeft te maken met een aanzienlijke daling van de omzet en heeft aangegeven dat de continuïteit van de onderneming in gevaar is. De werknemer, die sinds 3 december 2007 in dienst is, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek en stelt dat er geen bedrijfseconomische redenen zijn voor de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst. Hij betwist ook dat hij als Opperman straatmaker werkzaam is geweest, zoals Noor stelt, en voert aan dat hij in dienst is als Bouwvakhelper.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat Noor onvoldoende heeft aangetoond dat het verzoek tot ontbinding geen verband houdt met een opzegverbod, zoals bedoeld in de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek. De rechter heeft geconcludeerd dat de functie van [werknemer] die van Bouwvakhelper is, en deze functie niet op de lijst van functies staat die komen te vervallen. Hierdoor kan de kantonrechter niet concluderen dat het verzoek van Noor uitsluitend verband houdt met de slechte bedrijfseconomische omstandigheden. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en Noor veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, vastgesteld op € 400,00 voor salaris van de gemachtigde.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke onderbouwing van de redenen voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst, vooral in situaties waarin een werknemer mogelijk beschermd is tegen ontslag door een opzegverbod.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Hoorn
Zaaknr/repnr.: 424636 \ OA VERZ 12-239
Uitspraakdatum: 18 maart 2013

Beschikking in de zaak van

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid G. NOOR B.V.,gevestigd en kantoorhoudende te Medemblik
verzoekende partij
verder ook te noemen Noor
gemachtigde: mr. K.S.J. van Berkel, werkzaam ten kantore van BDO Arbeidsjuristen te Den Haag
tegen

[naam], wonende te [adres]

verwerende partij
verder ook te noemen [werknemer]
gemachtigde: mr. E.M. Diesfeldt, advocaat te Alkmaar.

Het procesverloop:

Noor heeft op 6 december 2012 een verzoekschrift ingediend.
Daar heeft [werknemer] bij verweerschrift op gereageerd.
De mondelinge behandeling heeft in deze plaatsgevonden op 10 januari 2013, alwaar zijn verschenen Noor, vertegenwoordigd door [A], directeur, alsmede [B], accountant en [werknemer] in persoon; partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden.
Ter zitting hebben partijen hun verzoek- respectievelijk verweerschrift nader toegelicht Noor aan de hand van pleitnotities en producties.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Vervolgens is heden uitspraak bepaald.

De uitgangspunten

1.
Noor voert een onderneming op het gebied van de aanneming van grond-, weg- en waterbouw. Bij Noor zijn 26 medewerkers in dienst. In 2007 zijn de aandelen van Noor voor 2 miljoen euro overgenomen door Stuko Holding B.V. (Stuko Holding). Van die overnameprijs is 1,7 miljoen euro gefinancierd door de bank. Noor heeft zich jegens de bank hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor terugbetaling van die lening.
2.
[werknemer], geboren op [datum] is vanaf 3 december 2007 krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij Noor werkzaam. Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de CAO Bouwnijverheid [CAO]. Het loon van [werknemer] bedraagt € 1.736,00 bruto per vier weken exclusief overige emolumenten. In juni 2012 is [werknemer] uitgevallen wegens ziekte.

Het geschil

3.
Noor verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden tegen 1 februari 2013, althans de vroegst mogelijke datum wegens gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, kosten rechtens. Aan dit verzoek legt Noor -zakelijk samengevat- het volgende ten grondslag. [werknemer] is in dienst bij Noor als Opperman straatmaker. De kredietcrisis heeft de afgelopen jaren een zeer negatieve invloed gehad op de gehele bouwbranche en ook op Noor. Het gevolg daarvan is dat Noor minder omzet maakt tegen gelijkblijvende kosten. Hoewel het bedrijfsresultaat in 2010 nog licht positief was, is voor Noor de crisis in 2011 aangebroken. In 2011 is een verlies van € 173.966,00 geleden. De hoop was dat 2012 een beter jaar zou worden, maar het bleek een veel slechter jaar. Het verlies zal waarschijnlijk € 509.000,00 bedragen. Ten opzichte van 2011 zal de omzet in 2012 20 procent dalen. Daardoor loopt de continuïteit van Noor ernstig gevaar. De afgelopen jaren kon Noor doorwerken omdat zij opdrachten uitvoerde die voor de crisis waren verkregen, maar de opdrachtportefeuille is steeds verder afgenomen en er komen nauwelijks nieuwe opdrachten bij. De afgelopen periode heeft Noor opdrachten aangenomen beneden de kostprijs. Dit om haar personeel aan het werk en het hoofd boven water te houden. De omzetverwachting voor 2013 is zeer onzeker. Om omzet te creëren heeft Noor ook vaste activa verkocht. De liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit van Noor zijn slecht. Noor kan op korte termijn nauwelijks aan haar betalingsverplichtingen voldoen. Het eigen vermogen is eind 2012 gedaald tot € 498.391,00 negatief. Bij haar bankier is Noor ondergebracht bij de afdeling bijzonder beheer. De bankier heeft meegedeeld dat zij maatregelen zal treffen als de situatie bij Noor niet verbetert. Noor moet daarom per direct snijden in de kosten om een faillissement te voorkomen. Naast de verkoop van activa, heeft Noor het directiesalaris met 20 procent verlaagd. De grootste post is de personeelslasten. Kostenbesparende maatregelen dienen dan ook te bestaan uit het laten vervallen van een aantal arbeidsplaatsen. Noor beoogt 15 arbeidsplaatsen te laten vervallen. Binnen Noor verdwijnen de functies Machinist(en), Assistent monteur, Opperman, Stratenmaker, Assistent Uitvoerder en Planner. Eventuele extra benodigde capaciteit zal extern worden ingehuurd. Voor de afvloeiende (gezonde) werknemers heeft Noor bij het UWV ontslagvergunningen gevraagd en op 14 februari 2013 verkregen. Voor de betreffende zieke werknemers, waaronder [werknemer], zijn bij de kantonrechter ontbindingsverzoeken gedaan. Er zijn, gelet op de geschetste situatie bij Noor, geen mogelijkheden tot herplaatsing bij Noor. Noor heeft geen middelen om een ontbindingsvergoeding te betalen.
4.
Het verweer van [werknemer] strekt primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot toekenning van een ontbindingsvergoeding van € 7.500,00 bruto, kosten rechtens.
5.
Hiertoe voert [werknemer] -zakelijk samengevat- aan dat er geen bedrijfseconomische redenen zijn voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daar komt bij dat [werknemer] ten onrechte voor ontslag is voorgedragen. Hij is bij Noor in dienst getreden als Bouwvakhelper. Dat staat ook zo vermeld in de arbeidsovereenkomsten zoals partijen die op 8 september 2008 en 20 juni 2011 schriftelijk hebben vastgelegd. Hij is dus niet als Opperman werkzaam geweest. Nu de functie Bouwvakhelper niet staat vermeld bij de functies die binnen Noor dienen te vervallen, dient het verzoek te worden afgewezen.
6.
Voor het geval het verzoek toch wordt toegewezen, dient een vergoeding met een correctiefactor 1,5 te worden vastgesteld omdat [werknemer] door een bedrijfsongeval arbeidsongeschikt is geworden en er geen re-integratie heeft plaatsgevonden.

De beoordeling

7.
De kantonrechter stelt voorop dat hij het verzoek slechts kan inwilligen indien hij zich ervan heeft vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 7:648, 7:670 en 7:670a Burgerlijk Wetboek (BW) of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. [werknemer] is arbeidsongeschikt. Noor heeft echter gesteld dat haar verzoek geen verband houdt met het bestaan van enig verbod tot beëindiging of opzegging van de arbeidsovereenkomst en dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst slechts verband houdt met de slechte bedrijfseconomische situatie waardoor een aantal functies binnen haar onderneming zal vervallen en het personeel dat die functies vervult, moet afvloeien.
8.
Over de slechte bedrijfseconomische situatie is de kantonrechter met het UWV van oordeel dat Noor voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar omzet en bedrijfsresultaten sinds 2011 zodanig slecht zijn dat ingrijpen in de bedrijfsvoering noodzakelijk is. Op basis van de door Noor overgelegde financiële stukken en de daarop namens Noor gegeven toelichting is verder aannemelijk dat de financiële situatie zodanig slecht is dat acuut ingrijpen noodzakelijk is.
9.
Binnen de grenzen van goed werkgeverschap komt Noor daarbij als ondernemer de vrijheid toe de ingrepen te doen die zij noodzakelijk oordeelt. Voldoende aannemelijk is dat de omzet van Noor aanzienlijk is teruggelopen terwijl de kosten min of meer gelijk bleven. Er zijn geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de omzet en de daaraan gekoppelde brutomarge in 2013 zal stijgen. De omvang van de orderportefeuille op zich zegt daarover onvoldoende. Aannemelijk is dat de prijzen door de slechte markt onder druk staan. Niet onbegrijpelijk of onredelijk is dan ook de beslissing van Noor om een aantal functies te laten vervallen. Noor heeft er voor gekozen, onder andere, de functie Opperman te laten vervallen.
10.
De vraag is echter wat de functie van [werknemer] is; Opperman of Bouwvakhelper. De kantonrechter overweegt hierover dat in de arbeidsovereenkomst met [werknemer] staat vermeld dat hij in dienst treedt als Bouwvakhelper. Onvoldoende inzichtelijk heeft Noor gemaakt waarom [werknemer] desondanks moet worden beschouwd als Opperman straatmaker. Dat [werknemer] jarenlang met twee collega’s is mee geweest als Opperman straatmaker, is daarvoor onvoldoende. Te meer niet omdat Noor niet nader heeft onderbouwd wat de verschillen tussen de beide functies zijn en waarom zij nog in 2011 in de arbeidsovereenkomst met [werknemer] heeft bevestigd dat zijn functie die van Bouwvakhelper is. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de functie van [werknemer] die van Bouwvakhelper is. Nu die functie niet voorkomt op de lijst met functies die komen te vervallen, heeft Noor onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat het verzoek louter verband houdt met de slechte bedrijfseconomische omstandigheden bij Noor. Daardoor kan de kantonrechter niet concluderen dat het verzoek van Noor géén verband houdt met een opzegverbod en zal het verzoek worden afgewezen.
11.
Noor dient als de in het ongelijk te stellen partij de proceskosten te dragen.

De beslissing

De kantonrechter:
Wijst het verzoek af.
Veroordeelt Noor in de proceskosten, die aan de zijde van [werknemer] worden vastgesteld op € 400,00 voor salaris gemachtigde, waarover Noor geen BTW verschuldigd is.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 18 maart 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter