ECLI:NL:RBNHO:2013:9838

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2013
Publicatiedatum
22 oktober 2013
Zaaknummer
C-15-191221 - HA ZA 12-183
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake deskundigenonderzoek naar de marktwaarde van een beschadigd schilderij

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een geschil tussen eiser 1 en de vennootschap Hiscox Insurance Company Ltd aan de ene kant, en de besloten vennootschap Kortmann Art Packers & Shippers B.V. aan de andere kant. De zaak draait om de schadevergoeding voor een beschadigd schilderij, waarbij de rechtbank op 23 oktober 2013 een tussenvonnis heeft uitgesproken. In dit vonnis is de rechtbank ingegaan op de noodzaak van deskundigenonderzoek om de marktwaarde van het schilderij 'Gedion' van Daniel Richter vast te stellen op het moment van beschadiging, namelijk 22 juli 2011.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onenigheid bestaat tussen partijen over de benoeming van deskundigen en de vragen die aan hen voorgelegd moeten worden. Eiser 1 heeft zich aangesloten bij de door de rechtbank voorgestelde vragen, terwijl Kortmann aanvullende vragen heeft ingediend met betrekking tot de restauratiemogelijkheden van het schilderij. De rechtbank heeft geoordeeld dat de deskundige zich moet richten op de marktwaarde van het schilderij in onbeschadigde staat en dat de vragen van Kortmann niet aan de deskundige voorgelegd zullen worden, omdat er onvoldoende bewijs is dat het schilderij hersteld kan worden.

De rechtbank heeft verder bepaald dat partijen ieder de helft van het voorschot voor de deskundige moeten betalen en dat de deskundige binnen drie weken na de beslissing een begroting van de kosten moet indienen. De rechtbank heeft ook de verplichtingen van partijen ten aanzien van het onderzoek door de deskundige uiteengezet, waaronder de verplichting om mee te werken aan het onderzoek en om de deskundige toegang te verlenen tot noodzakelijke plaatsen. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Th.S. Röell.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/191221 / HA ZA 12-183
Vonnis van 23 oktober 2013
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [plaats] ,
2. de vennootschap naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
HISCOX INSURANCE COMPANY LTD,
gevestigd te Londen, Engeland,
eisers,
advocaat mr. P.N. van Regteren Altena,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KORTMANN ART PACKERS & SHIPPERS B.V.,
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
advocaat mr. R.A.M. Schram.
Partijen zullen hierna afzonderlijk [eiser 1] en Hiscox genoemd worden en gezamenlijk [eisers] Gedaagde zal Kortmann genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 december 2012
  • de akte na tussenvonnis van [eisers]
  • de antwoordakte van Kortmann.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het eerder aangekondigde deskundigenbericht zal nu worden bevolen. De rechtbank heeft kennis genomen van het tussen partijen gevoerde debat omtrent het aantal te benoemen deskundigen, de persoon van de deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen. Mede gelet op dat debat en het feit dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt, heeft de rechtbank zelf een deskundige aangezocht en bereid gevonden. De rechtbank zal derhalve de onder de beslissing vermelde deskundige benoemen.
2.2.
Met betrekking tot de aan de deskundige te stellen vragen, overweegt de rechtbank als volgt.
2.3.
[eisers] sluit zich aan bij de door de rechtbank bij tussenvonnis onder 4.14 voorgestelde vragen. Die vragen zijn mede ingegeven door de overweging van de rechtbank in onderdeel 4.9 van het tussenvonnis dat als vaststaand moet worden aangenomen dat het schilderij niet meer kan worden hersteld en als verloren moet worden beschouwd, zodat de door [eisers] geleden vermogensschade gelijk is aan de marktwaarde.
Kortmann heeft de rechtbank bij antwoordakte verzocht dat oordeel te heroverwegen. Daartoe voert zij – samengevat – aan dat pas wanneer vaststaat (1) wat de waarde is van een schilderij, (2) wat de aan restauratie verbonden kosten zullen zijn en (3) wat de eventuele minderwaarde is van dat schilderij na restauratie zal kunnen worden beoordeeld of het schilderij als verloren moet worden beschouwd, waarbij tevens als criterium heeft te gelden of de oorspronkelijke schilder bereid is aan de restauratie mee te werken. Om die reden wenst Kortmann aan de door de rechtbank voorgestelde vragen aan de deskundige toe te voegen de vraag naar de restauratiemogelijkheden en een eventuele minderwaarde van het schilderij.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Heroverweging zou slechts aan de orde kunnen komen indien alsnog aannemelijk zou zijn dat het schilderij (nagenoeg) onzichtbaar hersteld zou kunnen worden. Dat volgt evenwel niet uit het eerder door Kortmann overgelegde rapport van Claus Gielisch, waarnaar zij bij haar verzoek verwijst, nu ook in dit rapport over een nader te taxeren waardevermindering wordt gesproken. Evenmin volgt dit uit het door [eisers] overgelegde conditierapport van restaurateur Louis Damen, nu deze immers schrijft dat de bij te schilderen delen niet meer dan een benadering zullen zijn van het origineel. Zoals in r.o. 4.9 van het tussenvonnis is overwogen, behoeft de eigenaar van een schilderij daarmee geen genoegen te nemen. Bovendien zal Kortmann (of haar verzekeraar) van [eisers] kunnen verlangen dat het beschadigde schilderij aan haar wordt overgedragen wanneer tot betaling van schadevergoeding wordt overgegaan; zij kan dan zelf beslissen of het (anders dan [eisers] meent) de moeite waard is het schilderij te herstellen en vervolgens te verkopen.
2.5.
Op grond van het bovenstaande zullen alleen de – in het tussenvonnis vermelde – onderstaande vragen aan de deskundige worden voorgelegd.
Voorschot
2.6.
In de vorige beslissing is al aangekondigd dat partijen ieder de helft van dit voorschot moeten betalen.
2.7.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
2.8.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.9.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Wat was de marktwaarde van het schilderij “Gedion” van Daniel Richter in onbeschadigde staat op 22 juli 2011?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
[deskundige]
[adres]
[postcode] [plaats]
mobiel: [… 1]
fax: [… 1]
e-mail: [… 1]
het voorschot
3.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
  • de deskundige dient
  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
  • partijen kunnen desgewenst
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
3.4.
bepaalt dat partijen ieder de helft van het voorschot dienen over te maken op rekeningnummer 56.99.90.629 ten name van MvJ Arrondissement Noord-Holland onder vermelding van "voorschot deskundigenrapport" en het zaak- en rolnummer, en wel
binnen twee wekenna een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffie,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat [eisers] zijn gehele procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl>Procedures>Landelijke regelingen>Civiel recht>Leidraad deskundigen) of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen voor conclusie na deskundigenbericht op een termijn van vier weken na ontvangst ter griffie van het rapport,
3.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken,
3.15.
verklaart de beslissing over de partij die het voorschot moet deponeren uitvoerbaar bij voorraad,
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2013. [1]

Voetnoten

1.type: 936