1. Eiser beheert onder meer beheereenheden die in eigendom zijn van [naam] (hierna: [naam]). Hierover is een grondgebruiksverklaring opgesteld. Eiser heeft voor zijn percelen 1001, 1002, 1003, 1005, 1008 en 1011 SNL-subsidie aangevraagd door middel van de Gecombineerde Opgave 2010. [naam] heeft op 18 januari 2010 voor de percelen 30, 32, 33, 34, 35 en 38 geparticipeerd in een collectieve aanvraag voor agrarisch natuurbeheer door de vereniging agrarisch natuurbeheer Waterland te Purmerend.
[naam] heeft verweerder bij brief van 3 november 2010 verzocht om de SNL-subsidie voor zijn gronden die in gebruik zijn bij eiser, aan eiser over te dragen. Bij besluit van 27 juni 2011 heeft verweerder het betaalverzoek van [naam] voor zijn gronden afgewezen omdat hij geen gebruiksrecht had voor deze beheereenheden.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser in het subsidiejaar 2010 terecht geen uitbetaling van de beheereenheden 30, 32, 33, 34, 35 en 38 heeft ontvangen omdat het vereiste betaalverzoek voor deze percelen ontbreekt. In de gecombineerde opgave heeft eiser de overgedragen gewaspercelen niet opgegeven of ingetekend en dus niet opgegeven in het betalingsverzoek.
3. Het standpunt van eiser dat voor de gewaspercelen 30, 32, 33, 34, 35 en 38 wel een betalingsverzoek is ingediend in de gecombineerde opgave, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Verweerder heeft terecht gesteld dat een betaalverzoek is gedaan voor beheereenheden 1001, 1002, 1003, 1005, 1008 en 1011, maar dat de ligging van deze percelen niet corresponderen met de gewaspercelen 30, 32, 33, 34, 35 en 38. Deze beroepsgrond faalt.
4. Eiser heeft zich verder op het standpunt gesteld dat sprake is van een kennelijke fout terwijl voor het overige aan de voorwaarden is voldaan. Er is sprake van een duidelijk onbewuste verkeerde handeling. Er is een betaalverzoek ingediend door [naam], en dit is overgedragen aan eiser. Eiser heeft wel een betaalverzoek gedaan voor overige bij hem beheer zijnde percelen. Eiser verwijst naar uitspraken van de rechtbank Leeuwarden, LJN: BW6404, BW6426 en BW6424 en naar een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, LJN: BN4896.
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een kennelijke fout nu niet uit de opgave blijkt dat deze niet in overeenstemming is met de bedoeling van eiser. Eiser heeft immers de betreffende beheereenheden niet opgegeven voor uitbetaling en deze zelfde beheereenheden ook niet ingetekend op de kaarten behorende bij het betaalverzoek.
6. Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting is besproken, blijkt dat [naam] als eigenaar jarenlang subsidie ontving voor de gewaspercelen 30, 32, 33, 34, 35 en 38. Per 2010 is de regeling gewijzigd, en kwam niet de eigenaar ([naam]), maar de perceelsbeheerder (eiser) voor uitbetaling van de subsidie in aanmerking. Zowel [naam] als eiser heeft de percelen als gewaspercelen die in aanmerking zouden komen voor SNL-subsidie opgegeven. De Dienst Regelingen heeft deze fout na de meitelling geconstateerd en hierover vragen gesteld aan [naam] en eiser. Hierop heeft [naam] in november 2010 zijn aanvraag om uitbetaling overgedragen aan eiser.
7. Een aanvraag tot uitbetaling van de SNL-subsidie kan door middel van de gecombineerde aanvraag worden ingediend van 1 april tot en met 15 mei. Na 15 mei geldt een kortingsperiode tot en met 9 juni. Tot die datum kunnen wijzigingen worden doorgegeven. Na de indieningsperiode is het slechts mogelijk dat een betaalverzoek gewijzigd wordt indien sprake is van een kennelijke fout die door de bevoegde autoriteit wordt erkend (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1975/2006 (Vo. 1975/2006)). Met betrekking tot de vraag wanneer een kennelijke fout als zodanig erkend wordt, voert verweerder het beleid dat hiervan sprake is indien verweerder bij een summier onderzoek bij ontvangst van de aanvraag had kunnen vaststellen dat de aanvraag waarschijnlijk geen goede weergave was van hetgeen de aanvrager beoogde aan te vragen.
8. Vastgesteld wordt dat verweerder uit de opgave van dezelfde gewaspercelen door eiser en [naam], heeft afgeleid dat kennelijk sprake was van een fout in de gecombineerde opgave van ofwel eiser dan wel [naam]. Verweerder heeft over deze opgaven immers vragen gesteld aan eiser en [naam]. Op dat moment had verweerder, overeenkomstig zijn eigen beleid, eiser in de gelegenheid dienen te stellen de geconstateerde fout bij het indienen van de betaalverzoeken te herstellen. Verweerder heeft ten onrechte de onjuiste opgave van eiser en [naam] niet erkend als een kennelijke fout. Het bestreden besluit is genomen in strijd met het beleid dat verweerder voert ten aanzien van het erkennen van kennelijke fouten. Deze beroepsgrond slaagt.
9. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 4, lid 3, van Vo. 1975/2006. Gelet op de aard van het geschil en het ontbreken van het inzicht of aan de overige voorwaarden voor uitbetaling van de subsidie door eiser wordt voldaan, ziet de rechtbank geen mogelijkheden om met toepassing van artikel 8:72, lid 4, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij dient verweerder ook het verzoek van eiser om vergoeding van de wettelijke rente in aanmerking te nemen.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 1). De gevorderde reiskosten van € 60,48, komen voor € 7,80 voor vergoeding in aanmerking (kosten openbaar vervoer Amsterdam-Haarlem 2e klas). Dit zijn de reiskosten van eiser. De reiskosten van de gemachtigde zijn opgenomen in de vergoeding voor rechtsbijstand. De gevorderde verletkosten van € 185,- voor het bijwonen van de terechtzitting gedurende 3,5 uur komen niet voor vergoeding in aanmerking nu deze kosten niet zijn onderbouwd.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.