ECLI:NL:RBNHO:2013:9056

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 september 2013
Publicatiedatum
1 oktober 2013
Zaaknummer
15/740377-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van een poging tot plofkraak in ‘t Harde en vrijspraak van medeplegen van een poging tot plofkraak in de Goorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van een poging tot plofkraak in ‘t Harde en de Goorn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een plofkraak in ‘t Harde op 21 oktober 2012, waarbij brandbare gassen in een geldautomaat werden gebracht met de intentie deze tot ontploffing te brengen. De verdediging voerde aan dat het DNA-materiaal van de verdachte op kledingstukken nabij de vluchtauto mogelijk afkomstig was van het uitlenen van zijn kleding. Dit verweer werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelde dat het DNA-bewijs, hoewel sterk, niet voldoende was om de verdachte te verbinden aan de plofkraak in de Goorn, waardoor hij voor dat feit werd vrijgesproken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 21 oktober 2012 samen met een ander een ontploffing teweegbracht in de geldautomaat in ‘t Harde, wat leidde tot grote schade aan de automaat en de omgeving. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van twee jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740377-13
Uitspraakdatum: 26 september 2013
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M.H.G. Peters en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N. Velthorst, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 7 april 2012 te De Goorn, gemeente Koggenland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een geldautomaat, door (brandbare) gassen in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin
die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, en/of
hij op 7 april 2012 te De Goorn, gemeente Koggenland, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat weg te nemen (een grote hoeveelheid) geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen
en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft geforceerd en/of
een of meerdere slangen, die verbonden waren met (gas)flessen en/of
een ontstekingsmechanisme in (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft gestoken
en/of (brandba(a)r(e)) gas(sen) in voornoemde automaat heeft laten stromen en/of
dit gas/deze gassen tot ontbranding en/of ontploffing heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
hij in of omstreeks 21 oktober 2012 te 't Harde, gemeente Elburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een geldautomaat, door(brandbare) gas(sen)in voornoemde geldautomaat te brengen en/of dit/deze (brandba(a)r(e) gas(sen)(vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, en/of
hij op 21 oktober 2012 te 't Harde, gemeente Elburg,in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat weg te nemen (een grote hoeveelheid) geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft geforceerd en/of
een of meerdere slangen, die verbonden waren met (gas)flessen en/of
een ontstekingsmechanisme in (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft gestoken en/of gas(sen)in de voornoemde automaat heeft laten stromen en/of
deze tot ontbranding/ontploffing heeft gebracht en/of
met een auto (voorzien van een ram- en/of stootbalk) een of meermalen tegen de toegangsdeur (naar de kluisruimte van deze geldautomaat), althans een deur, is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2. Vrijspraak feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank constateert dat het DNA-materiaal van verdachte, dat is aangetroffen op de opgeknipte tape op de gasflessen die zijn gebruikt bij de poging tot plofkraak in De Goorn, het enige aanknopingspunt is om vast te kunnen stellen dat verdachte als dader betrokken zou kunnen zijn geweest bij het onder feit 1 ten laste gelegde. Hoewel dit DNA-spoor een sterke aanwijzing vormt voor de betrokkenheid van verdachte bij deze poging tot een plofkraak, stelt dit DNA-bewijs op zichzelf beschouwd niet buiten redelijke twijfel dat het verdachte is geweest die dit feit heeft begaan. Dit geldt temeer, nu uit de inhoud van het strafdossier blijkt dat de daders van plofkraken veelal in wisselende samenstellingen werken, waarbij telkens dezelfde modus operandi wordt gevolgd. Gelet hierop is daarom niet uit te sluiten dat verdachte hooguit bij het prepareren van de gasflessen ten behoeve van een op handen zijnde plofkraak betrokken is geweest. Bij het ontbreken van enig steunbewijs om verdachte als dader van de onder feit 1 ten laste gelegde (onvoltooide) plofkraak aan te merken, is de rechtbank dan ook – met de raadsman – van oordeel dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden feit 2 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van hetgeen onder feit 2 is ten laste gelegd op grond van het volgende.
Op 21 oktober 2012 omstreeks 4.30 uur gaat het alarm af bij de ABN Amro bank in ’t Harde, gemeente Elburg. Een inbraakmelding komt binnen bij de ABN Amro bank en de politie wordt hiervan direct in kennis gesteld. [2] Verbalisanten komen omstreeks 4.37 uur ter plaatse en zien dat de pinautomaat volledig uit de muur ligt. De verbalisanten zien tevens brokstukken van de automaat liggen. De toegangsdeur, welke toegang geeft tot de ruimte achter de geldautomaat, staat open. De verbalisanten ruiken een schroeilucht en zien lichte rook. [3] Er is geen geld uit de geldautomaat weggenomen. [4]
Getuige [getuige 1] wordt om 4.30 uur wakker van geluiden voor zijn woning. [getuige 1] ziet twee donkergeklede mannen bij de ABN Amro bank lopen. De mannen dragen bivakmutsen. Een van de mannen is bezig bij de geldautomaat. Op het trottoir staat een zilvergrijze Audi stationwagen. Er staat een gasfles naast de geldautomaat. Een van de mannen draait de Audi zodat deze met de achterzijde richting de toegangsdeur van de pinautomaat staat. De andere man bevestigt een witte stang of balk tussen de achterkant van de auto en de deur van het gebouw. [getuige 1] hoort daarna: ‘Gassen, nu!’ en hoort vervolgens een harde knal. [5] Getuige [getuige 2] ziet de Audi stationwagen vol gas en zonder verlichting slingerend wegrijden. [6] De auto rijdt via de Sportlaan richting de rijksweg A28. [7] Getuige [getuige 4] ziet de Audi snel wegrijden en sms’t haar zoon over hetgeen zij heeft gezien. [8]
Omstreeks 4.37 uur reageren twee verbalisanten, rijdend over de Zuiderzeestraatweg in Wezep, op de melding van de (onvoltooide) plofkraak in ’t Harde. De verbalisanten besluiten post te vatten bij de afrit van de rijksweg A28, omdat de grijze Audi vermoedelijk in de richting van deze weg rijdt. De verbalisanten rijden naar de oprit van de rijksweg A28. Zij zien daar een grijze Audi A4 Avant, rijdend vanaf de rijksweg A28 naar de Zuiderzeestraatweg. De Audi rijdt vervolgens Wezep in. Hier verliezen de verbalisanten de Audi uit het oog. [9]
Getuige [getuige 3] komt na een avond stappen met de zoon van getuige [getuige 4] thuis in zijn woning aan de Acaciastraat in Wezep en hoort omstreeks 4.30 uur een auto door de straat rijden. De auto trekt de aandacht omdat er stevig met de auto wordt gereden en de auto veel lawaai produceert. Uit de auto stappen twee personen, die direct richting de Kerkweg rennen. De personen waren in het donker gekleed. [10] Getuige [getuige 5] hoort omstreeks 4:30 uur twee personen langs zijn woning aan de Kerkweg in Wezep rennen. Hij ziet vanuit zijn raam dat deze twee personen kleding van zich afgooien [11] en vervolgens een op het vijfde of zesde parkeervak aan de parkeerplaats voor zijn woning gereedstaande auto ‘invliegen’ en wegrijden. De twee personen zijn afgaande op het geluid vermoedelijk afkomstig uit de Acaciastraat. Op zondag 21 oktober 2012 omstreeks 13:00 uur ziet [getuige 5] op de parkeerplaats kledingstukken liggen, waaronder bivakmutsen, handschoenen, een broek en een jas. De kleding ligt bij hetzelfde parkeervak als waar de gereedstaande auto stond. [12]
Op zondag 21 oktober 2012 om 14.47 uur wordt een zilvergrijze Audi stationcar, type RS4, aangetroffen ter hoogte van perceel Acaciastraat [perceelnummer 1] in Wezep. [13] In de kofferbak van de auto worden onder meer twee aan elkaar getapete gasflessen, een gasbuisje en een houten ram-/stootbalk aangetroffen. [14] De Audi RS4 Avant blijkt te zijn gestolen op 17 oktober 2012 in Utrecht. [15]
Er wordt sporenonderzoek verricht bij de geldautomaat in ’t Harde. Daarbij wordt gezien dat de voorzijde van de geldautomaat is vernield. De omranding en de elektronica zijn weggeslagen en liggen op de weg voor de geldautomaat. De toegangsdeur tot de ruimte achter de geldautomaat is zwaar geforceerd. Op de tegels tegenover de geldautomaat wordt een aluminiumpijpje met ducttape aangetroffen. Gelet op de ernstige schade wordt vermoed dat deze deur van buitenaf met een zogenaamde ramconstructie naar binnen is gedrukt, dat de daders de uitgifteklep van de geldautomaat hebben geforceerd, vervolgens een slang die verbonden is met de gasflessen en een ontstekingsmechanisme in de uitgifteklep van de geldautomaat hebben gestoken en de gassen in de geldautomaat hebben laten stromen en deze tot ontploffing hebben gebracht. Ten gevolge van de gasontploffing in de kluisruimte is de automaat binnen geheel vernield, alsmede andere aanwezige apparatuur. [16]
Er wordt sporenonderzoek uitgevoerd aan eerdergenoemde kledingstukken, welke worden aangetroffen op de zesde parkeerplaats tegen de aldaar aanwezige begroeiing. Het gaat om twee zwarte bivakmutsen, twee paar handschoenen, zwarte regenkleding en een zwarte ‘softgel’ jas. [17] Uit dit sporenonderzoek komt naar voren dat er biologische sporen van verdachte aanwezig zijn op de binnenzijde bij het mondgat op één van de bivakmutsen, aan de binnenzijde van de kraag en de binnenzijde van het rechtermanchet van genoemde ‘softgel’ jas, aan de binnenzijde van een linkerhandschoen en aan de binnenzijde van een rechterhandschoen. Op deze kleding wordt telkens een DNA-hoofdprofiel van verdachte aangetroffen. De kans dat een willekeurig ander gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft, is kleiner dan één op één miljard. [18]
3.4. Bewijsoverwegingen feit 2
Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niets te maken heeft met de poging tot een plofkraak in ’t Harde. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geregeld kledingstukken aan een groep vrienden uitleent en zelf ook wel eens kleding van anderen draagt. Hierdoor is het mogelijk dat zijn DNA-materiaal terecht is gekomen op de kledingstukken die zijn aangetroffen op de parkeerplaats in Wezep, aldus verdachte. De raadsman heeft in deze ook gewezen op een alternatief scenario en de mogelijkheid van contaminatie, waarbij het celmateriaal van verdachte van één kledingstuk op de andere aangetroffen kledingstukken terecht kan zijn gekomen.
De rechtbank volgt de verdediging niet in deze opvatting en overweegt daartoe als volgt. Dat verdachte zijn kleding wel eens heeft uitgeleend en dat daarom – mede gelet op de bevindingen van het NFI dat in de kleding aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van DNA van een derde persoon – niet is uitgesloten dat een ander dan verdachte diens kleding heeft gedragen bij het plegen van het feit, acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft eerst ter terechtzitting het stilzwijgen doorbroken. Pas toen hem werd voorgehouden dat sporen met zijn DNA-profiel zijn aangetroffen, heeft hij verklaard dat hij wel eens kleding aan vrienden leent. Deze verklaring van verdachte laat zich kenmerken als vaag en abstract. Verdachte heeft op geen enkele wijze geconcretiseerd – in tijd, plaats noch persoon – hoe het uitlenen van kleding zou hebben plaatsgehad. De verklaring die verdachte heeft afgelegd is daarom ook niet verifieerbaar.
Daar staat tegenover dat een DNA-hoofdprofiel van verdachte is aangetroffen op vijf verschillende plaatsen aan de binnenzijde van kledingstukken die zijn gevonden op de parkeerplaats in Wezep. Gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat deze kleding is gedragen door een van de daders bij de poging plofkraak in ’t Harde. In beide handschoenen, in de bivakmuts en op twee plaatsen in de jas worden – naast een nevenprofiel van een derde persoon – het afgeleid DNA-hoofdprofiel van verdachte aangetroffen. Dit betekent dat het celmateriaal van verdachte prominent op al deze kledingstukken aanwezig is. Naar het oordeel van de rechtbank weerleggen deze onderzoeksbevindingen de door verdachte geopperde alternatieve lezing. Nu het in al deze gevallen immers om een substantieel grotere hoeveelheid celmateriaal van verdachte gaat, dat bovendien – telkens – aan de binnenzijde van de kledingstukken wordt aangetroffen, moet het verdachte zijn geweest die deze kledingstukken als laatste gedragen heeft. Naar het oordeel van de rechtbank is het aantreffen van het celmateriaal van verdachte op genoemde kleding dan ook een duidelijk daderspoor. Een alternatief scenario voor het aantreffen van het celmateriaal op de kleding is in theorie denkbaar maar in het onderhavige geval op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 oktober 2012 samen met een ander gepoogd heeft de ABN Amro bank in ’t Harde te beroven door het plegen van een zogenaamde plofkraak.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
feit 2
hij op 21 oktober 2012 te 't Harde, gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een geldautomaat, door brandbare gassen in voornoemde geldautomaat te brengen en deze brandbare gassen vervolgens tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, te duchten was, en
hij op 21 oktober 2012 te 't Harde, gemeente Elburg, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat weg te nemen een grote hoeveelheid geld, toebehorende aan een ander dan verdachte en zijn mededader, en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en dat geld te verschaffen en dat geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader de uitgifteklep van die geldautomaat geforceerd en een slang, die verbonden was met gasflessen en een ontstekingsmechanisme in de uitgifteklep van die geldautomaat gestoken en gassen in de voornoemde automaat laten stromen en deze tot ontbranding/ontploffing gebracht en met een auto (voorzien van een ram-/stootbalk) tegen de toegangsdeur (naar de kluisruimte van deze geldautomaat) is/zijn aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
medeplegen van poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de straf
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, samen met zijn mededader, getracht zich het in de kluis van een geldautomaat bevindende geldbedrag toe te eigenen door een ontploffing in de geldautomaat teweeg te brengen en vervolgens met een auto, voorzien van een ram-/stootbalk, de deur naar de ruimte gelegen achter de geldautomaat open te rammen. Er werd geen geld ontvreemd omdat de geldkluis intact is gebleven. Deze omstandigheid maakt het gedrag van verdachte en zijn mededader echter niet minder laakbaar. Door de ontploffing van de geldautomaat is grote schade ontstaan aan de automaat zelf en de direct daaraan grenzende ruimtes.
Het handelen van verdachte en zijn mededader komt op de rechtbank over als zeer professioneel. Het gebruikte materiaal getuigt van een goede kennis van de wijze waarop dit soort ram- en plofkraken ook succesvol plegen te worden uitgevoerd. Kennelijk hebben verdachte en zijn mededader ook volgens een gedetailleerd plan gehandeld, zo blijkt onder meer uit het gebruikmaken van een snelle vluchtauto en een gereedstaande en minder opvallende tweede vluchtauto.
Door het handelen van verdachte, samen met zijn mededader, hebben zij sterke gevoelens van onmacht en angst veroorzaakt bij de omwonenden die getuige zijn geweest van het handelen van verdachte en zijn mededader. Dit handelen zorgt ook in de samenleving voor sterke gevoelens van angst en onrust. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Uit het kennelijke gemak waarmee verdachte en zijn mededader tot deze daad zijn overgegaan, blijkt dat zij uitsluitend oog hebben gehad voor hun eigen financieel gewin en zich in het geheel niet hebben bekommerd om de eigendommen van een ander. Naast angst en onrustgevoelens zorgt het handelen van verdachte en zijn mededader ook voor grote financiële schade voor derden. Uiteindelijk wordt deze rekening aan de samenleving in zijn geheel gepresenteerd.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een langdurige vrijheidsbenemende straf als straf in aanmerking.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie is de straf lager dan door de officier van justitie gevorderd. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank geen grond gelegen om af te wijken van de straf die in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf weegt de rechtbank in haar oordeel ook mee dat verdachte, blijkens het op zijn naam staand uittreksel Justitiële Documentatie, reeds eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld en bovendien ten tijde van het plegen van het feit in een proeftijd liep.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
45, 47, 57, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het onder 3.5. bewezen verklaarde de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWEE (2) JAREN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.J. Ruijpers, voorzitter,
mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. M.B. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van donderdag 26 september 2013.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 23 oktober 2012 (zaaksdossier 3, dossierpagina 501-boven).
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 oktober 2012 (zaaksdossier 3, dossierpagina 503-midden).
4.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 23 oktober 2012 (zaaksdossier 3, dossierpagina 501).
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 21 oktober 2012 (zaaksdossier 3, dossierpagina’s 507-508).
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 22 oktober 2012 (zaaksdossier 3, dossierpagina’s 509-510).
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] d.d. 21 oktober 2012 (zaaksdossier 3, dossierpagina 515).
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 4] d.d. 22 oktober 2012 (zaaksdossier 3, dossierpagina’s 516-518).
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2012 (zaaksdossier 3, dossierpagina 505-midden).
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 21 oktober 2012 (zaaksdossier 3, dossierpagina 519-onder) en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2013 (zaaksdossier 3, dossierpagina’s 735-737).
11.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2012 (zaaksdossier 3, dossierpagina 530-boven) en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2013 (zaaksdossier 3, dossierpagina’s 536-549).
12.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] d.d. 22 oktober 2012 (zaaksdossier 3, dossierpagina 521-522).
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 april 2013 (zaaksdossier 3, dossierpagina 524).
14.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2012 (zaaksdossier 3, dossierpagina 530-boven) en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2013 (zaaksdossier 3, dossierpagina’s 536-549).
15.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] d.d. 17 oktober 2012 (zaaksdossier 3, dossierpagina’s 494-497).
16.Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 12 februari 2013 (zaaksdossier 3, dossierpagina’s 562-563).
17.Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 24 oktober 2012 (zaaksdossier 3, dossierpagina’s 559-561).
18.Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 31 januari 2013 (zaaksdossier 3, dossierpagina’s 664-673 en voorzien van zaaknummer 2013.01.15.022).