zaaknummer: 19879/HA RK 12-147
datum beslissing: 24 januari 2013
Op de openbare zitting van 29 november 2012 heeft verzoeker de wraking verzocht van mr. C.J. Baas, hierna te noemen: de kantonrechter, in de bij deze rechtbank, sectie kanton, aanhangige zaak met zaaknummer [zaaknummer], hierna te noemen: de hoofdzaak.
De kantonrechter en de wederpartij hebben schriftelijk op het verzoek gereageerd.
Verzoeker, de kantonrechter en de wederpartij zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 10 januari 2013. Verzoeker is verschenen. De kantonrechter en de wederpartij hebben van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt.
Hetgeen verzoeker aan zijn verzoek ten grondslag legt komt erop neer - kort samengevat en zakelijk weergegeven - dat de kantonrechter op zeer grove wijze de openbaarheid van de zitting heeft geschonden door (hoewel daartoe diverse malen door verzoeker verzocht) geen gebruik te maken van een microfoon wanneer hij een gedaagde vraagt naar zijn/haar reactie op het gestelde in de aan hem/haar uitgebrachte dagvaarding. Hierdoor zijn die gesprekken voor de overige aanwezigen in de zaal niet te volgen en dienen zij te worden beschouwd als onderonsjes tussen de kantonrechter en de naar voren geroepen persoon.
De kantonrechter heeft in zijn schriftelijke reactie gesteld dat er naar zijn mening geen sprake is van feiten of omstandigheden waardoor zijn rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
De reactie van de wederpartij is buiten beschouwing gelaten, daar de wederpartij niet aanwezig was bij de betreffende zitting en daarover dus niet kon verklaren.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
Er zijn door verzoeker geen feiten en/of omstandigheden gesteld en deze zijn de rechtbank evenmin gebleken op grond waarvan thans geoordeeld dient te worden dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker.
De wrakingskamer heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het oordeel dat naar objectieve maatstaven niet is gebleken van feiten en omstandigheden die verzoeker grond hebben gegeven voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid heeft ontbroken.
Op basis van het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting op de openbare civiele terechtzitting van 29 november 2012, de schriftelijke reactie van de kantonrechter en de door [verzoeker] gegeven toelichting ter zitting van 10 januari 2013 heeft de wrakingskamer de volgende feiten, voor zover van belang voor de beoordeling van de wrakingsgrond, als vaststaand aangenomen.
Alle tegen de terechtzitting (een zogenoemde rolzitting) van 29 november 2012 om 10.00 uur gedagvaarde gedaagden zijn op hetzelfde tijdstip uitgenodigd om in de zittingzaal plaats te nemen. Tijdens de behandeling van een zaak van een andere gedaagde heeft [verzoeker] de kantonrechter verzocht de geluidsinstallatie aan te zetten. De kantonrechter heeft dit geweigerd met de toelichting dat “dit overbodig was en dat voor verschenen personen het vaak ook prettiger is hun verhaal wel aan de kantonrechter maar niet aan de hele zaal te doen, daar die er niet alles mee te maken heeft.”.
Toen [verzoeker] aan de beurt was heeft hij de kantonrechter het verwijt gemaakt dat hij de openbaarheid van de zitting schond door de geluidsinstallatie niet aan te zetten. De kantonrechter heeft gerepliceerd “dat die tijdens de rolzitting niet aan ging en dat hij de orde ter zitting bepaalde”. In deze reactie heeft [verzoeker] aanleiding gezien de kantonrechter te wraken.
In de aldus geschetste gang van zaken bij de behandeling van de zaak van kon [verzoeker] naar het oordeel van de wrakingskamer naar objectieve maatstaven gemeten geen vrees koesteren voor partijdigheid van de kantonrechter. Niet is immers gesteld of gebleken uit de wijze van behandeling door de kantonrechter dat deze een vooroordeel leek te koesteren jegens [verzoeker] dan wel dat hij blijk gaf van vooringenomenheid.
De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek afwijzen.
De wrakingskamer overweegt ten overvloede dat haar uit eigen wetenschap bekend is dat de civiele rolzitting in kantonzaken zich in het algemeen voltrekt zoals ook deze zitting zich heeft voltrokken. Kenmerkend is dat alle gedaagden, die ervoor hebben gekozen om naar aanleiding van een dagvaarding niet schriftelijk te reageren maar persoonlijk te verschijnen, plaatsnemen op de publieke tribune in afwachting van de behandeling van hun eigen zaak. In de betreffende zaal is voor de overige aanwezigen in het algemeen de behandeling van een zaak ook zonder gebruik van de geluidsapparatuur redelijk te volgen.
- wijst het verzoek om wraking af;
- beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de kantonrechter en de wederpartij een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
- beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G. Guinau, voorzitter, en mrs. M.J. Smit en C.A.M. van de Rest-van der Heijden, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2013 in tegenwoordigheid van mr. I.M. ter Sluis als griffier
Deze uitspraak is bij ontstentenis van de voorzitter ondertekend door het oudste lid van de wrakingskamer.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.