Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Parketnummer: 15/031386-98 (verlenging terbeschikkingstelling)
Uitspraakdatum: 22 april 2013
BESLISSING van de rechtbank, naar aanleiding van de op 25 februari 2013 ter griffie van deze rechtbank ingediende vordering van de officier van justitie, welke vordering ertoe strekt dat de rechtbank de termijn van de terbeschikkingstelling van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans verblijvende binnen FPC Veldzicht te Balkbrug,
zal verlengen met één (1) jaar.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
- het vonnis van de rechtbank Haarlem van 22 maart 1999, waarbij betrokkene ter beschikking werd gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, wegens (kort weergegeven) verkrachting meermalen gepleegd, mishandeling, poging tot zware mishandeling, mishandeling gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, poging tot doodslag, opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernietigen, waarvan de termijn een aanvang nam op 4 april 2000;
- de beslissing van het gerechtshof Arnhem van 6 september 2012, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling laatstelijk is verlengd met één (1) jaar;
- een advies als bedoeld in artikel 509o, tweede lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafvordering, gedateerd 1 februari 2013, afkomstig van FPC Veldzicht te Balkbrug (hierna: de kliniek) en ondertekend door drs. P.J.C. Bakx, eerste geneeskundige en drs. K.M. ten Brinck, directeur behandeling en plaatsvervangend hoofd van de inrichting, strekkende tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met één (1) jaar;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de terbeschikkinggestelde als bedoeld in artikel 509o, tweede lid, aanhef en onder 2 van het Wetboek van Strafvordering.
Op 8 april 2013 is de vordering op een openbare raadkamerzitting behandeld. Daarbij zijn gehoord de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman mr. W. Anker, advocaat te Leeuwarden, de deskundige E. Doddema, als GZ-psycholoog verbonden aan de kliniek en de officier van justitie mr. S. Ok.
Van dit verhoor is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt en dient als zijnde hier ingelast te worden beschouwd.
2. Het standpunt van de inrichting
In genoemd verslag en advies van de kliniek is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
De behandeling binnen het kader van de terbeschikkingstelling nam een aanvang in december 2001 met de opname van de terbeschikkinggestelde in kliniek De Kijvelanden. De behandeling kwam binnen De Kijvelanden niet van de grond en in juli 2004 is de terbeschikkinggestelde overgeplaatst naar de Pompekliniek. Vervolgens heeft het van april 2005 tot en met maart 2008 geduurd voordat een machtiging begeleid verlof is afgegeven. Een second opinion, twee afgewezen verlofaanvragen en de aanpassing van het behandelplan droegen bij aan deze moeizame verlofprocedure. Na acht maanden onbegeleid verlof is gebleken dat de terbeschikkinggestelde drugs heeft gebruikt, waarna de machtiging onbegeleid verlof weer is ingetrokken.
Naar het oordeel van de behandelaars van de Pompekliniek was sprake was van een hoge mate van delictgevaarlijkheid, waarbij zowel de verslavingsproblematiek als de persoonlijkheidsproblematiek (alsmede de psychopathie) als op zich zelfstaande risicofactoren werden beschouwd. De persoonlijkheidsproblematiek werd op grond van de vele jaren behandelervaring als onbehandelbaar beschouwd en ook bij de behandelbaarheid van de verslavingsproblematiek werden vraagtekens geplaatst. Door de Pompekliniek is vervolgens bij het ministerie tot twee keer toe een longstay-aanvraag ingediend, welke aanvragen zijn afgewezen, omdat er nog ingezet zou kunnen worden op behandeling in een verslavingskliniek. Hierna zijn door de Pompekliniek pogingen ondernomen om deze optie te onderzoeken, maar men kwam uiteindelijk tot de conclusie dat behandeling buiten een TBS setting, in een verslavingskliniek, te risicovol was.
Op 19 juli 2012 is de terbeschikkinggestelde overgeplaatst naar de kliniek. De ontstane stagnatie, met de (afgewezen) longstay-aanvragen en de uiteindelijke overplaatsing, hebben bij de terbeschikkinggestelde veel frustratie opgeleverd. Daarbij valt op dat vooral de Pompekliniek verantwoordelijk wordt gesteld voor de stagnatie in zijn traject. Er lijkt relatief veel sprake van externalisatie en de terbeschikkinggestelde toont weinig kritische zelfreflectie, wat opvallend is gezien de lange duur van de terbeschikkingstelling en de vele jaren behandeling die de terbeschikkinggestelde heeft gehad.
Naar het oordeel van de kliniek is de terbeschikkinggestelde te beschouwen als een hooggemiddelde man bij wie vanaf de vroege adolescentie zich een ernstige antisociale problematiek heeft ontwikkeld, gecombineerd met een multiple verslavingsproblematiek. Het gebruik van middelen (soms in excessieve mate) verhevigt de aanwezige impulsiviteit en de gebrekkige sociale aanpassing. De terbeschikkinggestelde toont in zijn leven opvallend thrill-seeking gedrag naast tegelmatig voorkomende impulsdoorbraken, gepaard gaande met drift- en/of woedeaanvallen, waarbij naast verbaal geweld ook lichamelijk geweld kan optreden naar de omgeving. Verder heeft onderzoek aangetoond dat sprake is van psychotherapie.
De terbeschikkinggestelde kan, als weinig stabiele persoon, in voor hem stresserende situaties raken en in een toestand van emotionele chaos terechtkomen. Hierin kiest hij voor bizar, extreem, maar ook theatraal gekleurde oplossingen. De emotionele chaos kan worden omschreven als het afwisselen van narcistisch gekleurde ideeën met diepe gevoelens van wanhoop en lage zelfwaardering.
Het rapport maakt verder melding dat in maart 2013 besproken zal worden of er begeleid verlof kan worden aangevraagd. In principe zal een dergelijke beslissing worden vervat in een verlof- en resocialisatietraject, dat de terbeschikkinggestelde stapsgewijs begeleid in zijn weg terug naar de maatschappij. Zeker in dit geval, kijkend naar het dossier en de uitvoerige rapportages die er over de terbeschikkinggestelde zijn geschreven, lijkt het, aldus de kliniek, zaak niets overhaast te doen. De duur van het verblijf binnen de huidige kliniek is nog vrij kort en bovendien is sprake van actueel drugsgebruik, wat zeker gezien het verleden van de terbeschikkinggestelde een verlofaanvraag niet zal vergemakkelijken. Hierbij is van belang dat de Pompekliniek, na meerdere jaren van behandeling en uitgebreid onderzoek, tot de conclusie is gekomen dat betrokkene op de longstay-afdeling geplaatst zou moeten worden.
De behandelaars van de kliniek adviseren concluderend dan ook een verlenging van de terbeschikkingstelling voor een periode van één (1) jaar en de continuering van de verpleging van overheidswege, zodat over een jaar kan worden bezien hoe het met de behandeling en de verloven van betrokkene gaat, zodat er naar verwachting pas dan zicht zal zijn op de aard van het verder te volgen traject.
De deskundige E. Doddema heeft bij de behandeling van de vordering voormeld advies toegelicht en onderschreven en heeft daaraan – zakelijk weergegeven – toegevoegd, dat de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene niet behandelaar is. Voor de bijkomende verslavingsproblematiek is samen met de terbeschikkinggestelde een zelfmanagementplan opgesteld. De zuchtremmende medicatie slaat goed aan, maar het middelengebruik zal altijd een valkuil voor de terbeschikkinggestelde zijn. Daarnaast heeft de deskundige naar voren gebracht dat de aanvraag ten behoeve van de begeleide verloven ieder moment door het Ministerie goedgekeurd kan worden en dat de begeleide verloven daarna zo spoedig mogelijk zullen aanvangen. Met betrekking tot de door de terbeschikkinggestelde gewenste plaatsing op de verslavingsafdeling van de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te Franeker en indien dit goed gaat overplaatsing naar een RIBW-instelling voor begeleid wonen heeft de deskundige zich op het standpunt gesteld dat het daarvoor nog veel te vroeg is. De deskundige heeft zich op het standpunt gesteld dat de uitkomsten van de begeleide verloven en het uitbreiden van de bevoegdheden van betrokkene dienen te worden afgewacht, waarbij hij heeft aangegeven dat hij verwacht dat voor het gehele resocialisatietraject binnen de kliniek een periode van minimaal drie tot vier jaren nodig zal zijn.
3. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie, gehoord de toelichting van de deskundige ter zitting en hetgeen door de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman naar voren is gebracht, persisteert bij de vordering strekkende tot verlenging met één (1) jaar van de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking werd gesteld teneinde van overheidswege te worden verpleegd.
4. Het standpunt van betrokkene en zijn raadsman
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft zich op het standpunt gesteld dat de maatregel van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd moet worden. De beslissing omtrent het voortduren van de verpleging van overheidswege zou voor de duur van maximaal drie maanden moeten worden aangehouden, zodat de reclassering in de gelegenheid wordt gesteld te onderzoeken of een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling tot de mogelijkheden behoort. De reclassering zou dan in het bijzonder na dienen te gaan of het mogelijk is om de terbeschikkinggestelde op de verslavingsafdeling van de FPA te Franeker te plaatsen voor behandeling van zijn verslavingsproblematiek. Na de behandeling zou hij dan in aanmerking kunnen komen voor begeleid wonen bij de RIBW-instelling. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de terbeschikkinggestelde inmiddels al twintig jaren vastzit, waarvan vijftien jaren in een TBS-kliniek en de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit met zich brengen dat er nu serieus naar een alternatief gekeken zal worden. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de terbeschikkinggestelde nog gedurende een lange periode behandeling, begeleiding, zorg en structuur nodig heeft, waarin de verslavingsafdeling van de FPA te Franeker en daarna een RIBW-instelling ten behoeve van de terbeschikkinggestelde kan voorzien.
De rechtbank is, gelet op de inhoud van het advies van de kliniek en de daarop gegeven toelichting ter zitting, van oordeel dat op dit moment de veiligheid van anderen verlenging van de termijn gedurende welke de terbeschikkinggestelde ter beschikking is gesteld, vereist. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van meerdere misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Met de officier van justitie en de raadsman van de terbeschikkinggestelde is de rechtbank van oordeel dat de door de kliniek aangevoerde argumenten voldoende zijn om de terbeschikkingstelling thans met één jaar te verlengen.
Uit het advies van de kliniek en uit hetgeen door de deskundige ter zitting is aangevoerd, blijkt dat de terbeschikkinggestelde nog gedurende een lange tijd behandeling, begeleiding, zorg en structuur nodig heeft. De rechtbank ziet echter in de duur van de terbeschikkingstelling (ruim dertien jaar) en de leeftijd van betrokkene - en met in achtneming van de verlengingsbeslissing van het Gerechtshof Arnhem d.d. 6 september 2012 - aanleiding onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Hierbij is van belang dat ten aanzien van de terbeschikkinggestelde tot twee keer toe een longstay-aanvraag is ingediend en afgewezen, omdat er nog mogelijkheden zouden zijn om de verslavingsproblematiek van de terbeschikkinggestelde te behandelen. Tevens neemt de rechtbank daarbij in acht dat het gerechtshof in voornoemde verlengingsbeslissing heeft overwogen dat de kliniek de behandeling en resocialisatie snel en adequaat vorm zal geven, en indien de kliniek zich kan verenigen met de adviezen van de zesjaarsrapporteurs en bij een goed en voortvarend verloop van de behandeling- zich voor de volgende verlengingszitting uit te laten over de mogelijkheden van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Naar het oordeel van de rechtbank brengen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit thans met zich dat dient te worden onderzocht of een dergelijke behandeling van de verslavingsproblematiek inderdaad tot de mogelijkheden behoort en of voornoemde door de raadsman van de terbeschikkinggestelde aangedragen alternatieve mogelijkheid, te weten behandeling en begeleiding met betrekking tot de verslavingsproblematiek van betrokkene binnen een gesloten verslavingsafdeling van de FPA te Franeker of een soortgelijke instelling, met aansluitend een opname in een RIBW-instelling, voldoende begeleiding, zorg en structuur biedt om recidive te voorkomen.
Daarbij merkt de rechtbank op dat uit het door de verdediging verrichte onderzoek is gebleken dat er op dit moment bij de FPA te Franeker geen wachtlijst bestaat en dat de FPA Franeker personen die ter beschikking zijn gesteld daadwerkelijk kan en wil opnemen, zodat de terbeschikkinggestelde daar op korte termijn terecht zou kunnen.
Tot slot acht de rechtbank het ook voor betrokkene van belang dat voor hem duidelijkheid kan worden verschaft omtrent het verdere verloop van de (dwang)verpleging, ook als de uitkomst van het onderzoek uitwijst dat een voorwaardelijke beëindiging daarvan (thans) niet tot de mogelijkheden behoort.
De rechtbank acht het voor de vorming van haar eindoordeel noodzakelijk dat de reclassering een rapport opstelt omtrent de (on)mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging van de terbeschikkinggestelde. Dit onderzoek dient zich te richten op de mogelijkheden van behandeling en begeleiding met betrekking tot de verslavingsproblematiek van de ter beschikkinggestelde binnen een gesloten verslavingsafdeling van de FPA te Franeker of een soortgelijke instelling in diezelfde regio, met aansluitend een opname in een RIBW-instelling. Hierbij is van belang dat de terbeschikkinggestelde zich in de regio van Leeuwarden wenst te gaan vestigen nu zijn zoon aldaar woonachtig is.
Voor het geval de reclassering tot het oordeel komt dat voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging mogelijk is, verzoekt de rechtbank tevens om te rapporteren over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de re-integratie dan wel resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege zou kunnen geschieden. Aan de hand van de uitkomst van dat onderzoek zal de rechtbank kunnen beoordelen of het recidiverisico het voortduren van de verpleging rechtvaardigt, of dat het ontbreken van een recidiverisico het toelaat de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde voorwaardelijk te beëindigen.
Met inachtneming van de betrokken wetsartikelen, waaronder artikel 38d en artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 509o, 509s en 509t van het Wetboek van Strafvordering, alsmede artikel 46 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden, komt de rechtbank tot de volgende beslissing.
verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] voor de duur van één jaar;
houdt aan haar beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd doch niet langer dan drie maanden na heden met de opdracht aan de officier van justitie teneinde zorg te dragen voor het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging en daaromtrent door Stichting Reclassering Nederland te laten rapporteren, meer in het bijzonder met betrekking tot de mogelijkheden van plaatsing van betrokkene binnen de verslavingsafdeling van de FPA te Franeker of een soortgelijke instelling in die regio;
beveelt dat tegen het tijdstip waarop het onderzoek zal worden hervat de terbeschikkinggestelde zal worden opgeroepen met afschrift daarvan aan diens raadsman, mr. W. Anker, advocaat te Leeuwarden;
beveelt voorts dat tegen het tijdstip waarop het onderzoek zal worden hervat de deskundige, de heer E. Doddema van FPC Veldzicht te Balkbrug, en de met het opstellen van het rapport te belasten deskundige van Reclassering Nederland zullen worden opgeroepen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door:
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mr. N.E. Kwak en mr. M.B. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op maandag 22 april 2013.