ECLI:NL:RBNHO:2013:9421

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
14 oktober 2013
Zaaknummer
AWB 11/2726
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
  • C.E. Heyning-Huydecoper
  • L. Beijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van handhavend optreden tegen bouw zonder vergunning en eigendomsrechten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort. De zaak betreft handhaving van bouwregels en de vraag of er op de grond van de eiser is gebouwd zonder vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, op basis van metingen, geen aanleiding heeft gezien om handhavend op te treden tegen de uitbreiding van bergingen die zonder bouwvergunning is gerealiseerd. De eiser meende dat er op zijn grond was gebouwd en dat verweerder niet adequaat had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de eiser zich in dat geval tot de civiele rechter kan wenden en dat er geen bestuursrechtelijke bevoegdheden meer zijn voor verweerder om op te treden, nu de uitbreiding inmiddels was gelegaliseerd met een bouwvergunning van 15 november 2012. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat er geen sprake meer was van bouwen zonder vergunning en verweerder terecht had gehandeld door het handhavend optreden te beperken tot de illegale uitbreiding van de bergingen. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen bestuursrechtelijke en civiele rechtsmiddelen en de rol van de rechtbank in het handhaven van bouwvergunningen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/2726

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 augustus 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort, verweerder

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
Vereniging van Eigenaren Oranjehof,
[namen derde partij #1],
[namen derde partij # 2],
[namen derde partij # 3]
allen te [woonplaats],
(gemachtigde: mr. drs. Th. F. Roest).

Procesverloop

Bij (vier) afzonderlijke besluiten van 6 mei 2010 (de primaire besluiten) heeft verweerder aan de Vereniging van Eigenaren ‘Oranjehof’, [namen derde partij #1], [namen derde partij # 2], en [namen derde partij # 3], gelast om binnen 3 maanden na verzending van het besluit de uitbreiding van de bergingen op het perceel [perceel] te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom van € 20.000,- per maand, tot een maximum van € 60.000,-.
Bij besluit van 5 april 2011 heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het verzoek om handhavend optreden tegen het bouwen in afwijking van de vergunning afgewezen en de (gelijkluidende) besluiten van 6 mei 2010 in stand gelaten. Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de commissie voor de bezwaarschriften.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 30 augustus 2011 hebben derde partijen hun schriftelijke reactie gegeven.
Het beroep is behandeld ter zitting van 20 september 2012, alwaar eiser is verschenen, tezamen met zijn echtgenote en dochter. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door S.A. Sandbergen en T. van der Kleij, beiden werkzaam bij de gemeente Zandvoort. De derde partij Vereniging van Eigenaren Oranjehof is ter zitting vertegenwoordigd door P. Pijper, J. van Gemert en P. Sepp, en voorts is [namen derde partij #1] als derde partij verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Voorts is R. de Biase verschenen voor V.O.F. Cocarde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, omdat verweerder op zitting heeft aangegeven voornemens te zijn alsnog bouwvergunning te verlenen.
Bij besluit van 15 november 2012 heeft verweerder alsnog een lichte bouwvergunning verleend ter legalisatie van het gedeelte van de bergingen dat in afwijking van de bouwvergunning van 16 februari 2006 is gerealiseerd. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld, welk beroep is geregistreerd onder procedurenummer AWB 12 - 5833.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voortgezet op 8 januari 2013, alwaar eiser is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote en dochter. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door T. van der Kleij en M. de Vries, beiden werkzaam bij de gemeente Zandvoort. De derde partij is vertegenwoordigd door R. de Biase, bijgestaan door de gemachtigde . Het beroep is gelijktijdig behandeld met de beroepen AWB 12 - 5833, 11 – 229 en 11- 826.

Overwegingen

1.
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.6, eerste lid van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het geding, wanneer het besluit tot handhaving voor de inwerkintreding van de Wabo is genomen. Nu het primaire besluit vóór 1 oktober 2010 is genomen, gaat de rechtbank uit van het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van de Wabo.
2.
Eiser heeft bij brief van 26 november 2009 verweerder verzocht handhavend op te treden tegen het in afwijking van de aan V.O.F. Cocarde verleende bouwvergunning van 16 februari 2006 bebouwen van het perceel [perceel].
3.
Bij brief van 24 maart 2010 heeft verweerder eiser medegedeeld dat met betrekking tot de uitbreiding van de bergingen in het appartementengebouw aan de [perceel] die zonder bouwvergunning is gerealiseerd, geen vrijstelling en ontheffing worden verleend zodat legalisatie niet mogelijk is. Verweerder heeft daarop besloten handhavend op te treden bij primaire besluiten van 6 mei 2010.
4.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat niet verder handhavend hoeft te worden opgetreden. Een toezichthouder van de gemeente heeft op 25 maart 2011 op het perceel Oranjestraat 12 een meting verricht, waarbij is vastgesteld dat de bebouwing, behoudens het gedeelte waar het handhavingsbesluit van 6 mei 2010 op ziet, in overeenstemming is met de bouwvergunning van 16 februari 2006.
5.
Eiser kan zich hiermee niet verenigen. Hij voert allereerst aan dat het handhavingsverzoek niet alleen ziet op de bergingen maar ook op overschrijding van het bouwvlak op zijn percelen. Eiser is eigenaar van de aangrenzende percelen met de kadastrale nummers [#] en[#]. Voor het bouwen op zijn grond is geen bouwvergunning aangevraagd dan wel verleend. Eiser beroept zich in dit verband op artikel 1 van het Eerste Protocol (EP) bij het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en stelt dat sprake is van schending van zijn recht op ongestoord genot van zijn eigendom. Voorts stelt eiser dat in afwijking van de verleende bouwvergunning wordt gebouwd omdat een damwand die deel uitmaakt van het bouwwerk, buiten de meting is gehouden waardoor de totale breedte van het appartementengebouw circa 60 centimeter meer is dan is vergund.
6.
Verweerder heeft in beroep aangegeven dat de meting als volgt is verricht. Allereerst heeft de toezichthouder, in het bijzijn van eiser, R. de Biase namens V.O.F. Cocarde en de heer Kok, onderzocht of de wand aan de noordzijde op de juiste locatie is opgericht. Vastgesteld is dat dat het geval is. Daarna is vanaf die locatie met een digitale afstandsmeter gemeten of de zuidwand conform de bouwvergunning is opgericht. Ook dat is het geval. Vergund is een totale breedte van 15 meter en uit de meting is gebleken dat dat ook de feitelijke breedte is, aldus verweerder. Ter zitting heeft verweerder nog - onweersproken - gesteld dat de damwand vergunningvrij is, omdat deze geen onderdeel uitmaakt van de constructie.
7.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de door verweerder verrichte meting, waarvan een opnamerapport is opgemaakt, dat onderdeel uitmaakt van de stukken. De bouwvergunning van 16 februari 2006 is onherroepelijk. Verweerder heeft op basis van de meting terecht vastgesteld dat - behoudens de uitbreiding van de bergingen waarop de primaire besluiten betrekking hebben - niet in afwijking van de bouwvergunning is gebouwd. Mitsdien heeft verweerder het handhavend optreden terecht beperkt tot de in afwijking van de bouwvergunning gerealiseerde uitbreiding van de bergingen.
8.
Met betrekking tot het betoog van eiser dat op zijn eigendom is gebouwd, oordeelt de rechtbank als volgt. Inmiddels heeft verweerder de uitbreiding van de bergingen met de bouwvergunning van 15 november 2012 alsnog gelegaliseerd, welk besluit de rechtbank bij uitspraak van heden in stand heeft gelaten. De rechtbank is van oordeel dat nu er geen sprake meer is van bouwen zonder vergunning, er verder voor verweerder geen bestuursrechtelijke bevoegdheden bestaan om handhavend op te treden tegen het - indien daarvan al sprake is - bouwen op eisers grond. Voor zover eiser meent dat ten onrechte op zijn grond is gebouwd, staat het hem vrij dit aan de civiele rechter voor te leggen, in welke procedure hij zijn standpunt met betrekking tot het EVRM naar voren kan brengen.
9.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzitter, mr. C.E. Heyning-Huydecoper en mr.drs. L. Beijen, leden, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2013.
griffier voorzitter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.