ECLI:NL:RBNHO:2013:8699
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vordering tot verlenging van de TBS
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 april 2013 uitspraak gedaan in een vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een betrokkene. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Haarlem van 12 december 1991, waarbij de betrokkene ter beschikking werd gesteld, en een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 maart 2013, die de eerdere verlenging van de TBS door de rechtbank Haarlem heeft vernietigd. De officier van justitie heeft, gezien deze vernietiging, verzocht om niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot verlenging van de TBS.
De rechtbank heeft in haar beoordeling de relevante feiten en eerdere beslissingen in acht genomen. De rechtbank concludeert dat de maatregel van terbeschikkingstelling van rechtswege is geëindigd, omdat het gerechtshof heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen niet langer vereist dat de maatregel wordt verlengd. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie dan ook afgewezen en verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot verlenging van de TBS voor de duur van één jaar.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. De beslissing is van belang voor de rechtsgang en de toepassing van de Wet BOPZ, die de voorwaarden voor terbeschikkingstelling regelt. De rechtbank heeft de belangen van de betrokkene en de maatschappelijke veiligheid zorgvuldig afgewogen.