ECLI:NL:RBNHO:2013:8699

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2013
Publicatiedatum
26 september 2013
Zaaknummer
15/050007-91
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vordering tot verlenging van de TBS

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 april 2013 uitspraak gedaan in een vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een betrokkene. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Haarlem van 12 december 1991, waarbij de betrokkene ter beschikking werd gesteld, en een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 maart 2013, die de eerdere verlenging van de TBS door de rechtbank Haarlem heeft vernietigd. De officier van justitie heeft, gezien deze vernietiging, verzocht om niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot verlenging van de TBS.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de relevante feiten en eerdere beslissingen in acht genomen. De rechtbank concludeert dat de maatregel van terbeschikkingstelling van rechtswege is geëindigd, omdat het gerechtshof heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen niet langer vereist dat de maatregel wordt verlengd. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie dan ook afgewezen en verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot verlenging van de TBS voor de duur van één jaar.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. De beslissing is van belang voor de rechtsgang en de toepassing van de Wet BOPZ, die de voorwaarden voor terbeschikkingstelling regelt. De rechtbank heeft de belangen van de betrokkene en de maatschappelijke veiligheid zorgvuldig afgewogen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/050007-91 (verlenging terbeschikkingstelling)
Uitspraakdatum: 22 april 2013
BESLISSING van de rechtbank, naar aanleiding van de op 28 november 2012 ter griffie van deze rechtbank ingediende vordering van de officier van justitie, welke vordering ertoe strekt dat de rechtbank de termijn van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans verblijvende binnen het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) De Kijvelanden te Poortugaal,
zal verlengen met één (1) jaar.
1. De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
- het vonnis van de rechtbank Haarlem van 12 december 1991, waarbij betrokkene ter beschikking werd gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De termijn nam een aanvang op 31 december 1991;
- de beslissing van de rechtbank Haarlem van 29 maart 2012, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling laatstelijk is verlengd met één jaar;
- de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 21 maart 2013, waarbij de beslissing van de rechtbank Haarlem van 29 maart 2012 in hoger beroep is vernietigd en de vordering van de officier van justitie is afgewezen.
Op 8 april 2013 is de vordering van de officier van justitie op een openbare raadkamerzitting behandeld. Daarbij is gehoord de officier van justitie mr. T.M. Fikkers.
Van dit verhoor is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
2. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank – gelet op voornoemde beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 21 maart 2013, waarbij voornoemde beslissing van de rechtbank Haarlem van 29 maart 2012 in hoger beroep is vernietigd en dientengevolge de maatregel van terbeschikkingstelling van betrokkene van rechtswege is geëindigd – verzocht om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
3. De beoordeling
De rechtbank betrekt in de door haar te nemen beslissing het volgende.
Bij tussenbeslissing van het gerechtshof Arnhem van 19 december 2012 is de terbeschikkinggestelde in de gelegenheid gesteld een voorwaardelijke rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ aan te vragen.
Vervolgens is bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 januari 2013 op grond van de Wet BOPZ een voorlopige machtiging verleend om de terbeschikkinggestelde in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van ten hoogste zes maanden onder de opschortende voorwaarde dat de terbeschikkingstelling onherroepelijk wordt beëindigd.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, heeft bij beslissing van 21 maart 2013 een overgang van de terbeschikkinggestelde naar de GGZ in het kader van de Wet BOPZ verantwoord geacht, mede vanuit het oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit, nu de maatregel van terbeschikkingstelling ruim twintig jaren loopt.
Voorts heeft het gerechtshof overwogen dat uit de Regeling aanmerking psychiatrisch ziekenhuis BOPZ (Stcrt. 23 mei 2012, nr. 9954) volgt dat FPC De Kijvelanden is aangewezen als psychiatrisch ziekenhuis zoals bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet BOPZ, zodat de terbeschikkinggestelde na beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling opgenomen kan blijven binnen FPC De Kijvelanden. Aldus heeft het gerechtshof geoordeeld dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer vereist dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt verlengd, zodat de vordering van de officier van justitie is afgewezen.
Laatstgenoemde beslissing van het gerechtshof heeft tot gevolg dat de maatregel van terbeschikkingstelling van rechtswege is geëindigd.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene voor de duur van één (1) jaar.
4. De beslissing
De rechtbank:
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door:
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mr. N.E. Kwak en mr. M.B. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op maandag 22 april 2013.