Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 8 april 2013
- de voortzetting van de mondelinge behandeling op 26 augustus 2013.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 september 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) en een gedaagde. De gedaagde, die in het verleden kinderalimentatie verschuldigd was aan zijn ex-echtgenote, heeft jarenlang verzuimd om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen. Het LBIO heeft op verzoek van de ex-echtgenote de invordering van de kinderalimentatie op zich genomen, maar de gedaagde heeft slechts een klein bedrag van € 150,00 betaald in de afgelopen jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen, ondanks zijn beweringen van betalingsonmacht.
De rechtbank heeft de vordering van het LBIO om verlof te verlenen voor de tenuitvoerlegging van de beschikking van 16 september 2003, waarbij de gedaagde verplicht werd tot betaling van kinderalimentatie, toegewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet vrijwillig aan zijn verplichtingen zal voldoen en dat er geen andere verhaalmogelijkheden zijn. Daarom is besloten om lijfsdwang toe te passen als dwangmiddel, met een maximale duur van drie maanden. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van het LBIO, die zijn begroot op € 1.497,82, te vermeerderen met wettelijke rente.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van rechterlijke uitspraken en de mogelijkheden voor het LBIO om dwangmiddelen in te zetten wanneer schuldenaren niet aan hun verplichtingen voldoen. De gedaagde heeft de mogelijkheid om zijn situatie te wijzigen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hij onvoldoende actie heeft ondernomen om zijn alimentatieverplichtingen te herzien of te voldoen.