ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ5008

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C-15-200950 - KG ZA 13-92
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belangenafweging bij ontruiming van gekraakte ruimtes in voormalig slachthuis

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 maart 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een kraker en de Staat der Nederlanden. De kraker had drie ruimtes in een voormalig slachthuis gekraakt en vorderde een verbod op ontruiming door de Staat. De eigenaar van het slachthuis had een deel van het pand verhuurd aan een huurder die koelapparatuur verkoopt en stelde dat hij de gekraakte ruimtes nodig had voor veilingen. De voorzieningenrechter had eerder, op 21 december 2012, een verbod tot ontruiming afgewezen, maar moest nu opnieuw de proportionaliteit van de ontruiming beoordelen na nieuwe feiten en omstandigheden.

De voorzieningenrechter overwoog dat de huurder pas begin maart 2013 de ontruiming had aangezegd, terwijl er op 18 januari 2013 al een veiling had plaatsgevonden zonder gebruik van de gekraakte ruimtes. De Staat had geen overtuigende argumenten aangedragen dat de huurder de ruimtes dringend nodig had. Bovendien was het belang van de kraker bij huisvesting, beschermd onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), zwaarwegend. De voorzieningenrechter concludeerde dat het gebruik van de ruimtes door de kraker moest prevaleren boven dat van de huurder, vooral omdat de huurder per 31 december 2013 het gebruik van het slachthuis zou beëindigen.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van de kraker toegewezen en de Staat verboden om de gekraakte ruimtes te ontruimen. Daarnaast werd de Staat veroordeeld in de proceskosten van de kraker. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in gevallen van ontruiming van gekraakte panden, waarbij de rechten van de kraker en de noodzaak van de eigenaar om zijn eigendom te beschermen tegen strafbare feiten tegen elkaar moeten worden afgewogen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/200950 / KG ZA 13-92
Vonnis in kort geding van 11 maart 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. M.F. van Hulst,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. A.Th.M. ten Broeke.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van de Staat.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Het pand aan [adres] te Haarlem wordt gekraakt door (onder andere) [eiser]. Het pand (hierna: [het kraakpand]) staat op het zogenoemde Slachthuisterrein. [Het kraakpand] is een gemeentelijk monument en bestaat uit ongeveer twintig verschillende ruimten. Op de begane grond worden drie van die ruimten door (onder andere) [eiser] bewoond.
2.2. Cobraspen Beheer B.V. (hierna: Cobraspen) heeft vanaf 2009 een groot deel van [het kraakpand] als bedrijfsruimte verhuurd aan Hos B.V. (hierna: Hos). De huurovereenkomst is in 2011 uitgebreid met de verhuur van onder andere de ruimten waarin [eiser] verblijft. Bij overeenkomst van 22 oktober 2012 zijn Cobraspen en Hos overeengekomen dat Hos per 1 januari 2013 de ruimten op [het kraakpand] terrein om niet blijft gebruiken.
2.3. De bedrijfsactiviteiten van Hos richten zich op in- en verkoop van koelmachines en -installaties.
2.4. Cobraspen is voornemens geweest [het kraakpand]terrein te herontwikkelen, maar heeft met de gemeente geen overeenstemming kunnen bereiken over de herontwikkelingsplannen. De gemeente heeft besloten de erfpacht van [het kraakpand]terrein te beëindigen en zal het terrein zelf gaan ontwikkelen. De gemeente heeft de beëindiging van de erfpacht aangezegd tegen 31 december 2013.
2.5. De officier van justitie heeft bij brief van 12 oktober 2012, uitgereikt aan [eiser] op 12 oktober 2012, aan de personen die wonen of vertoeven in de Oorkondelaan 3 te Haarlem bericht dat zij worden aangemerkt als verdachten ter zake van overtreding van de artikelen 138, 138a en/of 139 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Voorts is aangekondigd dat het pand zal worden ontruimd binnen acht weken na dagtekening van de brief, te weten uiterlijk op 8 december 2012.
2.6. [eiser] heeft vervolgens een kort geding aangespannen tegen de Staat, waarin – samengevat – is gevorderd de Staat te verbieden om tot ontruiming over te gaan.
2.7. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis in kort geding van 21 december 2012 de vordering afgewezen. Hierbij heeft de voorzieningenrechter onder meer het volgende overwogen:
[…]
4.1. [eiser] heeft in de eerste plaats in de dagvaarding aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat – samengevat – de wetgever de grenzen van de hem toekomende margin of appreciation heeft overschreden, omdat de ontruimingsbevoegdheid van artikel 551a Wetboek van Strafvordering (“Sv’) in strijd met het bepaalde in artikel 8 lid 2 EVRM geen legitiem doel dient en niet noodzakelijk is in een democratische samenleving.
4.2. De Staat heeft in dit verband terecht gewezen op (onder meer) het arrest van de Hoge Raad van 28 oktober 2011, LJN BQ9880, waarin is overwogen dat de ontruimingsbevoegdheid van artikel 551a Sv (onder de in de beleidsbrief van het College van procureurs-generaal van 30 november 2010 gestelde voorwaarden) niet in strijd is met artikel 8 lid 2 EVRM. Het betoog van [eiser] op dit punt kan daarom niet slagen.
[…]
4.5. De vraag ligt vervolgens voor of een belangenafweging in dit concrete geval – die blijkens voornoemd arrest van de Hoge Raad dient te worden gemaakt in het kader van de proportionaliteitstoets – ertoe moet leiden dat in dit geval ontruiming niet gerechtvaardigd is. Daarbij dient de voorzieningenrechter te onderzoeken of de in abstracto door de wetgever gegeven voorrang aan het belang van de openbare orde, het beëindigen van strafbare feiten en de bescherming van rechten van derden boven het huisrecht van de kraker in het concrete geval de proportionaliteitstoets kan doorstaan. Die belangenafweging kan alleen plaatsvinden als de kraker feiten en omstandigheden aanvoert en aannemelijk maakt die in het concrete geval tot een andere dan de door de wetgever gemaakte afweging nopen, waarbij als uitgangspunt zal hebben te gelden dat een eigenaar het recht heeft om over zijn pand te beschikken zoals hij wil.
[…]
4.7. […] Voorts heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat het gekraakte gedeelte van [het kraakpand] feitelijk niet wordt gebruikt en dat ontruiming leidt tot leegstand voor onbepaalde duur. Volgens [eiser] is dit geen beschermenswaardig belang, zeker nu de beëindiging van de erfpacht en de onteigening van [het kraakpand]terrein in de loop van 2013 zullen zijn voltooid en gebleken is dat een overgrote meerderheid van de gemeenteraad geen enkel bezwaar heeft tegen het voortbestaan van de huidige situatie, aldus [eiser]. Voorts leidt ontruiming tot dakloosheid van [eiser] vanwege de woningnood in de lage(re) inkomensector in Haarlem. De Staat handelt met ontruiming bovendien in strijd met artikel 16 van het Europees Sociaal Handvest (ESH), op grond van welke bepaling staten dienen zorg te dragen voor een voldoende voorraad voor huisvesting van gezinnen, aldus nog steeds [eiser].
4.8. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht die tot de conclusie leiden dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, in die zin dat na ontruiming sprake zal zijn van een langdurige leegstand zonder uitzicht op verandering in die situatie. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Uit de stukken volgt dat (ook) met betrekking tot het gekraakte gedeelte van [het kraakpand] sprake is van een huurovereenkomst tussen Cobraspen en Hos, welke overeenkomst vanaf 1 januari 2013 in een gebruiksovereenkomst overgaat. Het staat Cobraspen vrij aan de huur- en gebruiksovereenkomst met Hos de voorkeur te geven boven een gebruiksovereenkomst met [eiser]. Op welke wijze het OM in de gegeven omstandigheden een gebruiksovereenkomst tussen Cobraspen en [eiser] had dienen te bewerkstellingen, is onvoldoende concreet gemaakt, zodat aan die stelling voorbij wordt gegaan.
Tijdens de bezichtiging ter plaatse is gebleken dat het niet-gekraakte gedeelte op de begane grond van [het kraakpand] in gebruik is bij Hos voor de opslag van allerlei (koel)machines en machine-onderdelen. Deze machines en onderdelen staan opgesteld in de verschillende ruimten, die in totaal, naar zeggen van Swart, ongeveer 10.000 m² beslaan. De voorzieningenrechter heeft tijdens de bezichtiging voorts geconstateerd dat het gekraakte gedeelte, dat in een op het oog aanmerkelijk mindere staat verkeert dan het niet-gekraakte gedeelte, bestaat uit drie grote met elkaar in verbinding staande vertrekken. Mede gelet op de grootte van het gekraakte gedeelte is de stelling van Swart dat Hos de thans gekraakte drie vertrekken (alle) incidenteel in gebruik had voor de opslag van klein materiaal, zoals koperen pijpen, leidingwerk en kabels, niet erg aannemelijk geworden. Anders is dit voor wat betreft het gestelde toekomstige gebruik. Swart heeft namelijk tijdens de bezichtiging aangegeven dat Hos bezig is met Troostwijk een veiling te organiseren van een groot aantal machines en machine-onderdelen. De kijkdag is gepland op 8 januari 2013, waarna, in verband met de afwikkeling van de veilingverkoop, de gekraakte ruimten in gebruik dienen te worden genomen om kopers en/of transporteurs op te kunnen vangen, die, naar verwachting van Swart, gedurende anderhalve maand na de veiling af en aan machines zullen komen afhalen. Voorts heeft Swart aangegeven na de geplande veiling in januari 2013 opnieuw machines in te zullen kopen, waarna op dezelfde wijze op [het kraakpand]terrein een veiling zal worden georganiseerd. Volgens Swart zijn er op [het kraakpand]terrein geen andere ruimten beschikbaar die als een dergelijk afhaalpunt kunnen fungeren. De voorzieningenrechter acht deze stellingen van Swart, die ertoe leiden dat na ontruiming (in ieder geval tot de beëindiging van het recht van erfpacht in de loop van 2013) geen sprake zal zijn van langdurige leegstand, niet ongeloofwaardig. Dat de staat van onderhoud van de gekraakte vertrekken zodanig slecht is dat niet aannemelijk is dat deze voor het door Swart gestelde doel zullen worden gebruikt, volgt de voorzieningenrechter niet. De staat van onderhoud vormt kennelijk thans evenmin een beletsel voor jonge kunstenaars om allerlei activiteiten te kunnen ontplooien.
[…]
4.10. Het voorgaande voert tot de slotsom dat in dit geval een strafrechtelijke ontruiming de proportionaliteitstoets kan doorstaan en dat het gevorderde niet toewijsbaar is.
2.8. Op 18 januari 2013 heeft er een veiling in [het kraakpand] plaatsgevonden, zonder dat daarbij de ruimtes zijn gebruikt waarin [eiser] verblijft.
2.9. Op 5 maart 2013 heeft de wijkagent aan [eiser] en de overige krakers medegedeeld dat zij uiterlijk op 10 maart 2013 [het kraakpand] moeten verlaten en dat anders tot ontruiming zal worden overgegaan. [eiser] heeft [het kraakpand] tot op heden niet verlaten.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat – het de Staat te verbieden om tot ontruiming van [het kraakpand] over te gaan.
3.2. De Staat voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [Eiser] legt allereerst aan zijn vordering ten grondslag dat de Staat niet tot ontruiming mag overgaan, omdat zij geen nieuwe ontruimingsaanzegging heeft gedaan. In de ontruimingsaanzegging van 12 oktober 2012 is medegedeeld dat de ontruiming binnen acht weken zal plaatsvinden. Er zijn inmiddels 11 weken verstreken sinds het kort geding vonnis op 21 december 2012 is gewezen en tot op heden heeft geen ontruiming plaatsgevonden. Gelet op het tijdsverloop mocht [eiser] ervan uit gaan dat de ontruiming opnieuw middels een ontruimingsaanzegging zou worden aangekondigd.
4.2. Dit betoog faalt. De voorzieningenrechter is met de Staat van oordeel dat de aangekondigde termijn van acht weken niets zegt over de geldigheidsduur van de aankondiging door de officier van justitie.
4.3. Uit het - in het kort geding vonnis van 21 december 2012 aangehaalde - arrest van de Hoge Raad van 28 oktober 2011 volgt dat de voorzieningenrechter dient te toetsen of de in abstracto door de wetgever gegeven voorrang van het belang van de openbare orde en de bescherming van de rechten van derden boven het huisrecht van de kraker, in de concrete omstandigheden van het geval de proportionaliteitstoets kan ontstaan. Daarbij is het aan [eiser] om te stellen en voldoende aannemelijk te maken dat zijn belang zwaarder moet wegen dan het reguliere belang van de Staat om aan een strafbare toestand, in het belang van de eigenaar, een einde te maken.
4.4. De Staat heeft in het vorige kort geding aangevoerd dat Hos de ruimtes waarin [eiser] verblijft, in de toekomst nodig heeft voor veilingen die zij in [het kraakpand] organiseert. De gekraakte ruimtes zou Hos willen gebruiken om kopers en/of transporteurs op te vangen die na de veiling de machines op komen halen. In het vonnis van 21 december 2012 heeft de voorzieningenrechter deze stellingen niet ongeloofwaardig geacht en geoordeeld dat gelet hierop de strafrechtelijke ontruiming de proportionaliteitstoets kan doorstaan.
4.5. [Eiser] heeft aangevoerd dat de veiling inmiddels heeft plaatsgevonden, zonder dat de gekraakte ruimtes zijn gebruikt. Het belang van de eigenaar van bij het gebruik van de ruimtes kan dus achteraf afwezig worden geacht. Voorts wordt de erfpacht per 31 december 2013 beëindigd, zodat [het kraakpand] nog slechts beperkte tijd door Hos zal worden gebruikt. [Eiser] beschikt niet over vervangende woonruimte en gelet op de woningnood in de gemeente Haarlem zal hij niet snel in aanmerking komen voor een sociale huurwoning. Het belang van [eiser] om in [het kraakpand] te kunnen blijven wonen moet daarom prevaleren boven het belang van de eigenaar, aldus [eiser].
4.6. De Staat heeft hiertegen aangevoerd dat de ontruiming door capaciteitsproblemen bij de politie niet eerder heeft kunnen plaatsvinden. Het uitblijven van de ontruiming geeft [eiser] geen aanspraak op een nieuwe beoordeling door de voorzieningenrechter. Doordat er op 18 januari 2013 nog geen ontruiming had plaatsgevonden, kon Hos tijdens de veiling geen gebruik maken van de gekraakte ruimtes, maar dat wil niet zeggen dat zij deze ruimtes kan missen. Zij heeft de veiling nu anders moeten organiseren. Hos gaat nog meer veilingen organiseren en dan heeft zij deze ruimtes wel degelijk nodig. De ontruiming kan de proportionaliteitstoets dus nog steeds doorstaan, aldus de Staat.
4.7. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Na het kort gedingvonnis van 21 december 2012 is de Staat niet tot ontruiming overgegaan. Sindsdien hebben zich nieuwe feiten en omstandigheden voorgedaan. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter opnieuw moeten beoordelen of de ontruiming de proportionaliteitstoets kan doorstaan. De voorzieningenrechter neemt hierbij in de eerste plaats in aanmerking dat in oktober 2012 de ontruiming is aangezegd, dat vervolgens bij kort gedingvonnis van 21 december 2012 het door [eiser] gevorderde verbod tot ontruiming is afgewezen en dat de Staat vervolgens niet tot ontruiming van [het kraakpand] is overgegaan. Eerst begin maart 2013 is aan [eiser] de ontruiming aangezegd. Gelet op dit tijdsverloop ligt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voor de hand dat Hos de gekraakte ruimtes zeer dringend nodig heeft. Er heeft bovendien op 18 januari 2013 een veiling plaatsgevonden, zonder dat de door [eiser] bezette ruimtes zijn gebruikt. De Staat heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit voortvloeit dat de veilingen niet georganiseerd kunnen worden zonder dat gebruik kan worden gemaakt van de ruimtes waarin [eiser] verblijft, dan wel dat uit dit gebruik tijdens de veiling op 18 januari 2013 (enig) nadeel is voortgevloeid. Hiertegenover staat het in artikel 8 EVRM beschermde belang van [eiser] bij huisvesting. Nu tot slot duidelijk is geworden dat Hos per 31 december 2013 het gebruik van [het kraakpand] zal beëindigen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het gebruik van de gekraakte ruimtes door [eiser] moet prevaleren boven het gebruik van de ruimtes door Hos. De primaire vordering van [eiser] te verbieden dat de Staat de door hem gebruikte ruimtes aan de Oorkondelaan te Haarlem zal ontruimen, zal derhalve worden toegewezen. De overige vorderingen zullen bij gebrek aan belang worden afgewezen.
4.8. De Staat zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 76,71
- griffierecht € 75,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 967,71
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt de Staat tot ontruiming over te (doen) gaan van de door [eiser] in gebruik zijnde ruimtes aan de [adres] te [postcode] Haarlem,
5.2. veroordeelt de Staat in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 943,00,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het overig gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries op 11 maart 2013.?