ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ3761

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/2924
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. L. Beijen
  • mr. G. Guinau
  • mr. A.C. Terwiel - Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding in verband met de uitbreiding van luchtvaartterrein Schiphol en het gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft eiser verzocht om schadevergoeding vanwege de uitbreiding van het luchtvaartterrein van Schiphol. De rechtbank Noord-Holland heeft op 10 januari 2013 uitspraak gedaan in deze kwestie. Eiser, die zijn woning in 1977 heeft laten bouwen, claimde een schadevergoeding van € 120.000,-, waarvan € 80.000,- voor waardevermindering van zijn woning en € 40.000,- voor immateriële schade. Het primaire besluit van verweerster om geen schadevergoeding toe te kennen werd in eerste instantie gebaseerd op een advies van de adviescommissie Van Heijst, die concludeerde dat de woning van eiser buiten de 35 Ke-contour lag en dat de geluidsbelasting binnen de 26 dB(A) LAeq-zone bleef. Echter, na een heroverweging heeft verweerster in een bestreden besluit van 15 mei 2012 besloten om alsnog een schadevergoeding van € 5.000,- toe te kennen aan eiser.

Eiser stelde dat deze schadevergoeding in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat zijn buurman een hogere schadevergoeding had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de door verweerster gehanteerde gedragslijn, waarbij alleen van het advies van een adviescommissie wordt afgeweken indien de getaxeerde schadevergoeding sterk afwijkt van de adviezen van andere commissies, juist was. De rechtbank vond dat het verschil tussen 0,9% en circa 1% van de waarde van de woning niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van strijd met het gelijkheidsbeginsel.

De rechtbank concludeerde dat de adviescommissie Van Heijst als een onafhankelijke en deskundige commissie kan worden aangemerkt en dat de gedachtegang van de commissie voldoende controleerbaar was. Eiser had geen tegenadvies overgelegd om de taxatie van de schadevergoeding te betwisten. Daarom werd het beroep van eiser ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 januari 2013.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
bestuursrecht
zaaknummer: HAA AWB 12/2924
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 januari 2013 in de zaak tussen
[naam eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. S. Essakkili),
en
de besliscommissie van Schadeschap luchthaven Schiphol, verweerster
(gemachtigden: mr. B.P.M. van Ravels en mr. G.M. van den Broek).
Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2005 (het primaire besluit) heeft verweerster het verzoek van eiser om schadevergoeding in verband met de uitbreiding van het luchtvaartterrein van de luchthaven Schiphol afgewezen.
Bij besluit van 15 mei 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerster heeft daarbij het besluit van 17 oktober 2005 herroepen en beslist dat alsnog een schadevergoeding van € 5.000,- aan eiser wordt toegekend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.
Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser heeft zijn woning aan [adres] te [woonplaats] in 1977 laten bouwen en heeft de woning datzelfde jaar betrokken. Achter de woning van eiser ligt 2,5 ha bollengrond, welke grond in eigendom is van eiser, maar wordt verpacht aan een bollenkweker. Als gevolg van de uitbreiding van het luchtvaartterrein van de luchthaven Schiphol (vijfde baan) meent eiser € 120.000,- schade te hebben geleden, waarvan € 80.000,- in de vorm van waardevermindering van de woning en omliggende gronden en € 40.000,- in de vorm van immateriële schade. Bij brief van 16 januari 2004 heeft eiser verweerster verzocht die schade te vergoeden.
2. Aanvankelijk heeft verweerster - in navolging van het advies van 7 juli 2005 van de adviescommissie Van Heijst - geweigerd een schadevergoeding uit te keren. In dit advies werd geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding vanwege de ligging van de woning buiten de 35 Ke-contour en het feit dat - hoewel de woning anders dan in de oude situatie thans is gelegen binnen de 26 dB(A) LAeq-zone (geluidsbelasting in de nacht) - uit kaarten is gebleken dat de geluidsbelasting gedurende de nachtperiode binnen de 26 LAeq is gebleven. Daarnaast blijkt uit het advies dat is meegewogen dat eisers woning in aanmerking komt voor isolatie van de slaapkamers van overheidswege, hetgeen de adviescommissie als een materiële compensatie beschouwt voor de verslechterde geluidssituatie. In het bestreden besluit heeft verweerster, overeenkomstig een nader advies van de adviescommissie van 9 september 2011, het primaire besluit herroepen en alsnog een bedrag van € 5.000,- aan schadevergoeding toegekend aan eiser, vanwege de ligging van de woning in de 26 dB(A) LAeq-zone onder het vijfbanenstelsel.
3. Eiser heeft aangevoerd dat de beslissing tot schadevergoeding ten bedrage van € 5.000,-, zijnde 0,9% van de waarde van de woning, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. In dit verband heeft eiser erop gewezen dat de adviescommissie in de procedure van zijn buurman heeft geadviseerd tot een schadevergoeding die neerkomt op 2,6% van de waarde van diens woning. Ook heeft zijn buurman een voorschot toegekend gekregen, aldus eiser.
4. In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerster uiteengezet dat zij zich vanwege het grote aantal procedures omtrent schadevergoeding in verband met Schiphol laat adviseren door diverse adviescommissies. Alle adviescommissies, afgezien van de adviescommissie die in de procedure van de buurman van eiser heeft geadviseerd, hanteren een vaste lijn voor de taxatie van schadevergoedingen als gevolg van de ligging in de 26dB(A) LAeq-zone onder het vijfbanenstelsel, namelijk circa 1% van de waarde van de woning. Bij alle adviezen die verweerster in vergelijkbare zaken ontvangt, controleert zij of de getaxeerde schadevergoeding ligt rond de 1% van de waarde van de woning. Dat was niet het geval in het advies dat in de procedure van de buurman is afgegeven en daarom is verweerster van dat advies afgeweken en heeft zij de schadevergoeding vastgesteld op circa 1% van de waarde van de woning. De buurman heeft geen voorschot toegekend gekregen, aldus verweerster. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is volgens verweerster dan ook geen sprake.
5. De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State verweerster bij een besluit op een verzoek om schadevergoeding mag uitgaan van het advies van een door haar benoemde deskundige, indien op objectieve en onpartijdige wijze blijkt welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn. Dit is slechts anders wanneer concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dat advies naar voren zijn gebracht.
De rechtbank acht de door verweerster gehanteerde gedragslijn waarbij alleen van het advies van een adviescommissie wordt afgeweken indien de getaxeerde schadevergoeding sterk afwijkt van hetgeen door de grote meerderheid van de adviescommissies wordt geadviseerd, juist. Aan het verschil tussen 0,9% en (circa) 1% mag in redelijkheid niet een dusdanig groot gewicht worden toegekend dat dit zou moeten leiden tot de conclusie dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
6. Eiser heeft vervolgens aangevoerd dat verweerster haar besluit ten onrechte heeft gebaseerd op het advies van 9 september 2011 van de adviescommissie Van Heijst, nu de daarin geadviseerde schadevergoeding vanwege de ligging in de 26 LAeq-zone onjuist is en onvoldoende is gemotiveerd of onderzocht. Uit het advies blijkt dat de schadevergoeding slechts intuïtief is getaxeerd, aldus eiser.
7. In het advies van adviescommissie Van Heijst van 9 september 2011 is overwogen dat het object van eiser valt binnen de 26 LAeq-zone, waarmee eiser in aanmerking komt voor isolatie in de slaapkamervertrekken van overheidswege. De adviescommissie gaat er daarmee van uit dat aan de ter zake geldende geluidsnormen wordt voldaan, maar deze isolatie brengt desalniettemin nadelen met zich volgens de adviescommissie, nu niet meer met open ramen kan worden geslapen zonder verstoring van vliegtuiglawaai. Volgens de adviescommissie heeft eiser derhalve enige schade geleden als gevolg van de toename van de nachtelijke geluidsbelasting van < 26 LAeq naar > 26 LAeq. De adviescommissie heeft de woning van eiser met gebruikmaking van haar kennis, ervaring en inzicht getaxeerd, waarbij rekening is gehouden met wat een redelijk handelend potentiële koper op de peildatum objectief kon inschatten, onder andere ten aanzien van eventueel aan te brengen isolatie, waarbij tevens in overweging is genomen dat thans redelijkerwijs niet meer met de ramen open geslapen kan worden zonder verstoring door vliegtuiglawaai. De woning wordt voor de peildatum 29 april 1999 in de oude situatie getaxeerd op € 550.000,- en na de peildatum - na inwerkingtreding bestemmingsplan Schiphol-West e.o. en het vijfbanenstelsel - op € 545.000,-.
8. Vooropgesteld moet worden dat de adviescommissie Van Heijst kan worden aangemerkt als een onafhankelijke, deskundige commissie op het gebied van planschade en nadeelcompensatie. De rechtbank volgt verweerster in haar standpunt dat de gedachtegang van de adviescommissie duidelijk en voldoende controleerbaar is en op zichzelf voldoende basis vormt voor de besluitvorming. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet zonder nadere motivering in te zien waarom de getaxeerde waardevermindering onjuist is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser de advisering niet bestreden heeft met een tegenadvies. Verweerster heeft het advies dan ook aan haar besluitvorming ten grondslag mogen leggen.
9. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. L. Beijen, voorzitter, en mr. G. Guinau en mr. A.C. Terwiel - Kuneman, leden, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.