ECLI:NL:RBNHO:2013:8708

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 september 2013
Publicatiedatum
26 september 2013
Zaaknummer
15/700049-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van een arts door een patiënt tijdens een spreekuur

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 18 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 29 januari 2013 in Haarlem, tijdens een spreekuur, het slachtoffer, een medisch specialist, meermalen met de vuist geslagen. Dit leidde tot letsel aan de kaak, neus en oor van het slachtoffer, die bovendien twee gebroken voortanden opliep. De rechtbank oordeelde dat het feit ernstig was, vooral omdat het slachtoffer een arts was die de verdachte hulp verleende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte werd schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk de poging tot zware mishandeling, en niet aan het primair ten laste gelegde feit van zware mishandeling, omdat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot het verrichten van 120 uren taakstraf, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de materiële schade en een deel van de immateriële schade vergoed moesten worden. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op ten behoeve van het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld tegen hulpverleners en de impact die dergelijk geweld kan hebben op hun werk en welzijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700049-13
Uitspraakdatum: 18 september 2013
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Hulsel en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A. Oass, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 29 januari 2013 te Haarlem aan een persoon genaamd [slachtoffer] (medisch specialist, werkzaam op de poli urologie van het Kennemergasthuis locatie Zuid), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een gebroken neus en/of twee, althans, één gebroken (voor)tand(en)), heeft toegebracht, door opzettelijk (onverhoeds) met kracht, - meermalen, althans éénmaal (met de vuist) op/tegen de neus en/of op/tegen de kaak en/of op/tegen het oor, althans in/op/tegen het gezicht, van die [slachtoffer] te slaan (tengevolge waarvan het hoofd van die [slachtoffer] met kracht tegen een kast werd geslagen) en/of - (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans éénmaal tegen het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 januari 2013 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (medisch specialist, werkzaam op de poli urologie van het Kennemergasthuis locatie Zuid), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, (onverhoeds) met kracht, - meermalen, althans éénmaal, (met de vuist) op/tegen de neus en/of op/tegen de kaak en/of op/tegen het oor, althans in/op/tegen het gezicht, van die [slachtoffer] heeft geslagen (tengevolge waarvan het hoofd van die [slachtoffer] met kracht tegen een kast werd geslagen) en/of - (terwijl die
[slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans éénmaal tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 29 januari 2013 te Haarlem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer] (medisch specialist, werkzaam op de poli urologie van het Kennemergasthuis locatie Zuid)),(onverhoeds) met kracht, - meermalen, althans éénmaal, (met de vuist) op/tegen de neus en/of op/tegen de kaak en/of op/tegen het oor, althans in/op/tegen het gezicht, van die [slachtoffer] heeft geslagen (tengevolge waarvan het hoofd van die [slachtoffer] met kracht tegen een kast werd geslagen) en/of - (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans éénmaal tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (te weten: een gebroken neus en/of twee, althans, één gebroken (voor)tand(en)), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat het toegebrachte letsel – alhoewel ernstig – niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 29 januari 2013 was [slachtoffer], medisch specialist op de poli urologie (hierna: het slachtoffer), aan het werk in het Kennemergasthuis, locatie Zuid te Haarlem. Verdachte kwam op het spreekuur van het slachtoffer. Onverhoeds kreeg het slachtoffer van verdachte een klap met gebalde vuist op zijn bovenkaak, waarbij ook zijn neus geraakt werd en er bloed uit zijn neus spatte. Verdachte bleef op het slachtoffer inslaan. Hij sloeg het slachtoffer nogmaals waardoor het hoofd van het slachtoffer met kracht tegen een kast werd geslagen. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij had gezien dat het slachtoffer op de grond van de spreekkamer lag, waarbij er bloed uit zijn neus, mond en kaak kwam. Zij zag dat verdachte gebogen stond over het slachtoffer en dat het slachtoffer slagen afweerde. [3]
Uit medische informatie van dr. J.A. Veldhuizen, keel-neus-oorarts en dr. E.G. Salentijn, kaakchirurg, is gebleken dat er een forse zwelling op de bovenlip, een trauma aan de linkeroorschelp, een neusfractuur en kroonfracturen bovensnijtanden (2x) zijn ontstaan. [4]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij die ochtend alcohol had gedronken, dat hij boos was op het slachtoffer en dat hij het slachtoffer eenmaal heeft geslagen.
3.4. Bewijsoverweging
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het slachtoffer meermalen met de vuist heeft geslagen. Het dossier biedt, afgezien van de ontkennende verklaring van verdachte dat hij meermalen heeft geslagen, geen enkel aanknopingspunt voor de conclusie dat het geconstateerde letsel op een andere wijze heeft kunnen ontstaan.
De kans dat als gevolg van het meermalen slaan op het hoofd zwaar lichamelijk letsel optreedt, is aanmerkelijk, nu het slachtoffer niet op dergelijke klappen bedacht was en hij daardoor een onbeschermd doelwit was. Dat er met kracht is geslagen, volgt uit het feit dat het slachtoffer is gevallen en daardoor met zijn hoofd tegen een kast kwam. Daar komt nog bij dat verdachte die ochtend alcohol had gedronken en dat hij boos was op het slachtoffer naar aanleiding van een eerder consult. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is en dat de reële kans bestaat dat harde, gerichte vuistslagen op het hoofd tot zwaar lichamelijk letsel kunnen leiden.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte door meermalen met de vuist te slaan op het gezicht van het slachtoffer, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer dientengevolge zwaar lichamelijk letsel zou kunnen worden toegebracht. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 januari 2013 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (medisch specialist, werkzaam op de poli urologie van het Kennemergasthuis locatie Zuid), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, onverhoeds met kracht, meermalen met de vuist op de neus en tegen de kaak van die [slachtoffer] heeft geslagen, tengevolge waarvan het hoofd van die [slachtoffer] met kracht tegen een kast werd geslagen,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
- het verrichten van HONDERDVIJFTIG (150) uren taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door VIJFENZEVENTIG (75) dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht;
- een gevangenisstraf voor de duur van EEN (1) maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], met uitzondering van het gevraagde bedrag van € 3.000 voor de kronen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Hij heeft het slachtoffer meermalen met de vuist geslagen, waardoor het slachtoffer letsel heeft opgelopen aan zijn kaak, neus en oor en hij dientengevolge twee gebroken voortanden heeft opgelopen.
De omstandigheid dat het slachtoffer niet daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen is een gelukkige, die niet aan verdachte is te danken. Door aldus te handelen heeft verdachte de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden.
De rechtbank acht dit een ernstig feit, te meer omdat het slachtoffer een arts is die verdachte hulp verleende. Het slachtoffer heeft ter zitting laten weten dat het gebeuren een grote impact op hem heeft gehad en dat hij door deze ervaring nog enige tijd hinder zal ondervinden in de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het over de verdachte uitgebrachte Reclasseringsadvies, gedateerd 2 mei 2013 van M. Knippers als reclasseringswerkster verbonden aan de Reclassering Nederland, Adviesunit Haarlem.
Uit voornoemd advies komt verdachte naar voren als een rustige man, die bij problemen geneigd is om een ‘luchtje te scheppen’. De reclassering kan het recidiverisico niet inschatten, nu verdachte niet kan aangeven waarom hij zich zo agressief heeft geuit. Hierdoor is geen zicht verkregen op de reden van het onderhavige agressieve gedrag van verdachte, behalve dat de alcohol naar alle waarschijnlijkheid grensverleggend is geweest. Verdachte heeft op eigen initiatief hulp gezocht binnen de Geestelijke Gezondheidzorg en komt afspraken met zijn psycholoog na.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de omstandigheid dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest aanleiding om iets af te wijken van het door de officier van justitie gevorderde aantal uren.
Daarnaast acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur op zijn plaats. De rechtbank zal daarbij bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
7. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van (voorlopig) € 2.125,03 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over de gevorderde immateriële schade vanaf 29 januari 2013.
De gestelde schade bestaat uit:
voorschot smartengeld, ten bedrage van € 1.500,-;
eigen bijdrage tandartsverzekering, ten bedrage van € 531,91;
kosten voor medische zorg, ten bedrage van € 93,12;
vervanging van de kronen, ten bedrage van € 3.000,-.
De rechtbank is van oordeel dat de onder b) en c) gestelde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het subsidiair bewezen verklaarde feit, zodat deze toewijsbaar is.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade (gesteld onder a)) tot een bedrag van € 750,- (als voorschot) billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 750,- vanaf 29 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de onder d) gestelde schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu dit toekomstige schade betreft en de omvang van die schade bovendien afhankelijk zal zijn van vele onzekere factoren. Mitsdien is niet komen vast te staan dat deze schadepost het rechtstreeks gevolg is van het ten laste gelegde feit. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel – en in het overige deel van de vordering – niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen, kort gezegd: poging tot zware mishandeling, aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het subsidiair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van HONDERDTWINTIG (120) uren taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door ZESTIG (60) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Veroordeelt verdachte voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van EEN (1) MAAND, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 1.375,03, bestaande uit € 625,03 voor de materiële en € 750,- voor de immateriële schade (als voorschot), en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over € 750,- vanaf 29 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.375,03, vermeerderd met de wettelijke rente over € 750,- vanaf 29 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.P.J. Ruijpers, voorzitter,
mr. Th.M. van Wassenaer-Westgeest en mr. M.B. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 september 2013.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], d.d. 29 januari 2013 (dossierpagina 17 t/m 20).
3.Het proces-verbaal verhoor getuige van [getuige], d.d. 29 januari 2013 (dossierpagina 21 en 22).
4.Een geschrift, zijnde een ingevuld aanvraagformulier medische informatie d.d. 14 februari 2013.