Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 augustus 2013 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser,
het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort, verweerder,
Cocarde V.O.F.,te Zandvoort,
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een lichte bouwvergunning voor het gedeeltelijk vergroten van bestaande bergingen op een perceel in Zandvoort. De eiser, die zich verzet tegen de bouwvergunning, stelt dat de bergingen niet als aanbouw kunnen worden aangemerkt volgens het bestemmingsplan 'Zandvoort Centrum'. De rechtbank oordeelt echter dat de bergingen, gezien hun constructie en functie, wel degelijk als aanbouw kunnen worden beschouwd. De rechtbank wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft geoordeeld dat bergingen als bijgebouw moeten worden aangemerkt, wat de rechtbank in haar overwegingen meeneemt.
De rechtbank behandelt ook de bezwaren van de eiser met betrekking tot de oppervlakte van de bergingen en de vraag of het dakterras als een bouwlaag moet worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de oppervlakte van de bergingen voldoet aan de voorschriften van het bestemmingsplan en dat het dakterras niet als bouwlaag kan worden aangemerkt, omdat het geen omsloten ruimte betreft.
Daarnaast komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen strijd is met het bestemmingsplan en dat de eigendomssituatie van de gronden geen grond vormt voor het weigeren van de bouwvergunning. De rechtbank stelt dat de verweerder gehouden was de bouwvergunning te verlenen, aangezien er geen andere weigeringsgronden aan de orde zijn. De eiser kan zijn bezwaren met betrekking tot de eigendomssituatie voorleggen aan de civiele rechter, maar dit staat los van de bestuursrechtelijke beoordeling van de bouwvergunning.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.