ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ0985

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
542559 \ CV EXPL 12-721
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en compensatie bij luchtvaartclaims in het kader van Europese regelgeving

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland zich gebogen over een geschil tussen een passagier en TAP Air Portugal met betrekking tot een luchtvaartclaim. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met TAP Air voor een vlucht van Amsterdam naar Lissabon en vervolgens van Lissabon naar Salvador, Brazilië. De passagier arriveerde met aanzienlijke vertraging op de eindbestemming en vorderde compensatie op grond van Verordening (EG) nr. 261/2004. De passagier stelde dat TAP Air verplicht was tot betaling van € 600,00 wegens de vertraging, terwijl TAP Air betwistte dat de Nederlandse rechter bevoegd was en dat er recht op compensatie bestond.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de bevoegdheid van de Nederlandse rechter onderzocht aan de hand van de EEX-verordening. TAP Air stelde dat de rechter in Lissabon bevoegd was, omdat de statutaire zetel van de luchtvaartmaatschappij daar is gevestigd. De passagier voerde aan dat de kantonrechter te Haarlem bevoegd was, omdat TAP Air ook op Schiphol kantoor houdt. De kantonrechter oordeelde dat de woonplaats van een rechtspersoon een autonoom begrip is en dat het enkele feit dat TAP Air op Schiphol kantoor houdt, niet voldoende is om de bevoegdheid van de kantonrechter te Haarlem te rechtvaardigen.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vraag behandeld of de boeking als één vlucht of als twee losstaande vluchten moet worden aangemerkt. Dit is van belang voor de beoordeling van de compensatie. De kantonrechter heeft besloten de zaak aan te houden in afwachting van een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie over deze kwestie. De kantonrechter heeft de termijn voor het wijzen van vonnis vastgesteld op een periode waarin verwacht wordt dat het Hof zijn beslissing zal geven. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor vonnis op 26 september 2013.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 542559 \ CV EXPL 12-721
datum uitspraak: 7 februari 2013
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiseres]
te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde E.S.A. Wiggers
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Sociedade por quotas de respons Limitada (Port) Tap Air Portugal
te Lissabon (Portugal)
gedaagde
hierna te noemen TAP Air
gemachtigde mr. E.C. Douma
De procedure
De passagier heeft TAP Air gedagvaard op 11 oktober 2011. TAP Air heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft de passagier schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna TAP Air nog een schriftelijke reactie heeft gegeven. De kantonrechter heeft vervolgens beslist de zaak aan te houden in afwachting van het antwoord van het Hof van Justitie van de Europese Unie - hierna te noemen: het Hof - op de aan hem gestelde prejudiciële vragen over de rechtsgeldigheid van het zogenaamde Sturgeon-arrest.
Op verzoek van de passagier heeft op 20 november 2012 een pleidooi plaatsgevonden, waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Zowel de passagier als TAP Air hebben pleitnotities overgelegd.
De feiten
a. De passagier heeft met TAP Air een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan TAP Air de passagier per luchtvaartuig op 19 oktober 2009 diende te vervoeren van Amsterdam naar Lissabon met als vertrektijd 12:30 uur (lokale tijd) en aankomsttijd 14:35 uur (lokale tijd) en vluchtnummer TP665.
b. Krachtens deze vervoersovereenkomst diende TAP Air de passagier vervolgens op 19 oktober 2009 met de vlucht met vluchtnummer TP157 van Lissabon te vervoeren naar Salvador (Brazilië). De lokale vertrektijd vanuit Lissabon was 16:05 uur en de lokale aankomsttijd 20:50 uur.
c. De vlucht met vluchtnummer TP665 is op 19 oktober 2009 met een vertraging van één uur en tien minuten te Lissabon aangekomen.
d. De vlucht met vluchtnummer TP157 is op 19 oktober 2009 met een vertraging van 25 minuten zonder de passagier vanuit Lissabon vertrokken.
e. TAP Air heeft de passagier op 20 oktober 2009 met een andere vlucht van Lissabon naar Salvador (Brazilië) vervoerd. Deze vlucht is op 20 oktober 2009 24 uur en 29 minuten later dan de tussen partijen oorspronkelijk overeengekomen aankomsttijd te Salvador (Brazilië) gearriveerd.
f. Vanaf 9 november 2010 heeft de passagier TAP Air aangeschreven tot betaling van een gestandaardiseerde compensatie op grond van Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening).
g. TAP Air heeft geweigerd het gevraagde bedrag te betalen.
De vordering
De passagier vordert dat TAP Air bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 89,25 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
De passagier voert primair aan dat TAP Air op grond van de Verordening verplicht is tot betaling van compensatie wegens langdurige vertraging, zoals door het Hof is beslist in het Sturgeonarrest van 19 november 2009. Uit de Verordening volgt dat het recht op compensatie moet worden beoordeeld aan de hand van het begin van de reis vanuit de vertrekplaats tot de uiteindelijke vertraging op de eindbestemming, hetgeen het Hof bij meerdere arresten heeft bevestigd. Omdat de passagier de eindbestemming met meer dan 24 uur vertraging heeft bereikt en gelet op de afstand van de vlucht is TAP Air verplicht de passagier te compenseren tot een bedrag van € 600,00.
Subsidiair verzoekt de passagier de zaak aan te houden in afwachting van de beantwoording door het Hof van een prejudicieel verzoek omtrent de vraag of – kort gezegd – bij het bepalen van het recht op compensatie in het geval van een uit verschillende onderdelen bestaande vlucht rekening moet worden gehouden met de afzonderlijke delen daarvan, dan wel met de afstand tot de eindbestemming.
Het verweer
TAP Air betwist primair dat de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Op grond van Verordening (EG) Nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de ten uitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX) is bevoegd de rechter van de woonplaats van Tap Air, Lissabon. Gelet hierop dient de kantonrechter zich onbevoegd te verklaren.
Subsidiair betwist TAP Air dat zij de passagier dient te compenseren wegens langdurige vertraging. Vlucht TP 655 van Amsterdam naar Lissabon d.d. 19 oktober 2009 is met een vertraging van 70 minuten uitgevoerd. Bij een dergelijk geringe vertraging bestaat geen grond voor compensatie. Omdat de passagier zich niet tijdig heeft gemeld voor vlucht TP 157 d.d. 19 oktober 2009 van Lissabon naar Salvador (Brazilië), komt de passagier ten aanzien van deze vlucht evenmin compensatie op grond van de Verordening toe. TAP Air bestrijdt voorts de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten.
De beoordeling
De bevoegdheid
1. Gelet op het bepaalde in artikel 1 EEX valt de vordering van de passagier onder het bereik deze verordening, zodat de kantonrechter haar bevoegdheid aan de hand van deze verordening dient te beoordelen. Krachtens artikel 60 EEX heeft daarbij als woonplaats van TAP Air te gelden haar statutaire zetel, de plaats waar het hoofdbestuur is gevestigd of haar hoofdvestiging. Gelet op de inschrijving in het handelsregister is Lissabon de statutaire zetel van TAP Air, zodat in beginsel het gerecht aldaar bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
2. De passagier heeft aangevoerd dat de kantonrechter te Haarlem bevoegd is van de vordering kennis te nemen omdat TAP Air op Schiphol kantoor houdt en Schiphol tot het rechtsgebied van de kantonrechter te Haarlem hoort. De kantonrechter oordeelt dat het enkele feit dat Tap Air mede kantoor houdt op Schiphol geen bevoegdheid voor de kantonrechter te Haarlem schept, omdat de woonplaats van een rechtspersoon een autonoom begrip is.
3. De passagier heeft verder gesteld dat de kantonrechter te Haarlem bevoegd is op grond van het arrest Rheder vs Air Baltic van 9 juli 2009. In dit arrest heeft het Hof bepaald dat de eiser van een op verordening nr. 261/2004 gebaseerde compensatie de verweerder op grond van artikel 5, punt 1, sub b, tweede streepje EEX naar zijn keuze kan oproepen voor het gerecht in het rechtsgebied waarvan één van die plaatsen is gelegen. Met één van die plaatsen wordt bedoeld de plaats van vertrek of de plaats van aankomst van het vliegtuig, zoals deze plaatsen in de vervoersovereenkomst zijn overeengekomen.
4. Tap Air heeft hieromtrent aangevoerd dat de passagier vlucht TP 157 van Lissabon naar Salvador heeft gemist en dat, in het geval het Rheder arrest op de voorliggende zaak van toepassing zou zijn, de passagier zich kan wenden tot een rechter in Lissabon, dan wel een rechter in Salvador. Omdat de vlucht van Amsterdam naar Lissabon min of meer op tijd heeft gevlogen, komt Amsterdam Schiphol als vertrekplaats niet in beeld en is de kantonrechter te Haarlem niet bevoegd om van de vordering kennis te nemen, aldus Tap Air.
5. Teneinde de bevoegdheid op grond van artikel 5 EEX te kunnen beoordelen, dient de aan de verbintenis ten grondslag liggende plaats van vertrek en/of aankomst te worden bepaald. De kantonrechter heeft geconstateerd dat rechtspraak in Nederland niet eensluidend is over het antwoord op de vraag of in een geval als thans voorligt moet worden uitgegaan van twee losstaande vluchten of dat de boeking van de passagier als één vlucht moet worden aangemerkt. Het antwoord op deze vraag is aldus van belang voor de beoordeling van zowel de bevoegdheid van de kantonrechter te Haarlem als voor de beoordeling van de duur van de vertraging en de hoogte van de eventuele compensatie.
6. Het Bundesgerichtshof (Duitsland) heeft het Hof op 11 januari 2011 verzocht een prejudiciële beslissing over deze vraag te geven (in de zaak Air France / Folkerts; C 11/11), welk verzoek op 27 november 2011 ter terechtzitting is behandeld. Met de passagiers verwacht de kantonrechter dat door de beantwoording van de gestelde vragen duidelijkheid wordt verschaft over de vraag of in het onderhavige geval sprake is van één vlucht dan wel twee separate vluchten.
7. De verwachte duidelijkheid die door het Hof binnen – naar mag worden aangenomen – afzienbare tijd zal worden gegeven, geeft de kantonrechter aanleiding de termijn waarop vonnis zal worden gewezen te bepalen op een periode, waarbinnen de prejudiciële vragen zullen zijn beantwoord.
De beslissing
De kantonrechter:
- verwijst de zaak naar de rol van 26 september 2013 voor vonnis;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.