ECLI:NL:RBNHO:2013:9290

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
14/810511-10, 12/602 en 12/603
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten voor rechtsbijstand en schadevergoeding na onterechte detentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 oktober 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand. De verzoeker, geboren in 1963 en domicilie kiezende te Amsterdam, had een verzoek ingediend voor een schadevergoeding van in totaal € 147.615,24, bestaande uit schade door onterechte detentie en kosten van zijn raadsman. De rechtbank heeft de verzoekschriften op 23 september 2013 in raadkamer behandeld, waarbij de advocaat van verzoeker, mr. M. Lochs, het standpunt van verzoeker heeft toegelicht. De officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, was ook aanwezig en heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker ten onrechte in voorlopige hechtenis heeft gezeten van 4 november 2010 tot 7 februari 2011, en dat hij recht heeft op een schadevergoeding voor de 95 dagen detentie. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat niet alle gevorderde kosten voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten die zijn gemaakt voor reizen naar Marokko zijn afgewezen, omdat verzoeker ervoor had gekozen om zich aan justitie te onttrekken door in het buitenland te verblijven. De rechtbank heeft wel de kosten van de raadsman voor de periode van voorlopige hechtenis en andere gemaakte kosten toegewezen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een totaalbedrag van € 76.329,05 aan verzoeker toe te kennen, bestaande uit een vergoeding voor detentie en kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft de uitbetaling van deze vergoeding bevolen op de derdengeldrekening van de advocaat van verzoeker. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige raadkamer
Registratienummers: 12/602 en 12/603
Parketnummer: 14/810511-10
Uitspraakdatum: 7 oktober 2013
Beschikking(art. 89 en 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 18 december 2012 zijn op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen de door mr. M. Lochs, advocaat, namens mr. G. Spong, advocaat, ingediende verzoekschriften, gedateerd 11 december 2012, van
[verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum]1963 te [geboorteplaats]
domicilie kiezende te (1016 EW), Amsterdam, 278, ten kantore van mr. G. Spong, voornoemd.
De verzoekschriften strekken tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van
€ 147.615,24, bestaande uit:
  • € 10.210,-, ter zake van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane verzekering en voorlopige hechtenis wegens verdenking van overtreding van de artikelen 47 jo 303 jo 282 jo 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 3 van de Opiumwet;
  • € 136.855,24, wegens de kosten van een raadsman voor zijn werkzaamheden ten behoeve van de strafzaak;
  • € 550,-, wegens de kosten van bijstand met betrekking tot het opstellen en indienen van de onderhavige verzoekschriften.
Bij brief van 2 september 2013 heeft de rechtbank aan de advocaat van verzoeker een aantal vragen gesteld over de ingediende declaraties.
Op 23 september 2013 zijn de verzoekschriften in het openbaar in raadkamer behandeld.
Voor verzoeker is verschenen mr. M. Lochs, voornoemd. Zij heeft het standpunt van verzoeker toegelicht aan de hand van een pleitnota.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. M.M. van den Berg.
De door verzoeker ondertekende verzoekschriften zijn tijdig ingediend.
Op de voet van het bepaalde in de artikelen 89, 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – aanspraak maken op vergoeding van de door deze tengevolge van ondergane vrijheidsbeneming geleden schade, respectievelijk de gemaakte kosten van een raadsman, zo daartoe althans, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.

2.Beoordeling verzoek artikel 89 Sv

De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door het onherroepelijk worden van het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 24 oktober 2012, waarbij verzoeker van het hem ten laste gelegde is vrijgesproken.
Verzoeker is op 4 november 2010 in verzekering gesteld en op 7 februari 2011 in vrijheid gesteld.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een vergoeding op zijn plaats is, maar dat het door verzoeker aangegeven aantal dagen hechtenis verkeerd is berekend.
Ter zitting heeft mr. Lochs erkend dat er sprake was van een telfout.
De rechtbank acht in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de 95 dagen dat hij in detentie heeft doorgebracht.

3.Standpunt verzoeker met betrekking tot verzoek artikel 591a Sv

Van de zijde van verzoeker is, naar aanleiding van de op 2 september 2013 door de rechtbank op schrift gestelde vragen, het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de declaraties gericht aan anderen dan verzoeker
Alle gevorderde kosten hebben betrekking op dezelfde strafzaak. Mr. Spong stond ook de broer van verzoeker,[broer verzoeker] bij in dezelfde strafzaak. De kosten die zijn gemaakt, zouden echter ook gemaakt zijn als mr. Spong alleen verzoeker had bijgestaan.
Dat facturen zijn gericht aan anderen dan verzoeker is gelegen in het feit dat verzoeker lang in het buitenland heeft verbleven. De kosten werden door zowel verzoeker als zijn broer gedragen.
Ten aanzien van declaraties voor (telefoon)gesprekken met familie
Verzoeker verbleef in het buitenland, waardoor het contact geregeld via zijn familie verliep. De daarmee gepaard gaande kosten zouden ook zijn gemaakt als er rechtstreeks met verzoeker zou zijn gecommuniceerd.
Ten aanzien van declaraties voor reizen naar Marokko
Direct overleg met verzoeker was in het kader van een effectieve verdediging ook noodzakelijk. Mr. Spong is tussen 2005 en 2010 vier maal voor een korte duur naar Marokko afgereisd. Niet alle uren die met de reizen zijn gemoeid zijn in rekening gebracht. Het is aan de rechtbank om te beoordelen of het billijk is dat de kosten hiervan voor rekening van de staat dienen te komen. De declaraties voor de besprekingen in ieder geval wel, nu deze ook zouden hebben plaatsgevonden als verzoeker in Nederland had verbleven.

4.Standpunt officier van justitie met betrekking tot verzoek artikel 591a Sv

Ten aanzien van de declaraties gericht aan anderen dan verzoeker
Alleen de kosten die door verzoeker zelf zijn gemaakt komen voor vergoeding in aanmerking. Nu de declaraties op verschillende namen zijn gesteld, is niet vast te stellen, als ze al betaald zijn, door wie ze zijn betaald. Het argument dat betalingen moeilijk waren, omdat verzoeker in het buitenland verbleef gaat niet op, aangezien hij een gezin in Nederland had en dus ook beschikte over Nederlandse rekeningnummers. Bovendien staan veel declaraties op naam van de broer van verzoeker, [broer verzoeker] terwijl die ook in het buitenland verbleef. Nu niet kan worden vastgesteld of die kosten daadwerkelijk door verzoeker zijn gedragen, dienen die vorderingen te worden afgewezen. De helft van de gemaakte kosten heeft betrekking op de strafzaak van [broer verzoeker], welke zaak nog niet is afgedaan, dus de helft is in ieder geval niet toewijsbaar. De declaraties dienen allemaal aanzienlijk gematigd te worden.
Ten aanzien van declaraties voor reizen naar Marokko
Verzoeker heeft zich onttrokken aan justitie door in Marokko te verblijven. Het is onbillijk om dan een advocaat uit Nederland te laten overvliegen naar Marokko en de staat voor de kosten te laten opdraaien. Die kosten zijn primair niet toewijsbaar. Bovendien zijn het uitzonderlijk hoge kosten die aanzienlijk gematigd dienen te worden.

5.Beoordeling rechtbank van verzoek artikel 591a Sv

De rechtbank is van oordeel dat de declaraties gericht aan anderen dan verzoeker voor vergoeding in aanmerking komen. De raadsvrouw van verzoeker heeft ter zitting voldoende onderbouwd dat die kosten soms door anderen werden voorgeschoten, maar dat de kosten uiteindelijk door verzoeker zijn gedragen.
De rechtbank ziet aanleiding ook de declaraties ten aanzien van de (telefoon)gesprekken met de familie van verzoeker voor vergoeding in aanmerking te laten komen.
Dit is anders voor de kosten die betrekking hebben op de reizen naar Marokko. Verzoeker heeft er zelf voor gekozen om in Marokko te verblijven en zich zodoende aan justitie te onttrekken. Dat het noodzakelijk was voor een effectieve verdediging dat mr. Spong een aantal malen naar Marokko moest vliegen acht de rechtbank aannemelijk, maar het is niet billijk om deze kosten ten laste van de staat te laten komen. Voor zover de declaraties betrekking hebben op vliegtickets, parkeerkosten op Schiphol en het verblijf in hotels zullen deze worden afgewezen. Dit betreft een totaalbedrag van € 8.991,65.
Uit de declaraties blijkt voorts dat tijdens de bezoeken reistijd aan verzoeker in rekening is gebracht. Deze kosten komen evenmin voor vergoeding in aanmerking. Nu de minuten die staan vermeld telkens betrekking hebben op zowel reistijd, als besprekingen met verzoeker en/of bestudering van het dossier - en derhalve niet is vast te stellen hoeveel tijd exact aan reizen is besteed -, zal de rechtbank de besprekingen met verzoeker naar billijkheid vaststellen op 120 minuten en de overige minuten op het toe te wijzen bedrag in mindering brengen. Deze kosten bedragen in totaal € 14.914,27.
Naast verzoeker was ook zijn broer verdachte in dezelfde strafzaak en ook hij was een cliënt van mr. Spong. De raadsvrouw heeft bij de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer enerzijds gesteld dat dezelfde kosten zouden zijn gemaakt als mr. Spong alleen verzoeker zou hebben bijgestaan. Aan de andere kant heeft de raadsvrouw erkend dat een groot deel van de kosten door beide broers werd gedragen.
De rechtbank zal derhalve de resterende advocaatkosten door twee delen met uitzondering van de declaraties in de periode dat verzoeker in voorlopige hechtenis heeft verbleven (declaraties voor de periode 1 november 2010 – 8 februari 2011, voor een totaalbedrag van € 23.358,79). De rechtbank acht het aannemelijk dat de kosten die in die periode zijn gemaakt uitsluitend betrekking hebben op verzoeker.
De rechtbank acht in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker de volgende vergoeding toe te kennen:
Totaal bedrag van de declaraties € 136.855,24
Niet voor vergoeding in aanmerking komt
€ 23.905,92
€ 112.949,32
Voor volledige vergoeding komt in aanmerking
€ 23.358,79
€ 89.590,53
Dit laatste bedrag zal voor 50% worden vergoed
€ 44.795,26
In totaal zal dus € 23.358,79 + € 44.795,26 = € 68.154,05 worden toegewezen.

6.Beslissing

De rechtbank:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 76.329,05
(zegge: zesenzeventigduizend driehonderdnegenentwintig euro en vijf cent), welk bedrag als volgt is samengesteld:
€ 105,- wegens een verblijf van 1 dag op een politiebureau;
€ 7.520,- wegens een verblijf van 94 dagen in een huis van bewaring.
€ 68.154,05 wegens de kosten van een raadsman voor zijn werkzaamheden ten behoeve van de strafzaak;
€ 550,- wegens de kosten van een raadsman voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften;
Wijst af het meer of anders verzochte;
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoekers advocaat, rekeningnummer 25.61.04.212 ten name van Spong advocaten Stichting derdengelden,
onder vermelding van “schadevergoeding[verzoeker]
/om”.

7.Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum

Deze beschikking is gegeven door:
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. E.M. Devis en mr. A. van der Perk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Hermans, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2013.